6 Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud opgenomen van de wettige bewijsmiddelen die zien op de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II onder 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Hij op 14 oktober 2015 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanuit een winkelpand
gelegen aan [adres delict] , heeft weggenomen een doos met speelgoed,
toebehorende aan [naam bedrijf 1] ,
2.
hij op 12 februari 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla jouw kankerkop eraf"
Hij op 12 februari 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] (allen hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van hun bediening, te weten het na aanhouding van
verdachte overbrengen naar een voorlopig verblijf aan een politiebureau te
Spijkenisse, door
- met zijn arm(en) zwaaiende en/of slaande beweging(en) te maken en- zich te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde opsporingsambtenaren hem, verdachte, trachtten te bewegen en
- het geven van een kopstoot in de richting van die [naam slachtoffer 4] ,
terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten een bebloede wond op de rechterhand en een
bloeduitstorting op de rechter scheenbeen bij die [naam slachtoffer 3] ten gevolge heeft
gehad;
hij
in de periode van 01 mei 2015 tot en
met 12 februari 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
[naam slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de
algemene veiligheid van personen ontstaat,
immers heeft verdachte dreigend de deur van een klaslokaal opengegooid en
opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 6] dreigend (op luide toon en op korte afstand van
die [naam slachtoffer 6] ) de woorden toegevoegd:
- " Ze zeggen ook dat ik een wapen heb" en- "Ik weet je te vinden" en- "Ik let op je, ik hou je in de gaten en ik weet je te vinden",
hij
in de periode van 01 juli 2015 tot en met 01 augustus 2015 te
Rotterdam en Blijham, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 van de
Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3
van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Astra STG4, type
M16, voorhanden te hebben
- op de website van [naam bedrijf 2] een vragenlijst/bestelformulier
heeft ingevuld (waarbij verdachte gebruik heeft gemaakt van een
verlofhoudernummer van een ander en een valse naam heeft ingevuld),
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
9 Motivering straf
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging een automatisch vuurwapen aan te schaffen.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal.
Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan verbale bedreiging van een hoofdagent van politie alsmede van een lerares op een basisschool.
Ten slotte heeft de verdachte zich, nadat hij was aangehouden, schuldig gemaakt aan het met geweld verzetten tegen drie politieagenten, waarbij één van die agenten letsel aan zijn hand en been heeft opgelopen.
Vuurwapens worden steeds meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vuurwapens kunnen (ook bij het enkel voorhanden hebben daarvan) tot zeer gevaarzettende situaties leiden. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich en daarom dient streng tegen het illegaal voorhanden proberen te krijgen van vuurwapens te worden opgetreden.
De door de verdachte gepleegde diefstal is een ergerlijk feit dat naast materiële schade, hinder voor de gedupeerde winkelier veroorzaakt.
Daarnaast moeten ambtenaren van politie hun taak kunnen uitoefenen zonder aan bedreiging en geweld te worden blootgesteld.
Ten slotte heeft de verdachte de persoon tegen wie hij zijn bedreigingen heeft geuit, angst aangejaagd. In het bijzonder neemt de rechtbank het op haar school bedreigen van de juf van één van de kinderen van de verdachte hoog op. Die school dient, net als elke andere school, voor de leerkrachten, voor de ouders én voor de kinderen een veilige plaats te zijn om te werken en te leren. De verdachte heeft die veiligheid ernstig verstoord met zijn bedreigingen en grote onrust teweeggebracht.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, voor met name vermogensdelicten, is veroordeeld.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 mei 2013. De rechtbank begrijpt dat deze datum - gelet op de inhoud van dit rapport dat ten behoeve van de zitting van 17 mei 2016 is uitgebracht alsmede het feit dat op pagina 1 van het rapport van 11 maart 2017 wordt verwezen naar het rapport van 12 mei 2016 - een kennelijke verschrijving betreft en dat dit 12 mei 2016 moet zijn. De rechtbank heeft kennis genomen van dit rapport.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport, opgemaakt en ondertekend door T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog, gedateerd 11 mei 2016, respectievelijk van het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport, opgemaakt en ondertekend door J.L.M. Dinjens, psychiater, gedateerd 13 mei 2016.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport, afkomstig van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC-rapport), opgemaakt en ondertekend door C.J. Kerssens, psychiater en P.G. Smits, psycholoog, gedateerd 26 januari 2017. Uit dit rapport komt - kort samengevat en voor zover relevant - het volgende naar voren.
