RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 5797951 VZ VERZ 17-4602
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
[verzoekster]
,
wonende te [plaatsnaam],
verzoekster,
gemachtigde: mr. P. van Riessen te Gouda,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
At Home Vastgoed B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. W.H.J.W. de Brouwer te Rotterdam
Partijen worden hierna ‘[verzoekster]’ en ‘At Home’ genoemd.
2 De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.
2.1.
At Home biedt huurwoningen aan in Rotterdam. Op haar website wordt verwezen naar de website van haar zustervennootschap Staffhousing B.V., die zich presenteert als een gevestigde naam op het gebied van personeelshuisvesting in Nederland.
2.2.
[verzoekster], geboren op [geboortedatum], is op 1 augustus 2016 voor onbepaalde tijd bij At Home in dienst getreden in de functie van commercieel medewerkster. Het salaris van [verzoekster] bedraagt € 1.900,- bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
Naast haar dienstverband bij At Home exploiteert [verzoekster] een eigen bedrijf gericht op vastgoedbeheer onder de naam [bedrijfsnaam].
2.4.
In artikel 24 van de arbeidsovereenkomst is een verbod opgenomen om gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst voor anderen werkzaamheden te verrichten, waarbij een uitzondering is opgenomen voor de huur en verhuur van woningen van [de vader van verzoekster]de vader van [verzoekster]), [bedrijfsnaam] en eventuele eigen panden.
2.5.
In artikel 25 van de arbeidsovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen, waarbij een uitzondering is overeengekomen voor het verhuren en beheren van de woningen van [de vader van verzoekster], [bedrijfsnaam] en eventuele eigen panden.
2.6.
Op 20 november 2016 hebben At Home en [verzoekster] een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van het dienstverband van [verzoekster] per 28 februari 2017. Volgens de vaststellingsovereenkomst is [verzoekster] met onmiddellijke ingang vrijgesteld van werkzaamheden en betaalt At Home het salaris van [verzoekster] door tot 28 februari 2017. In deze vaststellingsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen op grond waarvan het [verzoekster] – kort gezegd – gedurende een periode van 24 maanden na einde arbeidsovereenkomst verboden is op enigerlei wijze zakelijke contacten aan te gaan of te onderhouden met relaties van At Home.
2.7.
At Home heeft het salaris over de maand december 2016 niet aan [verzoekster] betaald.
2.8.
De levenspartner van [verzoekster], [naam partner], (hierna: “[X]”) is met ingang van
1 juni 2016 in dienst getreden, eveneens in de functie van commercieel medewerker, bij Staffhousing B.V. Hij is op staande voet ontslagen op 23 december 2016 en hij heeft ter zake van dat ontslag eveneens een procedure aanhangig gemaakt. Beide zaken zijn op hetzelfde moment mondeling behandeld en in die ontslagzaak met zaaknummer 5749324 VZ VERZ 17-3050 heeft de kantonrechter heden eveneens uitspraak gedaan.
2.9.
Bij e-mailbericht van 2 januari 2017 heeft de gemachtigde van At Home – onder meer – het volgende – aan [verzoekster] bericht:
“(…)
Zij informeerde mij dat zij tot haar spijt heeft moeten constateren dat u heeft gemeend de vaststellingsovereenkomst op het punt van het relatiebeding niet na te leven.
Dit levert een tekortkoming op in de nakoming van de verbintenis die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
Hiermee kondig ik de ontbinding aan namens cliënte van de tussen u beiden geldende overeenkomst.
Voorgaande brengt met zich mee dat cliënte zich niet langer gehouden voelt de resterende periodieke betalingen aan u te voldoen. (…)”
2.10.
Bij e-mailbericht van 13 januari 2017 heeft de gemachtigde van [verzoekster] aan de gemachtigde van At Home – kort gezegd – bericht dat [verzoekster] de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst door At Home aanvaardt en dat dat betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen als gevolg van de ontbinding voortduurt. zodat [verzoekster] aanspraak maakt op doorbetaling van haar salaris, ook over en na 1 maart 2017.
2.11.
Bij e-mailbericht van 16 januari 2017 aan de gemachtigde van [verzoekster] ome
heeft de gemachtigde van At Home de arbeidsovereenkomst tussen partijen – kort gezegd – per direct opgezegd met als dringende reden het zonder toestemming beconcurreren van At Home door middel van het niet toegestane gebruik van het relatiebestand van At Home door [verzoekster].
5 De beoordeling
Termijn indiening verzoek
5.1.
Het verzoek is – gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 aanhef en sub a jo. artikel 7:681 lid 1 BW – tijdig ingediend.
5.2.
In dit geschil twisten partijen over de vraag of [verzoekster] recht heeft op een billijke vergoeding in de zin van artikel 7:681 lid 1 sub a BW, de vergoeding ex artikel 7:672 lid 10 BW wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en betaling van het salaris voor de maand december 2016, met nevenverzoeken. In dat verband dient tevens beoordeeld te worden of de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden alsmede of sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet.
Buitengerechtelijke ontbinding vaststellingsovereenkomst
5.3.
Anders dan At Home stelt, kan het in 2.9 genoemde e-mailbericht van haar gemachtigde aan [verzoekster] niet anders gelezen en begrepen worden dan dat At Home de met [verzoekster] overeengekomen vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van het dienstverband (buitengerechtelijk) ontbindt. In het betreffende e-mailbericht wordt immers de ontbinding ingeroepen, omdat [verzoekster] de vaststellingsovereenkomst op het punt van het relatiebeding niet naleeft. Tevens wordt in datzelfde e-mailbericht vermeld dat At Home zich niet langer gehouden acht om de resterende periodieke betalingen, te weten het salaris, aan [verzoekster] te voldoen en dat At Home [verzoekster] aansprakelijk stelt voor de geleden en nog te lijden schade.
De reactie van de gemachtigde van [verzoekster] op dat e-mailbericht van 13 januari 2017, die met instemming van beide gemachtigden in deze procedure is overgelegd, namelijk de aanvaarding van de ontbinding en niet ook van de reden daarvan zoals At Home ten onrechte stelt, is dan ook niet onbegrijpelijk. Dat klemt temeer nu At Home [verzoekster] op een later moment op staande voet heeft ontslagen. Indien aangenomen wordt dat de vaststellings-overeenkomst niet buitengerechtelijk is ontbonden door het e-mailbericht van de gemachtigde van At Home van 2 januari 2017 en dat aangenomen wordt dat die overeenkomst dus nog bestaat, dan valt niet in te zien waarom At Home [verzoekster] vervolgens nog op staande voet heeft ontslagen. Bedoeld ontslag op staande voet zal hierna worden beoordeeld.
5.4.
Het bovenstaande leidt dan ook tot de conclusie dat de tussen partijen op 20 november 2016 gesloten vaststellingsovereenkomst door de buitengerechtelijke ontbinding haar rechtskracht heeft verloren. Overigens heeft die beslissing voor de loonbetaling van At Home als zodanig geen consequenties meer. Weliswaar geldt op basis van de hierna volgende overwegingen dat het ontslag op staande voet van 16 januari 2016 rechtskracht ontbeert, doch nu [verzoekster] geen beroep heeft gedaan op de vernietiging van de opzegging, maar “enkel” een billijke vergoeding heeft verzocht, is daarmee het einde van de arbeidsovereenkomst per 16 januari 2017 een feit en is de vraag of de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2017 al dan niet is geëindigd ingevolge de vaststellingsovereenkomst nog slechts van academisch belang.
Ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven
5.5.
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Op grond van artikel 7:671 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Volgens artikel 7:671 lid 1 sub c BW geldt die eis niet wanneer de opzegging geschiedt op grond van artikel 7:677 lid 1 BW, waarin is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
5.6.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat voor het antwoord op de vraag of een ontslag onverwijld is gegeven beslissend is het tijdstip waarop de dringende reden voor dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. Indien eenmaal degene die bevoegd is het ontslag te verlenen van de gewraakte gedraging van de werknemer op de hoogte is, moet het ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven. In beginsel wordt geen uitstel geduld in de rechtspraak. Er zijn evenwel uitzonderingen waarin het de werkgever vergund wordt het ontslag niet onmiddellijk te effectueren. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er nader onderzoek nodig is (HR 27 april 2001, JAR 2001/95).
5.7.
In dit geval is kennelijk eind december 2016/begin januari 2017 door At Home geconstateerd dat [verzoekster] zich niet houdt aan het in de vaststellingsovereenkomst opgenomen relatiebeding, als gevolg waarvan de gemachtigde van At Home op 2 januari 2017 het in 2.9 genoemde e-mailbericht aan [verzoekster] heeft verzonden waarbij de vaststellingsovereenkomst is ontbonden. Vervolgens wordt [verzoekster] pas op 16 januari 2017 op staande voet ontslagen wegens dezelfde reden die ook aan de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst ten grondslag is gelegd, namelijk overtreding van het relatiebeding. Hoewel de gemachtigde van At Home tijdens de mondelinge behandeling heeft ontkend dat sprake is van een ontslag op staande voet kan ook het e-mailbericht van 16 januari 2017, gelet op de context daarvan en op het eerdere e-mailbericht van de gemachtigde van [verzoekster] van 13 januari 2017 waarin de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst namens [verzoekster] is aanvaard, niet anders worden gelezen dan dat de arbeidsovereenkomst namens At Home per direct wordt opgezegd wegens een dringende reden. Die opzegging komt echter veel te laat, aangezien At Home kennelijk al op 2 januari 2017 had geconstateerd dat [verzoekster] zich niet aan het relatiebeding houdt. At Home had op dat moment dan ook meteen tot ontslag moeten overgaan. In plaats daarvan heeft At Home echter gewacht tot 16 januari 2017 voor het geven van het ontslag op staande voet, terwijl de dringende reden voor het ontslag al op 2 januari 2017 bij At Home bekend was. Nader onderzoek was derhalve niet noodzakelijk. Door deze niet voortvarende handelwijze heeft At Home de vereiste onverwijldheid van het ontslag dan ook verspeeld. Dat betekent dat het ontslag op staande voet alleen al op basis van formele redenen rechtskracht ontbeert. Dat impliceert tevens dat de kantonrechter niet meer toekomt
aan de inhoudelijke beoordeling van de dringende reden voor het ontslag.
De vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst
5.8.
Nu At Home de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op onregelmatige wijze - zonder inachtneming van de opzegtermijn van een maand - heeft opgezegd, is At Home jegens [verzoekster] schadeplichtig. De in dat kader door [verzoekster] verzochte vergoeding van € 3.243,48 bruto aan salaris en 8% vakantiedag over de periode tot 1 maart 2017 is cijfermatig niet door At Home weersproken. Dat bedrag wordt dan ook toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 16 januari 2017, gezien het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW.
Salaris periode 1 december 2016 tot en met 16 januari 2017
5.9.
Tussen partijen staat vast dat At Home het salaris over de periode van 1 december 2016 tot de datum van ontslag op 16 januari 2017 niet aan [verzoekster] heeft betaald. Aangezien de arbeidsovereenkomst in die periode nog bestond, is At Home ook gehouden om het salaris over dat tijdvak aan [verzoekster] te betalen. Het in dat kader door [verzoekster] berekende bedrag van
€ 3.177,29 bruto inclusief 8% vakantietoeslag is evenmin cijfermatig door At Home weersproken, zodat ook dat bedrag wordt toegewezen.
5.10.
Gelijk hiervoor ook al overwogen heeft [verzoekster] geen vernietiging van de opzegging verzocht, maar heeft zij “enkel” aanspraak gemaakt op de billijke vergoeding van artikel 7:681 lid 1 BW.
5.11.
Voor toekenning van de billijke vergoeding vereist de wet in genoemd artikel 7:681 lid 1 BW niet uitdrukkelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter dat het de werkgever ernstig valt aan te rekenen indien de arbeidsovereenkomst is opgezegd in strijd met de daarvoor geldende regels (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 4, p. 61). Daarbij heeft de kantonrechter de mogelijkheid om de hoogte van de vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de omstandigheden van het geval. De hoogte van de billijke vergoeding moet - naar haar aard - in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Als het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, moet de werkneemster hiervoor volgens de wetsgeschiedenis worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van die werkgever te voorkomen (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 32). De billijke vergoeding kent derhalve twee componenten, te weten compensatie van de waarde van de arbeidsovereenkomst en een zogenaamd punitief element.
Ten aanzien van het eerste element geldt dat [verzoekster] eerder heeft ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2017. Zou zij derhalve niet op 16 januari 2017 op staande voet zijn ontslagen en zou de werkgever de vaststellingsovereenkomst ook niet ontbonden hebben, dan zou de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2017 met wederzijds goedvinden zijn beëindigd. Nu vaststaat dat [verzoekster] haar salaris tot genoemde datum van
1 maart 2017 krijgt doorbetaald in de vorm van de vergoeding wegens de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst, moet worden geoordeeld dat het element van de compensatie van de waarde van de arbeidsovereenkomst niet leidt tot toekenning van enig bedrag aan billijke vergoeding
De andere component van de billijke vergoeding die een punitief karakter draagt vanwege het onterecht grijpen naar de voor de werknemer zwaarste sanctie in het arbeidsrecht strekt er ook toe [verzoekster] te compenseren voor de feitelijke en psychische overlast die zij van het ontslag op staande voet heeft ondervonden. Bovendien laat de kantonrechter bij de weging van het punitieve element meewegen dat [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat At Home in eerdere vergelijkbare gevallen op dezelfde wijze verschillende personeelsleden op onterechte gronden op staande voet heeft ontslagen. Tevens is van belang dat de zusteronderneming met de heer [M.] aan het roer ook de levenspartner van [verzoekster] ten onrechte op staande voet heeft ontslagen, zoals is beslist in de beslissing die de kantonrechter te Rotterdam heden eveneens heeft gegeven. De toe te kennen billijke vergoeding dient op een zodanig bedrag te worden vastgesteld dat At Home en haar zusteronderneming ervan worden weerhouden opnieuw tot dergelijk handelen over te gaan.
5.12.
Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding houdt de kantonrechter voorts rekening met alle relevante omstandigheden van het geval, in het bijzonder met de leeftijd van [verzoekster] (thans 26 jaar), de relatief korte duur van het dienstverband (ruim zes maanden), het salaris van € 1.900,- bruto per maand en het feit dat zij voor haar inkomsten niet alleen afhankelijk is van haar dienstverband bij At Home, omdat haar eigen bedrijf [bedrijfsnaam] ook inkomsten genereert.
5.13.
Bovenstaande omstandigheden afwegend, ziet de kantonrechter aanleiding voor toekenning van een billijke vergoeding van € 6.000,-, globaal overeenkomend met drie maandsalarissen. De verzochte wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf veertien dagen, te rekenen vanaf de datering van deze beschikking, omdat aangenomen moet worden dat At Home vanaf dat moment in verzuim is met de betaling daarvan. De eveneens verzochte wettelijke verhoging is niet toewijsbaar, aangezien de billijke vergoeding niet aangemerkt kan worden als loon in de zin van artikel 7:625 BW.
5.14.
De verzochte wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het salaris is toewijsbaar, op de wijze zoals hierna vermeld. Gelet op de handelwijze van At Home jegens [verzoekster] ten aanzien van het onterecht gegeven ontslag op staande voet en de gestopte salarisbetaling in de “feestmaand” zoals At Home zelf ter zitting gesteld heeft, wordt voor matiging van de wettelijke verhoging geen aanleiding gezien. De verzochte wettelijke verhoging over de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst is niet toewijsbaar, omdat ook die vergoeding niet kan worden aangemerkt als loon in de zin van artikel 7:625 BW.
5.15.
De door [verzoekster] verzochte wettelijke rente over de hiervoor toegewezen bedragen wordt als niet weersproken toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
5.16.
Nu de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst door ernstig verwijtbaar handelen van At Home is geëindigd, kan At Home op grond van het bepaalde in artikel 7:653 lid 4 BW geen rechten meer aan het non-concurrentiebeding ontlenen. Datzelfde geldt overigens ook ten aanzien van het relatiebeding, aangezien een relatiebeding ook onder de werking van artikel 7:653 BW valt (HR 3 maart 2017, NJ 2017/126).
5.17.
At Home wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten bestaan tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] uit het griffierecht van
€ 470,- en het salaris voor haar gemachtigde van € 400,-.
6 De beslissing
De kantonrechter:
- -
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoekster] te betalen het achterstallige salaris over de periode van 1 december 2016 tot en met 16 januari 2017 van € 3.177,29 bruto inclusief 8% vakantietoeslag, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW berekend op de wijze zoals in dat artikel is beschreven, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 januari 2017, en over de wettelijke verhoging vanaf de datum van deze beschikking tot de dag van de algehele voldoening;
- -
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 3.243,48 bruto aan vergoeding ex artikel 7:672 lid 10 BW wegens de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 16 januari 2017;
- -
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 6.000,- bruto aan billijke vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 28 april 2017 tot de dag van de algehele voldoening;
verklaart voor recht dat At Home aan het tussen partijen overeengekomen non-concurrentie- en relatiebeding geen rechten meer kan ontlenen, nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelan van At Home als bedoeld in artikel 7:653 lid 4 BW;
veroordeelt At Home in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 470,- aan griffierecht en € 400,- aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
879