2 De tenlastelegging
Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van de zaak met parketnummer A: 08/049725-21 als feiten 1, 2, 3 en 4, het feit van de zaak met parketnummer B: 08/045389-21 als feit 5, de feiten van de zaak met parketnummer
C: 13/081325-20 als feiten 6, 7, 8 en 9, de feiten van de zaak met parketnummer
D: 15/150067-20 als feiten 10, 11, 12 en 13 en de feiten van de zaak met parketnummer
E: 15/173436-20 als feiten 14 en 15.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: winkelruiten toebehorende aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft vernield;
feit 2: geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 3:
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd;
feit 4: een verboden wapen heeft gedragen;
feit 5: buitengewoon opsporingsambtenaar [slachtoffer 5] heeft mishandeld;
feit 6: het Citrix Netwerk van de gemeente Amsterdam heeft gehackt;
feit 7: bankrekeningnummers van personeelsleden van de gemeente Amsterdam heeft gewijzigd in zijn eigen bankrekeningnummer;
feit 8: identificerende persoonsgegevens van een ander heeft gebruikt, met als doel die identiteit te misbruiken;
feit 9: een geldbedrag van € 1.380,16 heeft witgewassen;
feit 10: buschauffeuse [slachtoffer 6] heeft mishandeld;
feit 11: geprobeerd heeft buitengewoon opsporingsambtenaar [slachtoffer 7] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 12: buitengewoon opsporingsambtenaren [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft bedreigd;
feit 13:
[slachtoffer 9] heeft bedreigd;
feit 14: geprobeerd heeft agenten [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 15:
[slachtoffer 11] (hoofdagent) en [slachtoffer 12] (aspirant) heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, op of omstreeks 20 februari 2021 te Zwolle,
(telkens)opzettelijk en wederrechtelijk een of meer (winkel)ruiten, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [bedrijf 1] en/of
[bedrijf 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2021 te Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een wapen de straat
op is gegaan en/of met een wapen op en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op een of meer tijdstippen, op of omstreeks 20 februari 2021 te Zwolle, [slachtoffer 1]
, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (telkens) met
een wapen op en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
te schieten;
4.
hij op of omstreeks 20 februari 2021 te Zwolle, een wapen van categorie I, onder 7°
van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en
Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon
vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of
afdreiging geschikt was, namelijk voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor
ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als
bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG heeft gedragen;
5.
hij op of omstreeks 16 februari 2021 te Zwolle, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5]
(buitengewoon opsporingsambtenaar), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] , één of meerdere
malen op/tegen de elleboog, alhtans het lichaam, te stompen/slaan;
6.
hij op om omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam en/of Velserbroek, in elk geval in
Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd
werk, te weten het Citrix Netwerk van de gemeente Amsterdam en/of de MPN (Mijn
Personeelsnet) omgeving van de gemeente Amsterdam, in elk geval de computersystemen/servers van de gemeente Amsterdam, is binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging en/of door een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door het (telkens) inloggen met onrechtmatig verkregen inlognamen en/of wachtwoorden en/of andere (inlog)gegevens van medewerker(s) ( [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] ) van de gemeente Amsterdam;
7.
hij op of omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam en/of Velserbroek,
in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, te weten een of meer bankrekeningnummer(s) van personeelsleden van de gemeente Amsterdam en/of een
of meer persoonlijke keuze budget(ten), heeft gewist en/of gewijzigd en/of toegevoegd door:
- de bankrekeningnummers van [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] aan te passen/te wijzigen in zijn, verdachtes, eigen bankrekeningnummer(s) en/of de persoonlijke keuze budgetten op uitbetalen gezet terwijl hij hier geen toestemming voor had;
8.
hij op of omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam en/of Velserbroek, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten,
- het Citrix-account van [slachtoffer 14] en/of
- de MPN-accountgegevens van [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] heeft gebruikt, met het oogmerk de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
9.
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 december 2019 t/m 12 februari 2020, te Amsterdam en/of Velserbroek, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 1380,16 euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van enig voorwerp gebruik heeft gemaakt terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
10.
hij op of omstreeks 30 december 2019 te Haarlem
[slachtoffer 6] (werkzaam als buschauffeuse) heeft mishandeld door die
[slachtoffer 6] met kracht, met de tot vuist gebalde hand, tegen/op/in het
gezicht, althans het hoofd te slaan;
11.
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Velserbroek, gemeente Velsen ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 7] (buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de
gemeente Velsen) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een schroevendraaier, althans enig lang en/of puntig en/of scherp voorwerp, in de borststreek,
althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 7] heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
12.
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Velserbroek, gemeente Velsen
[slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (beiden buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de gemeente Velsen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een schroevendraaier, althans enig lang en/of puntig en/of
scherp voorwerp, stekende, althans bedreigende, bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] ;
13.
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Velserbroek, gemeente Velsen
[slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door een lijmpistool (zijnde een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp) uit zijn broekzak te halen en/of (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer 9] te houden en/of daarmee in naar die [slachtoffer 9] te wijzen;
14.
hij, op of omstreeks 2 juli 2020 te Velserbroek, gemeente Velsen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 10] (agent van politie Eenheid Noord-Holland) en/of [slachtoffer 11] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland), opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een parasol voet naar beneden heeft gegooid in de richting van die [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11] met een stalen buis richting/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
15.
hij, op of omstreeks 2 juli 2020 te Velserbroek, gemeente Velsen,
een ambtenaar, [slachtoffer 11] (hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland) en/of [slachtoffer 12] (aspirant van politie Eenheid Noord-Holland), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hen bediening heeft mishandeld door dakpannen en/of
(glazen) potten en/of een stalen buis tegen die [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 11] aan te gooien.
11 De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 t/m 15 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;
feiten 2 en 14: telkens het misdrijf: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feiten 3 en 12: telkens het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4: het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5: telkens het misdrijf: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feiten 6, 7 en 8: eendaadse samenloop van de misdrijven: computervredebreuk en opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door middel van telecommunicatie zijn opgeslagen, wissen, veranderen en andere gegevens daaraan toevoegen en opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
feit 9: het misdrijf: witwassen;
feit 10: het misdrijf: mishandeling;
feit 11: het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 13: het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 15: telkens het misdrijf: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één (1) jaar;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn geheel toe tot een bedrag van € 1.656,11 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 2 en 3) van een bedrag van € 1.656,11 (zegge duizendzeshonderdzesenvijftig euro en elf cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2021;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.656,11 (zegge duizendzeshonderdzesenvijftig euro en elf cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2021 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn geheel toe tot een bedrag van € 600,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 2 en 3) van een bedrag van € 600,00 (zegge zeshonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2021;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 600,00 (zegge zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2021 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] in zijn geheel toe tot een bedrag van € 673,88 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] (feit 1) van een bedrag van € 673,88 (zegge zeshonderddrieënzeventig euro en achtentachtig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2021;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 673,88 (zegge zeshonderddrieënzeventig euro en achtentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2021 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] in zijn geheel toe tot een bedrag van € 250,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 5) van een bedrag van € 250,00 (zegge tweehonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2021;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,00 (zegge tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2021 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij Gemeente Amsterdam gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.380,16 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Gemeente Amsterdam (feiten 6,7 en 8) van een bedrag van € 1.380,16 (zegge duizenddriehonderdtachtig euro en zestien cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2019;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.380,16 (zegge duizenddriehonderdtachtig euro en zestien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2019 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: Gemeente Amsterdam, voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] in zijn geheel toe tot een bedrag van € 1.471,19 (bestaande uit materiële en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 10) van een bedrag van € 1.471,19 (zegge duizendvierhonderdeenenzeventig euro en negentien cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2019;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.471,19 (zegge duizendvierhonderdeenenzeventig euro en negentien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2019 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 600,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] (feiten 11 en 12) van een bedrag van € 600,00 (zegge zeshonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2020;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 600,00 (zegge zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2020 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 7] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] in zijn geheel toe tot een bedrag van € 300,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] (feit 12) van een bedrag van € 300,00 (zegge driehonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2020;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00 (zegge driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2020 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 300,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] (feit 13) van een bedrag van € 300,00 (zegge driehonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2020;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00 (zegge driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2020 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 9] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] in zijn geheel toe tot een bedrag van € 475,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] (feit 15) van een bedrag van € 475,00 (zegge vierhonderdvijfenzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2020;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 475,00 (zegge vierhonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2020 ten behoeve van de benadeelde partij;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt, voor het geval volledig verhaal van de verschuldigde bedragen niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van één (1) dag kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 15/108013-19
- wijst de vordering af.
- beveelt onttrekking aan het verkeer van het op de beslaglijst vermelde goed:
1 STK Lijmspuit (1137039)
Omschrijving: zwart
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. W.B. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2021.
Buiten staat
Mr. C.A. Peterzon is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummers PL0600-2021079697, PL0600-2020137812, PL1300-2019272278, PL1100-2020104562 en PL1100-2020137812. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte ( [bedrijf 1] ) d.d. 22 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 70):
Ik zag bij het openen van de toegangsdeur van onze zaak dat er een klein rond gaatje aan de buitenzijde van de thermo-pane ruit zitten. De buitenruit was vernield. Mijn vrouw zag toen nog een gaatje aan de buitenzijde van de thermo-pane ruit. Als men voor de zaak staat rechts. De twee gaatjes waren gelijk van vorm;
2. Het proces-verbaal van aangifte ( [bedrijf 2] ) d.d. 22 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 75):
Het viel mij toen gelijk op dat er een ster in de voorruit van ons pand zag. Precies in het
centrum van de ster zit een klein gaatje.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2021, opgemaakt door [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 80):
Ik zag dat de vorm en omvang van de kogel sterk overeen kwam met de omvang en grote van de gaatjes in de inslagen in de ruit.(…) Ik zag echter dat de omvang van de rondingen van de inslagen in de ruiten van [naam] en [bedrijf 2] wel overeen kwamen.
1. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 1] ) d.d. 20 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 22):
Plotseling haalde hij een hand uit zijn zak. Ik zag dat hij in zijn hand een pistool had.
Als ik het wapen zou moeten beschrijven, dan is het wel vergelijkbaar met het pistool
van de politie. De man begon daarmee direct op ons te schieten. Ik dacht eerst dat hij alleen op de hondjes schoot, maar ik voelde vrijwel direct dat ik geraakt werd. Ik voelde dat ik werd geraakt op mijn linker bil en op mijn jas. (…) Mijn vriendin werd ook meerdere keren geraakt. (…) Ik denk dat de man wel een keer of 12 heeft geschoten.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster ( [slachtoffer 1] ) d.d. 22 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 24):
De afstand was ongeveer 6 tot 8 meter. (…) Ik zag dat ik een blauwe plek op mijn bovenbeen had.
3. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 2] ) d.d. 20 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 29):
Ik zag dat hij met zijn, wat ik denk, rechterhand iets op ons richtte. Ik hoorde wederom die schotgeluiden. Direct voelde ik dat ik door iets geraakt werd op mijn linker onderbeen. Hierop draaide wij ons om en zijn wij hard van de man weggerend. Ik hoorde de schotgeluiden daarna nog een aantal keren. Ik voelde dat ik ook op mijn rechter bovenarm geraakt werd.
4. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 3] ) d.d. 20 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 36):
Ik zag dat de man het pistool op ons richtte en meerdere keren schoot. Ik denk 3 of 4 keer. Ik voelde dat ik één keer geraakt werd op mijn rechter bovenbeen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2021, opgemaakt door [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 43):
Op plaats delict heb ik 3 kleine metalen ronde balletjes op straat aangetroffen.
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2021, opgemaakt door [verbalisant] en [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 53):
Omstreeks 13:32 uur betraden wij de woning van de verdachte. Wij zagen in de genoemde
witte kast enkele pakken nasi-mix staan. Wij zagen dat dat in één van de pakken nasi-mix een zwart metalen op een vuurwapen gelijkend voorwerp zat met de loop naar beneden gericht.
7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2021, opgemaakt door [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 64 en 65):
Ik vond een wapen dat, voor wat betreft vorm een sprekende gelijkenis vertoont met
een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool van het merk: Clock, type: Model 17,
kaliber: 9 x 19 mm. Het wapen heeft een lengte van 20,2 centimeter en een hoogte van
13,8 centimeter. Hij wapen is niet voorzien van een CE-keurmerk en valt daarom niet onder de uitzonderingsbepalingen met betrekking tot de speelgoedrichtlijn 2009/48/EG. (…) Genoemd voorwerp is strafbaar gesteld ingevolge artikel 55 lid 1 in verband met artikel 13 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
8. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 66):
Vervolgens zag ik dat die man op de dames met het hondje af kwamen lopen. Ik zag dat
hij een pistool trok, donker van kleur. Ik zag dat hij dit in zijn rechterhand had en
dit op de dames richtte en hoorde dat hij enkele keren schoot. (…) Ik zag dat hij het pistool vervolgens op ons richtte en een keer of 3 op ons schoot. Ik zag dat hij mijn vrouw op haar bovenbeen raakte.
9. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 89):
Toen ik buiten liep zag ik een man lopen met een witte hond. Ik dacht dat ik deze man herkende als de man die een getuigenverklaring tegen mij had afgelegd in een zaak van vorige week. Ik voelde dat ik boos op die man werd en ik pakte het pistool uit mijn jaszak en heb toen gevuurd. Ik heb niet echt gericht maar ik denk wel dat ik hem geraakt heb. Ik heb denk ik wel echt het hele magazijn leeggeschoten. Ik had 17 balletjes in het pistool gedaan en
het magazijn was leeg.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 februari 2021 (pagina’s 14 en 15);
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 17 februari 2021 (pagina’s 20 en 21);
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 16 februari 2021 (pagina 22);
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2021, opgemaakt door [verbalisant] (pagina 26);
5. De verklaring van verdachte, zoals ter terechtzitting van 24 augustus 2021 afgelegd, voor zover inhoudende:
Ik heb één keer geslagen, niet heel hard, maar ik heb het wel gedaan. Had ik niet moeten doen.
1. Het proces-verbaal van aangifte (Gemeente Amsterdam) d.d. 28 januari 2020, (pagina’s 12 en 13);
2. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 15] ) d.d. 6 februari 2020 (pagina’s 29 en 30);
3. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 14] ) d.d. 5 februari 2020 (pagina’s 31 en 32);
4. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 13] ) d.d. 5 februari 2020 (pagina’s 33 en 34);
5. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 16] ) d.d. 5 februari 2020 (pagina’s 35 en 36);
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2020, opgemaakt door [verbalisant] (pagina 37);
7. Het proces-verbaal van bevindingen (transactiegegevens) d.d. 14 april 2020, opgemaakt door [verbalisant] (pagina’s 41 en 42);
8. Het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen revolut passen) d.d. 23 juli 2020, opgemaakt door [verbalisant] (pagina 59);
9. De verklaring van verdachte, zoals ter terechtzitting van 24 augustus 2021 afgelegd, voor zover inhoudende:
Ik heb dingen gedaan bij gemeente Amsterdam die ik niet zou moeten doen. Ik weet niet of het illegaal was wat ik heb gedaan. Ik heb spijt. Ik dacht, dit had ik eigenlijk niet moeten doen, maar ik maakte een stap over de berg waardoor ik niet meer terug kon. Ik heb wat dingen aangepast in die computer. Ik heb die rekeningnummers aangepast en dat had ik niet moeten doen. Ik was te veel aan geld aan het denken. Geld hield me heel erg bezig. Nadat ik het gedaan had dacht ik pas, dit had ik eigenlijk niet moeten doen.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 december 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 76 en 77):
Op maandag 30 december omstreeks 15.32 uur stapte ik op locatie station Haarlem. Omstreeks 15.39 uur arriveerde ik bij halte Raaksbrug. Ik zag dat hij hierna direct op mij afstapte en ik zag dat hij zijn rechter vuist hief. Ik zag dat hij met zijn rechter vuist uithaalde naar mijn gezicht. Ik dook hierop direct in elkaar. Hij stond op dat moment dicht bij mij, tegen het poortje aan. Ik voelde een harde klap tegen de linkerkant van mijn gezicht, ter hoogte van mijn linkeroog.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2020, opgemaakt door [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 80):
Te zien is dat de verdachte met zijn vouwfiets de bus inkomt en met zijn rechterhand uithaalt naar de chauffeuse.
3. Het proces-verbaal van herkenning d.d. 19 april 2020, opgemaakt door [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 92):
Verdachte wordt herkend aan zijn totaalbeeld. Verbalisant die hem herkent heeft hem 2,5 uur in het gezicht aangekeken. Specifiek droegen bij: inhammen voorhoofd, vorm gezicht en bril. Hij herkende hem onmiddellijk.
4. De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is gegaan zoals in het filmpje.
1. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 7] ) d.d. 21 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 24):
Ik zag dat de man met deze schroevendraaier in zijn rechterhand meerdere malen een
beweging maakte van boven naar beneden. Op dat moment besefte ik dat ik geen middelen ter beschikking had om mij tegen de man te verdedigen. (...) Ik zag dat de man de schroevendraaier vast bleef houden met zijn rechterhand. Ik zag dat de totale lengte van de schroevendraaier ongeveer 20 centimeter was. Ik zag dat het een platte schroevendraaier was. Ik was op dat moment bang om gestoken te worden door de man met die schroevendraaier. De man maakte meerder zwaaibewegingen op en neer met de schroevendraaier. Hij hield deze in de richting van [naam] en mij. Ik zag dat de man op ons af kwam met de schroevendraaier naar ons gericht. (...) Ik zag dat de man zijn greep op de schroevendraaier veranderde en met de schroevendraaier stekende bewegingen maakte in de richting van mij en naar [naam] . Ik schrok hier enorm van en was op dat moment echt bang dat hij mij met die schroevendraaier zou steken. Ik zag dat de man in mijn richting kwam en met een steek beweging de schroevendraaier tegen mijn veiligheidsvest stak. Ik voelde dat de schroevendraaier met kracht tegen mijn lichaam werd gedrukt.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2020, opgemaakt door [verbalisant] en [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 34):
Op de vraag of hij een schroevendraaier heeft getoond verklaarde hij dat wel een schroevendraaier in zijn zak had maar deze niet had getoond en zich niet dreigend had opgesteld, hij wilde enkel weg van de handhaving.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 9] d.d. 28 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 35):
Ik zag dat de man een soort sleutel in zijn hand had. Ik denk dus zijn fietssleutel
omdat hij bezig was om zijn fiets op slot te zetten. Ik zag dat de man hiermee gekke bewegingen maakte in de richting van de twee handhavers. Ik bedoel hiermee dat hij steekbewegingen maakte met de sleutel in zijn hand en dat hij hiermee langs de gezichten van de handhavers zwaaide. Ik zag dat de man op dat moment op een meter afstand van de handhavers stond. Ik zag dat de handhavers allebei naar achter stapten om de steek bewegingen van de man te ontwijken.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8] d.d. 22 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 69):
Ik zag dat de man toen met zijn rechterhand in zijn binnenzak van zijn jas voelde. Ik
zag dat hij een schroevendraaier tevoorschijn haalde en deze in zijn hand hield. Ik
zag dat hij met zijn arm een op- en neerwaartse beweging maakt, met de
schroevendraaier in onze richting houdend. IK had het idee dat hij dit deed om ons op
afstand te houden. Ik zag dat de schroevendraaier een totale lengte had van ongeveer
twintig centimeter. Ik stond op dat moment op ongeveer anderhalf tot twee meter afstand van de man. Ik zag dat mijn collega [naam] aan mijn rechterzijde stond op ongeveer een meter afstand van mij. We stonden in een V vorm. Ik zag dat de man naar ons toe stapte met de schroevendraaier nog steeds in zijn hand en maakte nog steeds zwaaiende bewegingen in onze richting. Ik voelde mij op dat moment bedreigd.
(...)
Ik zag dat de man zich richtte op [naam] en dat hij dichter naar [naam] toe kwam. Ik zag
dat hij de schroevendraaier anders vast pakte en toen een steek beweging met de punt
van de schroevendraaier naar [naam] toe gericht maakte. Ik zag dat de schroevendraaier
het veiligheidsvest van [naam] raakte met de punt. Ik zag dat dat ter hoogte van het
borstbeen bij [naam] terecht kwam. Ik zag dat de steek beweging met kracht ging want
[naam] ging hierdoor achteruit.
1. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 9] d.d. 28 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 36):
Later op de avond zag ik de man weer aan komen fietsen over de Galle Promenade. Hij
heeft mij toen bedreigd met een pistool. Ik heb toen meteen de politie gebeld en
aangifte gedaan. Ik hoor nu van u dat het geen echt pistool maar een lijm pistool is
geweest. Ik dacht toch echt dat het een echt pistool was op het moment dat de man dit
op mij richtte.
2. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 38):
Ik zag dat de man langs mij fietste. Ik zag dat de man zijn middelvinger naar mij opstak. Ik zag dat de man zijn rechterhand in zijn rechter broekzak stak. Ik zag dat hij zijn hand uit zijn zak haalde. Ik zag dat hij zijn hand in mijn richting stak. Ik zag dat hij in zijn hand een voorwerp vasthield wat ik herkende als een vuurwapen.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 16 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 45):
Ik zag dat de man op de fiets een voorwerp uit zijn rechter broekzak haalde. Ik zag
dat hij hiermee in de richting van [naam] wees, en ik hoorde een geluid van: Tjak.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2020, opgemaakt door [verbalisant] en [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 47):
Ik zag dat [verdachte] naar buiten kwam en ik zag dat hij een zwart, op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn rechter broekzak had. Ik vroeg [verdachte] wat dit was en ik vroeg hem of ik het uit zijn broekzak mocht halen. Ik hoorde hem zeggen: ''Dat is een lijmpistool''
1. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 11] ) d.d. 2 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 4 en 5):
Uit het niets zag ik dat de jongen een stalen pijp pakte. Ik denk dat die pijp ongeveer een meter of anderhalve meter lang was en misschien een centimeter dik. Ik zag dat de pijp glom.
Ik zag dat de man de pijp met twee handen aan een uiteinde vasthield en deze echt
boven zijn hoofd hief naar achteren. Vervolgens begon hij met kracht naar mij te
slaan waardoor ik geraakt werd. Ik denk dat ik drie of vier keer geslagen werd. Ik
weerde de slagen af met mijn linkerhand en onderarm. Ik hield mijn linkerhand omhoog
ter hoogte van mijn voorhoofd op zo'n twintig centimeter afstand. Als ik dit niet had
gedaan was ik met zekerheid dus tegen mijn hoofd geraakt door de slagen.
(...)
Hij draaide zich vervolgens om en liep weer de trap op. Terwijl hij dit deed pakte hij al een glazen pot van de vliering af en gooide deze met kracht in de richting van hoofd. Gelukkig raakte deze pot mijn hand want anders was ik vol in mijn gezicht geraakt.
(...)
Volgens mij gooide hij hierna ook nog een aantal dakpannen naar mijn hoofd en naar dat van Loïs.
(...)
Op dat moment pakte hij meerdere dakpannen, glazen potten en een voet van een parasol. Al deze voorwerpen gooide hij naar mij en mijn collega's. Deze kwamen door de deuropening heen tot voorbij waar wij stonden. Hij probeerde ons dus echt te raken hiermee.
2. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 12] ) d.d. 2 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 7 en 8):
Ik zag vervolgens dat de verdachte een plots een ijzeren staaf pakte. Ik zag dat hij collega [slachtoffer 11] hiermee sloeg. Ik zag dat de verdachte met kennelijk met kracht sloeg. Ik zag dat de
verdachte met een ruime beweging uithaalde en mijn collega [slachtoffer 11] raakte op zijn pols. Ik zag dat de verdachte nog zeker een (1) keer de slaande beweging herhaalde.
(...)
Er is rond dat moment door collega's onderling gesproken om een bus ter plaatste te
laten komen om de fiets van de verdachte mee te nemen. Dit heeft de verdachte
mogelijk gehoord en op dat moment werden ik en mijn collega [slachtoffer 11] bekogeld door
dakpannen en glazen potten.
Bij een van de eerst glazen potten die gegooid werden, voelde ik dat ik geraakt werd
op mijn bovenbeen. Dit betrof mijn rechter bovenbeen. Ik voelde dat de glazen pot mij
met kracht raakte. Dit betrof een soort van weckpot van ongeveer 25 a 30 centimeter
hoog. Ik voelde dat de glazen pot brak op het moment dat de pot mijn bovenbeen
raakte. Ik voelde dat dit pijn deed.
(...)
De dakpannen en de glazen potten die de verdachte gooide, waren voor mij en mijn
collega [slachtoffer 11] bedoeld. Dit was op het moment dat wij nog op de trap stonden. Deze
spullen werden niet in de open ruimte van de schuur gegooid maar gericht naar ons, op
het moment dat wij nog op de trap stonden.
3. Het proces-verbaal van aangifte ( [slachtoffer 10] ) d.d. 2 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 14 en 15):
Ik zag dat [verdachte] boven gebukt op de vliering zat. Ik zag dat hij een soort stalen pijp
vast had. Ik hoorde collega [slachtoffer 11] roepen met luide stem:" Laat vallen".
Ik zag dat [verdachte] deze pijp naar achter bewoog. Ik zag dat hij deze pijp richting
collega [slachtoffer 11] een slaande beweging maakte. Ik zag dat collega [slachtoffer 11] zijn gezicht
weg draaide en een afwerende beweging maakte met zijn linkerhand. Ik kon niet zien of
de pijp collega [slachtoffer 11] raakte. Ik zag dat [verdachte] weer met de pijp naar achter bewoog. Ik zag dat hij deze pijp weer met een krachtige slaande beweging richting [slachtoffer 11] bewoog. Ik hoorde dat [verdachte] steeds een soort luid gegromd/geschreeuw slaakte. Ik zag dat [verdachte] hierna de pijp weer naar achter bewoog. Ik zag dat [verdachte] deze pijp weer met een krachtige beweging naar voren bewoog. Ik zag dat [verdachte] de pijp richting collega [slachtoffer 11] en mij gooide. Hierbij werd ik geraakt op mijn linkerhand door de pijp tijdens het afweren met mijn hand.
(...)
Ik zag dat hij een soort glazen vaas in zijn hand had. Ik zag dat collega [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] naar beneden bewogen van de trap af. Ik zag dat [verdachte] deze glazen vaas richting ons gooide.
(...)
Ik zag dat [verdachte] een oranje dakpan van de stapel naast hem pakte. Ik zag
dat [verdachte] deze dakpan bovenhands naar achteren bracht. Ik zag dat hij deze bovenhands
met kracht richting de collega's gooide die bij de ingang stonden. Ik hoorde de
dakpan bij neerkomst uiteenspatten. Ik hoorde dat [verdachte] tijdens het gooien van de
dakpannen steeds een kreun slaakte, hierdoor merkte ik dat hij met zeer veel kracht
de dakpannen op ons af gooide. (...) Het gericht gooien van de dakpannen richting mij en collega's bleef [verdachte] meerdere malen herhalen.
(...)
Ik zag dat hij in zijn beide handen een groot voorwerp vast had. Ik zag aan de houding van [verdachte] dat het een zwaar voorwerp was. Ik denk dat het een soort stalen of betonnen parasolvoet was. Ik zag dat hij dit voorwerp naar achter bewoog. Ik zag dat hij richting mij keek. Ik zag dat het leek alsof hij dit voorwerp richting mij wilde gooien. Ik dacht, als ik dit voorwerp tegen mij aankrijg dan wordt het mijn dood. Ik had echt het gevoel dat ik voor mijn leven zo snel als ik kon weg moest rennen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2020, opgemaakt door [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 43):
Ik zag dat hij rode striemen aan de bovenzijde en onderzijde van zijn linker pols had.
5. De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting op 24 augustus 2021, voor zover inhoudende:
V: Ik heb wel een paar potten gegooid, maar de dakpannen niet, die heb ik laten vallen.
R: Heeft u potten gegooid tegen de politiemensen?
V: Nee tegen de muur aan.
R: Er wordt gezegd: “De potten gooide hij naar mij en mijn collega’s”.
V: De potten heb ik tegen de muur gegooid, die was achter hun, maar niet tegen hun.
V: Dakpannen heb ik laten vallen, misschien ook paar gegooid, de agenten zijn tussen mij en de muur gaan staan. Het was niet mijn bedoeling om politie te raken.