De verdachte heeft niet aan het onderzoek in het PBC willen meewerken en niet over de ten laste gelegde feiten willen spreken. Een aantal stoornissen zijn op grond van de observaties
wel uit te sluiten. Ten eerste: van zwakbegaafdheid of zwakzinnigheid lijkt geen
sprake. Op grond van de observaties in het PBC waren er voorts geen aanwijzingen voor
een stemmingsstoornis als een manie of een depressieve stoornis. Ook van een ernstig psychotisch beeld met afwijkend, bizar of hallucinatoir gedrag was geen sprake. Echter, een psychose of waanstoornis (al dan niet in samenhang met drugs) is op grond van de
stukken niet uit te sluiten, maar door de weigering van de verdachte om mee te werken aan het onderzoek komen de gedragsdeskundigen niet verder dan hypotheses en kan niet tot een diagnostisch oordeel worden gekomen. De gedragsdeskundigen kunnen dan ook niet adviseren over de doorwerking en over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte rapport afkomstig van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering), gedateerd 11 maart 2017. Uit dit rapport komt - kort samengevat en voor zover relevant - het volgende naar voren.
Het ontbreekt de verdachte aan zelfinzicht, probleembesef, copingvaardigheden en er is
sprake van een beperkte impulsregulatie. Hij weet zich tijdens bilaterale gesprekken goed te presenteren en is verbaal vaardig, maar heeft toch moeite met communicatie en houding in het algemeen. Om met zijn gevoel, geloof en verstand op één lijn te komen is een complex proces. Zo geeft hij aan dat geloof een beperkte rol speelt in zijn leven, maar laten zijn daden een heel ander beeld zien.
De verdachte staat open voor hulp op het gebied van praktische zaken, maar is niet bereid in gesprek te gaan met een psycholoog of psychiater. De reclassering meent juist dat behandeling een vereiste is om te kunnen komen tot het beperken van het recidiverisico dat als hoog wordt ingeschat. Omdat de verdachte nu stelt absoluut niet mee te willen werken met een diagnose (of daaruit voortvloeiende behandeling) meent de reclassering dat sprake is van een verhoogde kans op het onttrekken aan de door hen geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Volledig toerekeningsvatbaar
Nu de conclusies van de psychiater en de psycholoog van het PBC worden gedragen door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Aangezien door de gedragsdeskundigen van het PBC geen uitspraak wordt gedaan over de toerekenbaarheid van de verdachte, dient het ervoor de worden gehouden dat de verdachte tijdens het begaan van de bewezen stafbare feiten volledig toerekeningsvatbaar was.
Gezien de ernst van de feiten zoals hierboven onder Feiten waarop de straf is gebaseerd in het bijzonder uiteen is gezet, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Daarbij laat de rechtbank wel meewegen dat de verdachte op 24 november 2015 door de politierechter in deze rechtbank is veroordeeld, waarbij de bij dagvaarding II onder 1 en 6 bewezen feiten hadden kunnen worden betrokken. Dit betekent dat artikel 63 Sr van toepassing is. Hierom en mede in aanmerking genomen dat de rechtbank het onder dagvaarding I tenlastegelegde niet bewezen acht, zal de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf aanzienlijk lager zijn dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van hierna te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich vóór het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet geen aanleiding de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen aangezien de verdachte zich niet behandelbaar opstelt.
13 Beslissing
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit alsmede het bij dagvaarding II onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding II onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 (drie) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 24 november 2015 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en M.M. Koevoets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2017.
Aan de verdachte wordt bij dagvaarding I ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 12 februari 2016
te Rotterdam en/of Spijkenisse, althans in Nederland en/of Syrië en/of in
Irak, met een of meer anderen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten de terroristische organisatie
Islamitische Staat, althans een terroristische gewapende Jihadistische
strijdgroep, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven, te weten:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals
bedoeld in artikel 289 jo 83 en artikel 288a Wetboek van Strafrecht),
- de samenspanning en/of voorbereiding van en/of bevordering tot het
opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood
ten gevolge heeft, en/of moord, telkens met een terroristisch oogmerk (zoals
bedoeld in artikel 176b en/of 289a jo 96 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens
en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om
een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals
bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie),
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 12 februari 2016
te Rotterdam en/of Spijkenisse, althans in Nederland en/of Syrië en/of in
Irak, met een of meer anderen,
met het oogmerk om ter voorbereidíng en/of ter bevordering van de/het
(meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood
ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te)
begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het
Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terrorístisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan
zich of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot
het plegen van het misdrijf,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
A. de reis gemaakt naar Syrië en/of Irak ten behoeve van het zich begeven naar
het strijdgebied aldaar en/of zich te voegen bij de terroristische organisatie
Islamitische Staat en/of daartoe een (aanmeldings)formulier ingevuld en/of
deelgenomen aan ideologische en gevechtstrainingen van de terroristische
organisatie Islamitische Staat en/of ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd
in Syrië en/of Irak en/of
zich gevoegd bij de Jihadstrijd in Syrië en/of Irak gevoerd door de
terroristische organisatie Islamitische Staat en/of een of meerdere strijders
van Islamitische Staat ondersteund bij het voeren van die Jihadstrijd en/of
getracht een vuurwapen aan te schaffen;
in welke Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het
teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch
oogmerk;
art 140a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Aan de verdachte wordt bij dagvaarding II ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 14 oktober 2015 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanuit een winkelpand
gelegen op/aan [adres delict] , heeft weggenomen
een doos met speelgoed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 12 februari 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla jouw kankerkop eraf",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 12 februari 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer
ambtenaren, te weten [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] (allen
hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten het na aanhouding van
verdachte overbrengen naar een voorlopig verblijf aan een politiebureau te
Spijkenisse, door meermalen, althans éénmaal,
- met zijn arm(en) (een) zwaaiende en/of slaande beweging(en) te maken en/of
- zich te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde
opsporingsambtenaren hem, verdachte, trachtten te bewegen en/of
- het geven van een kopstoot in de richting van die [naam slachtoffer 4] ,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten een bebloedde wond op de rechterhand en/of een
bloeduitstorting op de rechter scheenbeen bij die [naam slachtoffer 3] ten gevolge heeft
gehad;
art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2015 tot en
met 12 februari 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
[naam slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de
algemene veiligheid van personen ontstaat,
immers heeft verdachte dreigend de deur van een klaslokaal opengegooid en/of
opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 6] dreigend (op luide toon en op korte afstand van
die [naam slachtoffer 6] ) de woorden toegevoegd:
- " Ik ben Allah en jij deugt niet" en/of
- " Ze zeggen ook dat ik een wapen heb" en/of
- " Ik weet je te vinden" en/of
- " Ik let op je, ik hou je in de gaten en ik weet je te vinden",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- dreigend op de ramen van het gebouw gebonkt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op of omstreeks 11 februari 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als een rechter, de Raad voor de
Kinderbescherming, vinden dat de kinderen toch naar school moeten dan maak ik
ze en jou kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
in of omstreeks de periode van 01 juli 2015 tot en met 01 augustus 2015 te
Rotterdam en/of Blijham, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 van de
Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3
van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Astra STG4, type
M16, voorhanden te hebben
- op de website van [naam bedrijf 2] een vragenlijst/bestelformulier
heeft ingevuld (waarbij verdachte gebruik heeft gemaakt van een
verlofhoudernummer van een ander en/of een valse naam heeft ingevuld),
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
art 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht