Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/682053-18
Datum uitspraak: 26 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , gemeente [naam gemeente ] ,
raadsman mr. J. Biemond, advocaat te Den Haag.
10 Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden,
bepaalt deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderd en twintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, als volgt:
gelast de teruggave aan de rechthebbende [naam slachtoffer] van:
het paard ( [naam paard] ) [registratienummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 mei 2014 tot en met 6 januari 2017 te [plaats 1 delict ] , gemeente [naam gemeente 1] en/of [plaats 2 delict ] , gemeente [naam gemeente 2] , in elk geval in Nederland, opzettelijk een paard, genaamd [naam paard] en/of bijbehorend paardenpaspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als degene aan wie het paard [naam paard] en/of paardenpaspoort
- als eiseres in conventie, inhoudende de vordering tot afgifte van het paard
en paardenpaspoort, door de rechtbank Leeuwarden, sector civiel recht, bij
het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis d.d. 15 augustus 2012, is
toegewezen en/of vervolgens
- op of omstreeks 26 augustus 2012 door die [naam slachtoffer] is afgegeven, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij op of omstreeks 08 september 2015 te ' s-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een schriftelijk stuk van Huisdieren- en Paardencrematorium Rotterdam d.d. 30 mei 2014, betreffende de individuele crematie van het paard [naam paard] op 24 mei 2014, als ware het echt en onvervalst,
door dit schriftelijk stuk te overleggen bij de comparitie van partijen in de civiele procedure over de eigendom van het paard [naam paard] bij het Gerechtshof Den Haag;