Persoonlijkheidsonderzoek
[…]
Er zijn evidente aanwijzingen voor een somatische fixatie en een geconditioneerd beeld.
Er zijn aanwijzingen voor een functionele en ten dele bewuste aggravatie. Dit wordt afgeleid uit het ook door betrokkene onderkende feit, dat de pijnklachten regelmatig verzwaard worden beleefd en ook verzwaard worden gepresenteerd. Daarbij is hij zich ervan bewust, dat de intensiteit en omvang van pijn niet steeds in een normale verhouding staan tot de lichamelijke conditie.
[…]
5.
Beantwoording van de vraagstelling:
Op grond van de bevindingen bij het onderzoek naar de neuropsychologische en cognitieve functies en bij het persoonlijkheidsonderzoek kan uw vraagstelling als volgt worden beantwoord:
Vraag 1.
Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentale functioneren, het taalgebruik, de regulatie van
emoties en gedrag of in de helderheid van het bewustzijn? Zo ja, welke? Graag uw antwoord
uitgebreid motiveren.
Antwoord:
Er zijn geen aanwijzingen voor posttraumatische neuropsychologische functiestoornissen en er zijn geen aanwijzingen voor een posttraumatische deterioratie der cognitieve functies. Er zijn geen organisch cerebraal bepaalde stoornissen geconstateerd ten aanzien van het denken, begrijpen en de taalfunctie, de aandachts- en geheugenfunctie, de visuospatiële en visouconstructieve functies en de motorische vaardigheden.
Er zijn geen stoornissen ten aanzien van de helderheid van het bewustzijn. Er zijn geen stoornissen ten aanzien van het plannen en controleren van het handelen. Er zijn geen aanwijzingen voor een organisch cerebraal bepaalde disregulatie van het gedrag en de emoties.
Bij het persoonlijkheidsonderzoek zijn er aanwijzingen voor onevenwichtige en kwetsbare persoonlijkheidskenmerken en een neiging tot somatiseren van spanningen en psychische problematiek.
Er is een sterke praeoccupatie met de ervaren fysieke klachten, met name de chronische pijnklachten en de daarmee samenhangende ervaren klachten en ervaren beperkingen, die door betrokkene aan het ongeval worden geattribueerd. Hij is door de confrontatie met de ervaren klachten en veranderingen in zijn functioneren teleurgesteld en af en toe is er een tendens tot sombere reactievorming. Er zijn geen aanwijzingen voor apert depressieve kenmerken. Er is een subjectief ervaren vermindering van vitaliteit en energie.
Als gevolg van de ervaren pijnklachten is de effectiviteit waarmee de intacte neuropsychologische en cognitieve functies worden gebruikt incidenteel enigszins gereduceerd.
Er zijn aanwijzingen voor een posttraumatisch stress syndroom, grotendeels in remissie.
Er zijn aanwijzingen voor een functionele en ten dele bewuste aggravatie. De pijnklachten worden verzwaard beleefd en ook verzwaard gepresenteerd. Daarbij is hij zich ervan bewust, dat de intensiteit en omvang van pijn niet steeds in een normale verhouding staan tot de lichamelijke conditie.
Er zijn aanwijzingen voor enige verwerkings- en acceptatieproblematiek ten aanzien van het ongeval en de ongevalsgevolgen, vooral de pijnklachten en de overige door hem ervaren en aan het ongeval geattribueerde klachten en beperkingen.
Er zijn duidelijke aanwijzingen voor een somatische fixatie en een geconditioneerd beeld. Tevens zijn er aanwijzingen voor het beeld van een iatrogene fixatie. Af en toe imponeert het beeld als dat van een gelaten berusting.
Er zijn geen aanwijzingen voor een posttraumatische organisch cerebraal bepaalde disregulatie van het gedrag en de emoties.
Vraag 2.
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend is; is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornis
of stoornissen veroorzaakt wordt/worden door een hersenbeschadiging als gevolg van het
ongeval d.d. 23 juli 2010? of door eventuele andere voorvallen die uit de stukken zijn af te
leiden? Graag uw antwoord uitgebreid motiveren.
Antwoord:
Er zijn bij dit onderzoek geen neuropsychologische functiestoornissen geobjectiveerd. Er zijn geen aanwijzingen voor specifieke posttraumatische neuropsychologische functiestoornissen, die zouden kunnen duiden op een hersenletsel en die rechtstreeks en uitsluitend gevolg zouden kunnen zijn van het ongeval d.d. 23juli 2010.
De door betrokkene ervaren problemen met de aandachts- en geheugenfunctie zijn een gevolg van de hinder die hij ondervindt van de pijnklachten en het feit, dat hij daardoor zeer in beslag wordt genomen (somatische fixatie en geconditioneerd beeld).
Daarnaast wordt het functioneren nadelig beïnvloed door de psychische conditie.
Het functioneren van de heer [verzoeker] en daarmee de mentale belastbaarheid wordt bovendien nadelig beïnvloed door de psychologische factoren als reactie op het ongeval en de door hem ervaren klachten en beperkingen, die door hem aan het ongeval d.d.23 juli 2010 worden geattribueerd.
Deze factoren zijn beschreven in de conclusie van dit rapport en bij het antwoord op vraag 1.
Het is niet uitgesloten te achten, dat het veelvuldig gebruik van geneesmiddelen (vooral pijnstillers) en de dosering daarvan eveneens een nadelige invloed heeft op zijn functioneren. Dit kan zich vooral manifesteren als probleem met de aandacht en concentratie en met het tempo van informatieverwerking.
Vraag 3.
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend is; is er een causaal verband aanwezig tussen de
stoornis(sen) en het ongeval d.d. 23 juli 2010 of tussen de stoornis(sen) en eventuele andere
voorvallen die uit de stukken zijn af te leiden? En zo ja, voor welke stoornis of stoornissen
geldt dit? Graag uw antwoord uitgebreid motiveren.
Antwoord:
Er zijn bij de heer [verzoeker] enkele problemen in het functioneren, die niet zijn te verklaren door specifieke posttraumatische neuropsychologische functiestoornissen. Er zijn bij dit onderzoek geen stoornissen in engere zin geobjectiveerd. De neuropsychologische en cognitieve functies van de heer [verzoeker] zijn normaal intact en er zijn geen indicaties voor een posttraumatische deterioratie der functies.
De lichte problemen met de aandachts- en geheugenfunctie zijn niet te duiden als rechtstreeks en
uitsluitend gevolg van het ongeval d.d. 23 juli 2010.
De door de heer [verzoeker] ervaren problemen zijn voornamelijk te herleiden tot de hinder die hij ondervindt van de pijnklachten en door de beschreven psychologische reacties op het ongeval en de ervaren ongevalsgevolgen. De pijnklachten waren vóór het ongeval niet aanwezig. In redelijkheid kan mijns inziens worden aangenomen, dat de pijnklachten een gevolg zijn van het ongeval d.d. 23juli 2010.
De intensiteit en omvang van de pijnklachten, de frequentie en het persisterende karakter daarvan resulteren in een beeld, waardoor het voor de heer [verzoeker] vertrouwde patroon van leven en werken werd verstoord. Hij is daardoor gekrenkt in zijn trots en hij is teleurgesteld dat hij door de ervaren klachten niet kan functioneren als voorheen gebruikelijk was en dat hij de aandacht en waardering voor zijn prestaties thans mist.
Hij wordt zeer in beslag genomen door de pijnklachten, hetgeen af en toe leidt tot enige somberheid.
Er is echter geen sprake van een apert depressief beeld. Het lijkt aannemelijk op grond van de
anamnese en op grond van de informatie uit de behandelende sector, dat er sprake is geweest van
een ontregeling van het gedrag en de emoties die voldeed aan de diagnostische criteria van een
posttraumatisch stress syndroom. Thans is er mijns inziens echter sprake van een beeld van een
posttraumatisch stress syndroom in remissie.
Er zijn aanwijzingen voor een functionele en ten dele bewuste aggravatie, in de betekenis zoals
omschreven bij het persoonlijkheidsonderzoek. Er zijn aanwijzingen voor een somatische fixatie en een geconditioneerd beeld, tevens voor het beeld van een iatrogene fixatie.
Er zijn aanwijzingen voor lichte verwerkings- en acceptatieproblemen ten aanzien van het ongeval en de ervaren ongevalsgevolgen, met name de pijnklachten en de overige klachten die door betrokkene aan het ongeval worden geattribueerd.
Vraag 4.
Indien er meerdere oorzaken voor stoornis(sen) zijn aan te wijzen, kunt u onderscheiden welke
beperkingen zijn veroorzaakt door welke oorzaak? Graag uw antwoord uitgebreid motiveren.
Antwoord:
Er zijn geen stoornissen van de neuropsychologische en cognitieve functies geobjectiveerd.
De pijnklachten als gevolg van het ongeval vormen beperkingen voor het werken met de handen
en armen boven schouderhoogte. Bovendien hebben de pijnklachten een negatieve invloed op de
energiebalans. Hij heeft daardoor minder energie, waardoor de mentale belastbaarheid enigszins is verminderd.
De overige door betrokkene ervaren klachten zijn vooral gevolgen van de pijnklachten en de beschreven psychologische factoren, samenhangend met zijn reactie op en het omgaan met de pijnklachten, het posttraumatisch stress syndroom in remissie, de somatische fixatie en het geconditioneerde beeld, de lichte tendens tot sombere reactievorming, de functionele en ten dele bewuste aggravatie en de iatrogene fixatie en met de lichte verwerkings- en acceptatieproblemen ten aanzien van het ongeval en de ervaren ongevalsgevolgen.
[…]”