4 Waardering van het bewijs
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. In de visie van de verdediging kan een digitaal word-document van een verbetervonnis van de rechtbank Den Haag noch een uitdraai uit de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA), dan wel uit die GBA-uitdraai verkregen informatie, worden gekwalificeerd als een ‘goed’ in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank honoreert het verweer van de raadsman en overweegt daartoe het volgende.
Het begrip ‘goed’ in de zin van artikel 321 Sr wordt in de jurisprudentie ruim uitgelegd.
Ook een niet-stoffelijk object kan, zoals ook door de officier van justitie is aangevoerd, daaronder worden begrepen, mits het gaat om een object dat naar zijn aard geschikt is om aan de feitelijke heerschappij van een ander te worden onttrokken. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt daarbij individualiseerbaarheid als criterium, namelijk dat zodra de één de feitelijke macht over een goed heeft verkregen, de ander deze heeft verloren. Die situatie doet zich hier niet voor. Door het zich wederrechtelijk toe-eigenen van een word-document van de rechtbank Den Haag en van GBA-uitdraaien die door een medewerker van de rechtbank Den Haag zijn opgevraagd uit GBA-online, heeft de rechtbank Den Haag immers niet de beschikkingsmacht over het betreffende word-document en de betreffende gegevens uit de GBA verloren. Nu er dus geen sprake is van ‘goederen’ als bedoeld in artikel 321 en dit bestanddeel dus niet bewezen kan worden, dient er vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair te volgen.
Vrijspraak feit 2 primair
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting is niet met de benodigde mate van zekerheid komen vast te staan dat de verdachte de onder 2 ten laste gelegde brieven heeft opgemaakt. Onder die omstandigheden moet de verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Conclusie
Het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Op basis van de inhoud van het dossier is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 subsidiair redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op die wijze begaan dat:
2. subsidiair
hij op 6 december 2012 in Nederland, telkens opzettelijk, valse geschriften, voorhanden heeft gehad en heeft afgeleverd, bestaande die valsheid hierin dat
-er één of meer brieven (door een persoon, zijnde geen medewerker van de Rechtbank
Den Haag) zijn opgemaakt op briefpapier voorzien van het logo "Rechtbank 's-Gravenhage" en voorzien van een stempel met de tekst "Rechtbank 's-Gravenhage" en gericht aan mr. R.A. Kaarls en mr. I.N. Weski en mr. M. van Stratum;
-met telkens als valselijke inhoud dat er in het tegen hun cliënt(en), (genaamd [naam 1] ), opgemaakte dossier in het onderzoek Diamond onjuistheden staan vermeld en dat er ongeautoriseerd onderzoek naar hun cliënt(en) is uitgevoerd;
-en (telkens valselijk zijn ondertekend door 'een bezorgde rechtsdienaar',
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen en bestaande dat voorhanden hebben en het afleveren hierin dat hij, voornoemde valse geschriften, heeft overhandigd aan een persoon genaamd [naam medeverdachte] (werkzaam bij de Rechtbank Den Haag), met het verzoek deze vanuit de Rechtbank
Den Haag per fax te verzenden aan (respectievelijk) mr. R.A. Kaarls en mr. I.N. Weski, en mr. M. Stratum,
terwijl hij wist dat deze geschriften bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
10 Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 februari 2015 te Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een (digitaal) word-document, betreffende een (sjabloon van een) verbetervonnis, en/of gba-uitdraaien, in elk geval de bijbehorende personalia en/of adres(-sen) van
- een persoon genaamd [naam 2] en/of
- een persoon genaamd [naam 3] en/of
- een persoon genaamd [naam 4] en/of
- een persoon genaamd [naam 5] en/of
- een persoon genaamd [naam 6] en/of
- een persoon genaamd [naam 7] en/of
- een persoon genaamd [naam 8] en/of
- een persoon genaamd [naam 9] en/of
- een persoon genaamd [naam 10] en/of
- een persoon genaamd [naam 11] en/of
- een persoon genaamd [naam 12]
dat/die toebehoorde(n) aan de Rechtbank Den Haag en welke goed (-eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn/haar persoonlijke dienstbetrekking als medewerker van de Rechtbank voornoemd, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), zich wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 februari 2015 te Den Haag, in elk geval in Nederland, (een) goed(eren), te weten een (digitaal) word-document, betreffende een (sjabloon van een) verbetervonnis, en/of gba-uitdraaien, in elk geval de bijbehorende personalia en/of adres(-sen) van
- een persoon genaamd [naam 2] en/of
- een persoon genaamd [naam 3] en/of
- een persoon genaamd [naam 4] en/of
- een persoon genaamd [naam 5] en/of
- een persoon genaamd [naam 6] en/of
- een persoon genaamd [naam 7] en/of
- een persoon genaamd [naam 8] en/of
- een persoon genaamd [naam 9] en/of
- een persoon genaamd [naam 10] en/of
- een persoon genaamd [naam 11] en/of
- een persoon genaamd [naam 12]
dat/die toebehoorde aan de Rechtbank Den Haag en/of de Staat der Nederlanden, heeft verworven (van een persoon genaamd [naam medeverdachte] ) en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door opzettelijke schending van wettelijke geheimhoudingsplichten/beroeps- of ambtsgeheimen, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks het jaar 2012 te Den Haag, in elk geval in Nederland, telkens een geschrift een dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s);
-één of meer brieven opgemaakt op briefpapier voorzien van het logo "Rechtbank
's-Gravenhage" en voorzien van een stempel met de tekst "Rechtbank 's-Gravenhage" en deze heeft gericht aan mr. R.A. Kaarls en/of mr. I.N. Weski en/of mr. M. Stratum;
-met (telkens) als (valselijke) inhoud dat er in het tegen hun cliënt(en), (telkens) genaamd [naam 1] , opgemaakte dossier in het onderzoek Diamond onjuistheden staan vermeld en/of dat er ongeautoriseerd onderzoek naar hun cliënt(en) is uitgevoerd;
-en met (telkens) valselijk ondertekend door 'een bezorgde rechtsdienaar'
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en)/document(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 december 2012, te Den Haag, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) vals(e) of vervalst(e) geschrift(en), voorhanden heeft gehad en/of heeft afgeleverd, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
-er één of meer brieven (door een persoon, zijnde geen medewerker van de Rechtbank
Den Haag) zijn opgemaakt op briefpapier voorzien van het logo "Rechtbank 's-Gravenhage" en voorzien van een stempel met de tekst "Rechtbank 's-Gravenhage" en gericht aan mr. R.A. Kaarls en/of mr. I.N. Weski en/of mr. M. van Stratum;
-met (telkens) als (valselijke) inhoud dat er in het tegen hun cliënt(en), (genaamd [naam 1] ), opgemaakte dossier in het onderzoek Diamond onjuistheden staan vermeld en/of dat er ongeautoriseerd onderzoek naar hun cliënt(en) is uitgevoerd;
-en (telkens) (valselijk)(op ambtseed) zijn ondertekend door 'een bezorgde rechtsdienaar'
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
en bestaande dat voorhanden hebben en/of het afleveren hierin dat door hij, voornoemde vals(e) of vervalst(e) geschrift(en), heeft overhandigd aan een persoon genaamd [naam medeverdachte] (werkzaam bij de Rechtbank Den Haag), met het verzoek deze vanuit de Rechtbank Den Haag per fax te verzenden aan (respectievelijk) mr. R.A. Kaarls en/of mr. I.N. Weski, en/of mr. M. Stratum.
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht