Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2016:2550

Rechtbank Rotterdam
31-03-2016
06-04-2016
KTN-4411575
Bestuursrecht,Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

oneigenlijke) dwaling; startende ondernemer dient normale oplettendheid te betrachten; misbruik van omstandigheden; reflexwerking consumententransactie op kleine ondernemer; beding alg vwd vergoeding vroegtijdig beëindiging ovk onredelijk bezwarend; r&b

Rechtspraak.nl
AR 2016/1032
IR 2016/74, UDH:IR/13309 met annotatie van Onder redactie van mr. M. van der Linden – Smit en mr. C.C.M. Kroeks – de Raaij

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4411575 CV EXPL 15-6970

uitspraak: 31 maart 2016

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam V.O.F.] ,

gevestigd te Pijnacker,

eiseres,

gemachtigde: mr. B. Blom, Das rechtsbijstand,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te Zwijndrecht,

gedaagde,

gemachtigde: jhr.mr. A. van Bunge.

Partijen worden hierna aangeduid als [naam V.O.F.] en [gedaagde] .

1 Verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het exploot van dagvaarding van 26 augustus 2015, met producties;

- de conclusie van antwoord, met producties;

- het vonnis van deze rechtbank d.d. 15 oktober 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast;

- het proces-verbaal van de op 11 oktober 2015 gehouden comparitie van partijen.

1.2.

De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2 De feiten

Uitgegaan wordt van de volgend feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel uit de overgelegde stukken blijken en anderzijds zijn erkend dan wel niet althans onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden.

2.1.

[naam V.O.F.] houdt zich onder andere bezig met het promoten van bedrijven en hun advertenties op internet. [gedaagde] drijft als trouwfotografe een eenmanszaak.

2.2.

Op 9 februari 2015 hebben [naam V.O.F.] (d.w.z. [naam V.O.F.] , rechtsvoorgangster van [naam V.O.F.] ) en [gedaagde] een overeenkomst voor internetprestaties gesloten op basis waarvan [naam V.O.F.] voor [gedaagde] internetprestaties zal verrichten met als doel het verbeteren van de marketingpositie van [gedaagde] onder meer door een betere vindbaarheid in de zoekmachine van Google. waarvoor [gedaagde] een maandelijks bedrag van € 120,00 exclusief BTW is verschuldigd en eenmalige dossierkosten ten bedrage van € 75,00.

Artikel 7.1. van de op deze overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden luidt, voor zover relevant, als volgt:

7.1 De onderhavige overeenkomst wordt gesloten voor een onherroepelijk en niet reduceerbare periode van 24 MAANDEN.(…) De Abonnee kan evenwel besluiten de overeenkomst te ontbinden, mits de betaling van een ontbindingsvergoeding gelijk aan 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode wordt voldaan. In alle andere gevallen van vervroegde contractbreuk door een handeling of een overtreding door De Abonnee, is deze ook gehouden om aan [naam V.O.F.] , bij wijze van forfaitaire vergoeding een som te betalen die gelijk is 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode. Bij vervroegde ontbinding dient dit door Abonnee te worden aangekondigd aan [naam V.O.F.] via een aangetekende brief. (…)”

2.3.

Per e-mail van 10 februari 2015 om 13.15 uur heeft [gedaagde] de overeenkomst herroepen, hetwelk zij bij aangetekend schrijven van diezelfde dag bevestigt.

2.4.

Bij e-mail van 16 maart 2015 geeft [naam V.O.F.] aan dat zij geprobeerd heeft [gedaagde] te bereiken om de door [gedaagde] aangekondigde ontbinding van de overeenkomst met haar te bespreken en kondigt aan bij uitblijven van een reactie voor 29 maart 2015 de eindfactuur op te zullen stellen die verbonden is aan annulering van de overeenkomst.

2.5.

Bij e-mail van 17 maart 2015 bericht de advocaat van [gedaagde] aan [naam V.O.F.] het volgende:

“(…)

Aansluitend op mijn eerdere mail deel ik mede dat cliënte vasthoudt aan de beëindiging van de overeenkomst.

Cliënte is een kleine ondernemer die gelijk te stellen is met een particulier. Haar komt in beginsel de bescherming van de Colportagewet toe via de reflexwerking.

De overeenkomst dient te worden beschouwd als buitengerechtelijk ontbonden. Deze ontbinding heeft terugwerkende kracht.

Voor zover nog niet rechtsgelding is geschied, wordt het bij deze gedaan.

Ik veronderstel dat de rechtspraak op dit punt bij uw organisatie bekend is.

(…)”

2.6.

Bij e-mail van 26 maart 2015 zendt [naam V.O.F.] aan [gedaagde] een factuur waarop zij conform de overeenkomst annuleringskosten ten bedrage van € 1.430,22 in rekening brengt.

2.7.

Daarop volgen nog diverse e-mails over en weer waarin partijen hun standpunten herhalen en elkaar voorzien van de nodige jurisprudentie.

2.8.

De laatste aanmaning van [naam V.O.F.] dateert van 29 mei 2015, waarbij [gedaagde] tevens 15% incassokosten in rekening worden gebracht (als eerder aangezegd) en haar wordt verzocht in totaal € 1.644,75 te voldoen binnen 5 dagen na dagtekening bij gebreke waarvan zal worden overgegaan tot het nemen van rechtsmaatregelen.

3 De vordering en het verweer

3.1.

[naam V.O.F.] heeft bij dagvaarding gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 1.484,67, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en € 222,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.

Aan haar vordering legt [naam V.O.F.] ten grondslag dat [gedaagde] tekort schiet in de nakoming van haar betalingsverplichting uit de door haar met [naam V.O.F.] gesloten overeenkomst. Uit hoofde daarvan is zij vanwege vroegtijdige opzegging een bedrag verschuldigd van 40 % van de resterende termijnen zijnde (24x€120,- x 0,4=) € 1.152,00 exclusief BTW alsmede eenmalige dossierkosten ten bedrage van € 75,00, derhalve in totaal een bedrag van € 1.227,00 exclusief BTW en € 1.484,67 inclusief BTW. Aangezien [naam V.O.F.] de vordering heeft gecedeerd aan [naam V.O.F.] is [gedaagde] dit bedrag thans verschuldigd aan [naam V.O.F.] . Daarnaast is [gedaagde] wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf het moment van verzuim zijnde 9 april 2015.

Door de non-betaling van [gedaagde] was [naam V.O.F.] genoodzaakt haar vordering uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken, welke kosten ten bedrage van € 227,70 (conform staffel) voor rekening van [gedaagde] dienen te komen.

3.3.

[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert daartoe het volgende aan. Primair is de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand gekomen zodat deze vernietigbaar is. Subsidiair dient de overeenkomst te worden vernietigd als gevolg van misbruik van omstandigheden door [naam V.O.F.] . Meer subsidiair dient artikel 7.1 van de algemene voorwaarden vernietigd te worden nu dit beding onredelijk bezwarend is. Nog meer subsidiair is artikel 7.1 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Uiterst subsidiair dient de ontbindingsvergoeding op grond van artikel 6:94 BW te worden gematigd.

4 Beoordeling van het geschil

(oneigenlijke) Dwaling

4.1.

Door [gedaagde] is aangevoerd dat zij onjuist is ingelicht over de aangeboden dienst van [naam V.O.F.] en/of haar verkoopmedewerker. Daarnaast heeft haar verklaring nooit overeengestemd met haar wil. Volgens [gedaagde] is zij, hobbyist/ beginnende ondernemer, op een gegeven moment telefonisch benaderd door een verkoopmedewerker van [naam V.O.F.] . Deze verkoopmedewerker sprak over een win-winsituatie in die zin dat [naam V.O.F.] zorg zou dragen voor een toppositie van de website van [gedaagde] in Google, wat gegarandeerd zou zorgen voor meer rendement (het zogeheten Search Engine Optimization). In ruil daarvoor zou [naam V.O.F.] [gedaagde] als referentie op haar website mogen opvoeren. Naar aanleiding van deze informatie nodigde [gedaagde] de verkoopmedewerker uit voor een gesprek bij haar thuis. Tijdens het gesprek werd het [gedaagde] duidelijk dat zij moest betalen voor de diensten van [naam V.O.F.] . Zij gaf een aantal malen aan een leek te zijn op het gebied van SEO en geen interesse te hebben. Na lang aandringen en onder tijdsdruk tekende [gedaagde] de overeenkomst toch. Het betreft een standaardovereenkomst en over de inhoud is niet onderhandeld. Uit latere navraag is gebleken dat een hogere positie binnen Google helemaal niet op deze manier bereikt kan worden, aldus [gedaagde] . Door [naam V.O.F.] is deze gang van zaken betwist.

4.2.

Ook indien wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [gedaagde] over de gang van zaken met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst, faalt het daarop gebaseerde beroep op dwaling. Een ondernemer, ook een startende, zal bij het voeren van onderhandelingen over een overeenkomst een normale oplettendheid aan de dag moeten leggen en zich tegen overvaltechnieken moeten wapenen. [gedaagde] had erop bedacht moeten zijn dat mededelingen omtrent SEO er vooral op gericht waren haar over de streep te trekken. Met een normale oplettendheid had [gedaagde] kritische vragen kunnen stellen met betrekking tot SEO, zeker nu het haar tijdens het gesprek in ieder geval duidelijk was geworden dat het een betaalde dienst betrof met een redelijk lange contractsduur dan wel had zij om bedenktijd kunnen vragen. Als haar deze tijd niet werd gegund, stond het haar vrij de overeenkomst niet aan te gaan. Zij had zich dienen te realiseren dat tussentijdse beëindiging van een dergelijke overeenkomst, zonder goede grond, voor haar tot (mogelijk aanzienlijke) kosten zou leiden. Een eventuele onjuiste voorstelling van zaken dient dan ook voor rekening van [gedaagde] te blijven.

4.3.

Het beroep op oneigenlijke dwaling, dat beheerst wordt door de artikelen 3:33-35 BW, faalt eveneens. Het ligt op de weg van [gedaagde] om zich ervan te vergewissen waarvoor zij haar akkoord geeft. Gelet op de eenduidige bewoordingen van de overeenkomst mocht [naam V.O.F.] erop vertrouwen dat de daarin vervatte verklaring van [gedaagde] overeenkwam met de betekenis die zij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht toekennen.

Misbruik van omstandigheden

4.4.

Door [gedaagde] is aangevoerd dat de verkoopmedewerker van [naam V.O.F.] misbruik heeft gemaakt van haar onervarenheid om haar zo te bewegen de overeenkomst te tekenen waardoor er sprake is van misbruik van omstandigheden als bedoeld in 3:44 BW.

4.5.

Misbruik van omstandigheden is op grond van artikel 3:44, derde lid, BW aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. Hetgeen [gedaagde] heeft gesteld omtrent de druk die op haar is uitgeoefend is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat aan de vereisten als voornoemd is voldaan. Daarbij dient ook hier in ogenschouw te worden genomen dat [gedaagde] , zoals hiervoor is vermeld, in het zakenverkeer tegen verkoopmethoden als de onderhavige bestand behoort te zijn. Dit betekent dat ook dit verweer [gedaagde] niet kan baten.

4.6.

Dit leidt tot de conclusie dat de overeenkomst als zodanig niet vernietigbaar is.

Artikel 7.1 algemene voorwaarden

4.7.

[gedaagde] heeft meer subsidiair aangevoerd dat het beding als opgenomen in artikel 7.1 van de algemene voorwaarden vernietigbaar is op grond van artikel 6:233 sub a BW (mede) in verband met de artikelen 6:236 aanhef en onder b BW en 6:237 aanhef en onder i BW, nu het hier gaat om betaling van een verplichte geldsom bij beëindiging, anders dan bij wanprestatie en zij als kleine ondernemer gelijk te stellen is met een consument zodat aan voormelde bepalingen van de artikelen 6:236 en 6:237 BW reflexwerking toekomt. [gedaagde] heeft zich voorts beroepen op de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijdse kenbare belangen en de overige omstandigheden van het geval.

4.8.

De kantonrechter stelt allereerst vast dat [gedaagde] zich in dit geding niet meer beroept op de reflexwerking van de colportagewet (vgl. 2.5), zodat de stellingen van [naam V.O.F.] op dit punt buiten bespreking kunnen blijven. Het toepassingsgebied van de wel aan de orde zijnde artikelen 6:236 en 6:237 BW is beperkt tot overeenkomsten met natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, anders gezegd tot consumententransacties. Het begrip consument dient strikt te worden opgevat. Vaststaat dat [gedaagde] de overeenkomst heeft gesloten in het kader van haar bedrijf. [gedaagde] kan dan ook niet worden aangemerkt als consument in voornoemde zin. Dit sluit niet uit dat de bedoelde artikelen via de open norm van artikel 6:233 onder a BW een zekere mate van reflexwerking kunnen uitoefenen - zoals door [gedaagde] is bepleit - maar dit ligt alleen voor de hand bij transacties die nauwelijks van consumententransacties zijn te onderscheiden, bijvoorbeeld een overeenkomst die weliswaar wordt gesloten in de uitoefening van een beroep of bedrijf maar naar inhoud ligt buiten het gebied van de eigenlijke professionele activiteit. Dat doet zich hier niet voor; de door [naam V.O.F.] aangeboden goederen en diensten zouden immers in het kader van de bedrijfsvoering van [gedaagde] worden gebruikt. Het enkele feit dat [gedaagde] een kleine zelfstandige is, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om reflexwerking aan te nemen.

4.9.

Ook getoetst aan (uitsluitend) de open norm van artikel 6:233 onder a BW, ziet de kantonrechter geen grond voor vernietiging van artikel 7.1 van de algemene voorwaarden. Het vooraf bij het aangaan van de overeenkomst bedingen van een vergoeding bij vroegtijdige beëindiging kan in zijn algemeenheid niet als onredelijk worden bestempeld, te minder nu het hier gaat om partijen die handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf en geen aanspraak wordt gemaakt op het totaal aan resterende maandbedragen maar (slechts) op 40% daarvan.

4.10.

[gedaagde] heeft zich nog meer subsidiair op het standpunt gesteld dat het beroep van [naam V.O.F.] op artikel 7.1 van de algemene voorwaarden gelet op de aard van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

4.11.

Dit verweer slaagt in zoverre dat het berekenen van de volledige annuleringskosten van 40 % over de volledig resterende looptijd van de overeenkomst in de gegeven omstandigheden niet redelijk wordt geacht. Daarbij is van doorslaggevend belang dat de overeenkomst, naar als onweersproken vaststaat, aan het einde van de dag is gesloten en [gedaagde] gelijk de dag er na bij e-mail van 13:15 uur [naam V.O.F.] heeft bericht dat zij de overeenkomst wenste te herroepen, terwijl [naam V.O.F.] op dat moment nog nauwelijks kosten had gemaakt. Gelet op de aard van de overeenkomst is van investeringen in de vorm van het beschikbaar stellen van apparatuur bij de te verlenen diensten door [naam V.O.F.] immers geen sprake. De enige werkzaamheden die zij tot dan toe - naast marketinginspanningen - had verricht, bestaan uit het doen van enig onderzoek naar de domeinnaamregistratie en het maken van een analyse van de website en de bereikbaarheid daarvan, waarmee – naar zij zelf stelt – niet meer dan een halve dag was gemoeid. De kantonrechter ziet hierin reden de toekenning van de vergoeding te beperken tot de annuleringskosten berekend over een periode van 6 maanden.

Concreet betekent dit dat een bedrag van € 363,00 exclusief BTW (40% van 6 x € 120,00 + € 75,00 dossierkosten), zijnde € 439,23 inclusief BTW zal worden toegewezen.

4.12.

Nu de vergoeding reeds op grond van artikel 6:248 lid 2 BW wordt beperkt, kan het uiterst subsidiaire beroep op matiging onbesproken blijven.

4.13.

De gevorderde wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten zullen als onbetwist en op de wet gegrond eveneens worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

4.14.

Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5. Beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt [gedaagde] om aan [naam V.O.F.] tegen kwijting te betalen € 661,93, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over € 439,23 vanaf 9 april 2015 tot de dag der algehele voldoening;

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het anders of meer gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

745/464

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.