vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde]
,
wonende te Zwijndrecht,
gedaagde,
in persoon procederend.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “Q-Park” en “ [gedaagde] ”.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de
kantonrechter kennis heeft genomen:
• het exploot van dagvaarding van 28 september 2019, met producties;
• de conclusie van antwoord;
• de conclusie van repliek, met productie;
• de conclusie van dupliek.
2 De vaststaande feiten
2.1
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties, waaronder de
parkeeraccommodatie Rotterdam-De Rotterdam (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2.
Door middel van het verzoeken om en ontvangen/accepteren van het parkeerticket of
het binnenrijden met een betaalpas of met abonnement kunnen bezoekers zich de toegang
tot de parkeeraccommodatie verschaffen en ontstaat een parkeerovereenkomst met Q-Park.
2.3.
Op het informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie worden voorafgaand
aan het naar binnen rijden de geldende tarieven vermeld en wordt verwezen naar de
(toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden en de plaats waar deze kunnen worden
opgevraagd.
2.4.
Artikel 5.9 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
“De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal tweemaal of driemaal het geldende dagtarief, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,-.”
2.5.
Artikel 6.4 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
“Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden”, waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (..), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,-.”
2.6.
Door de in de parkeeraccommodatie aanwezige camera’s is geconstateerd dat het
voertuig met kenteken [kentekennummer] type Mini One D op 6 februari 2018 om 22:17 uur de parkeeraccommodatie heeft verlaten door bumper klevend achter een voorganger langs de slagboom te rijden.
2.7.
Het kenteken [kentekennummer] staat op naam van [gedaagde] .
3 Het geschil
3.1
Q-Park heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 414,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2018, althans vanaf datum verzuim, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Q-Park het volgende ten grondslag gelegd. Tussen partijen bestaat een parkeerovereenkomst. [gedaagde] heeft de parkeeraccommodatie in strijd met de parkeerovereenkomst verlaten zodat zij op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden naast het “verloren kaart’ tarief een schadevergoeding van € 300,- is verschuldigd. Subsidiair heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens Q-Park gehandeld.
Naast een hoofdsom van € 360,- (verloren tarief ad € 60,- en de boete ad € 300,-) vordert
Q-Park een bedrag van € 54,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en voert daartoe aan dat zij door eerdere ervaringen met een niet opengaande slagboom en slechte bereikbaarheid van Q-Park zich genoodzaakt voelde achter haar voorganger aan te rijden. Ondanks dat zij een uitrijkaart had, was het die dag belangrijk dat ze snel de garage kon verlaten.
4 De beoordeling
4.1
Niet is in geschil dat [gedaagde] voorafgaand aan het verlaten van de parkeeraccommodatie het verschuldigde parkeergeld niet heeft voldaan nu zij haar uitrijkaart niet heeft laten registreren. [gedaagde] is in dat geval op grond van artikel 5.9 van de algemene voorwaarden (zie 2.4) het parkeertarief verschuldigd. Onweersproken is gebleven dat dit tarief € 60,- bedraagt zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
4.2
[gedaagde] heeft gehandeld in strijd met artikel 6.4 van de algemene voorwaarden (zie 2.5) door de parkeeraccommodatie te verlaten zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs. Dat de slagboom wellicht op andere dagen niet opende toen [gedaagde] haar parkeerbewijs invoerde maakt nog niet dat het haar daarom is toegestaan de
parkeeraccommodatie te verlaten op de wijze zoals zij dat op 6 februari 2018 heeft gedaan. Ook niet als, zoals zij bij conclusie van dupliek nog aanvoerde maar door Q-Park wordt betwist, de slagboom wel erg lang open bleef staan. [gedaagde] is de schadevergoeding dan ook aan Q-Park verschuldigd.
4.3
Nu het hier consumentenovereenkomst betreft dient ambtshalve te worden beoordeeld of het beding in de algemene voorwaarden, op grond waarvan Q-Park een boete van € 300,- vordert, als oneerlijk beding of als onredelijk bezwarend beding moet worden aangemerkt (vgl. HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691). Volgens artikel 3 lid 1 van de Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de Richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Een beding is daarnaast vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand gekomen zijn, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233 aanhef en onder b BW).
4.4
Door Q-Park is – kort samengevat – aangevoerd dat het boetebeding de schade moet vergoeden die Q-Park ten gevolge van het treintje rijden lijdt. Zo registreert door het treintje rijden het systeem van de parkeergarage niet dat een bezette plaats is verlaten en loopt Q-Park zodoende inkomsten mis. Q-Park maakt daarnaast kosten om overtreders te achterhalen en ook kan er schade ontstaan aan apparatuur. Q-Park heeft daarnaast aangevoerd dat treintje rijden gevaar kan opleveren voor de voorganger en andere weggebruikers. Q-Park heeft er voorts groot belang bij dat parkeerfraude wordt tegengegaan.
Tegen deze achtergrond kan worden geoordeeld dat de boete in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de boete is gesteld en is het boetebeding niet aan te merken als een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn of een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. De schadevergoeding van € 300,- zal dan ook worden toegewezen.
4.5
Nu [gedaagde] met betaling van deze bedragen in gebreke is gebleven, is zij op grond
van artikel 6:119 BW de wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente zal dan ook
worden toegewezen, zoals hierna vermeld.
4.6
Q-Park vordert een vergoeding ten bedrage van € 54,- voor door haar gemaakte
buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient te worden beoordeeld aan de hand
van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De
gevorderde vergoeding zal worden toegewezen, nu de door Q-Park aan [gedaagde] verstuurde aanmaning van 9 maart 2018 voldoet aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan [gedaagde] .
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen nu niet is gesteld of gebleken dat Q-Park deze kosten reeds aan haar incassogemachtigde betaald heeft.
4.7
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
5 De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een
bedrag van € 414,- vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een
bedrag van € 360,- vanaf 26 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Q-Park
vastgesteld op € 203,21 aan verschotten en € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: