2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 25 november 2019 te Slagharen:
feit 1: al dan niet opzettelijk er niet voor heeft gezorgd dat een aantal runderen beschikten over een schone en droge ligplaats;
feit 2: al dan niet opzettelijk er niet voor heeft gezorgd dat een aantal runderen voldoende gezond en geschikt voer kregen;
feit 3: al dan niet opzettelijk er niet voor heeft gezorgd dat een aantal runderen voldoende toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van voldoende kwaliteit om te drinken;
feit 4: runderen heeft gehouden, terwijl deze runderen niet waren voorzien van de verplichte oormerken;
feit 5: niet tijdig aangifte heeft gedaan van het feit dat hij kadavers van dieren had.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van - in totaal - 71 runderen, althans één of meer rund(eren) al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 16 runderen (in stal 1), althans één of meer rund(eren), en/of
- 16 runderen (in stal 2), althans één of meer rund(eren),
over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden,
aangezien die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats,
immers waren/was de stal(len) vervuild met oude en verse mest en urine en/of waren de dichte vloer en de roostervloeren, zowel in de lichtboxenstal als in de hokken met volledig roostervloer, vervuild met lagen natte mest en urine
en/of waren de klauwen en de vachten aan de onder poten, flanken en achterhand van de runderen vervuild met aangekoekte oude en verse mest (zie p. 8 en 9 proces-verbaal),
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van - in totaal - 71 runderen, althans één of meer rund(eren)
al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 16 runderen (in stal 1), althans één of meer rund(eren), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier,
immers was de voergang in deze stal bedekt met een laagje gehakselde maisrestanten terwijl deze mais op veel plaatsen vervuild was met mest en urine en/of hadden de runderen geen goede voedingsconditie en/of waren de
runderen (zeer) mager (zie p. 10 proces-verbaal), en/of
- 33 runderen (in de weide), althans één of meer rund(eren), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier,
immers was de weide volledige kaalgevreten en/of was de voerplaats geheel schoon gevreten en/of hadden de runderen geen goede voedingsconditie en/of waren de runderen (zeer) mager (zie p. 10 proces-verbaal),
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van - in totaal - 71 runderen, althans één of meer rund(eren) al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 16 runderen (in stal 1), althans één of meer rund(eren) (zie p. 11 proces-verbaal), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers hadden deze runderen de beschikking over één waterbak welke vies was en waarvan de bodem was bedekt met een dikke laag deels rottende voerrestanten, en/of
- 16 runderen (in stal 2), althans één of meer rund(eren) (zie p. 11 proces-verbaal), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de waterbakken in deze stal droog en leeg en/of kwam er geen water uit de klepels en nippels,
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, 16 runderen, althans één of meer rund(eren) (zie p. 16 proces-verbaal), heeft gehouden die/dat niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren/was geïdentificeerd en/of geregistreerd,
immers waren/was deze/dit rund(eren) niet voorzien van oormerken;
5.
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten kadavers van runderen,
er niet voor heeft zorggedragen dat de kadavers zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer (Rendac),
immers werden op 25 november 2019 elf, althans één of meer kadaver(s) van een (rund)eren (zie p. 11 en 12 proces-verbaal), aangetroffen die enkele dagen en/of weken dood waren.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4 De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van de gehele tenlastelegging gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde. Verdachte is van mening dat hij zijn runderen van een schone en droge ligplaats, van voldoende en juist voer en van voldoende en schoon drinkwater heeft voorzien. De aangetroffen kadavers lagen er volgens verdachte nog maar net. Hij was van zins op zeer korte termijn Rendac te bellen om de kadavers af te laten voeren, maar de NVWA was er eerder dan hij Rendac kon bellen, aldus de verdachte.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.1
Verbalisant Barhorst heeft door middel van raadpleging van het I&R-systeem op 20 november 2019 vastgesteld dat verdachte was geregistreerd voor het bedrijfsmatig houden van runderen op de locatie [adres] te Slagharen.2
Er staan 86 runderen geregistreerd als aanwezig op het bedrijf van verdachte.3
Op 25 november 2019 voeren twee ambtenaren van de NVWA, verbalisanten Barhorst en Postema, en een toezichthoudend dierenarts van de NVWA, drs. B.A. Winter, een inspectie uit op het dierenwelzijn bij de onderneming van verdachte aan de [adres] te Slagharen.4
Ze treffen daar aan 16 runderen (waarvan 5 kalveren) in stal één, 16 runderen (waarvan 3 kalveren) in stal twee en 33 runderen (waarvan 9 kalveren) in de wei.
De verbalisanten zien dat de stallen vervuild zijn met oude en verse mest en urine. De dichte vloer en de roostervloeren, zowel in de ligboxenstal als in de hokken met volledig roostervloer, zijn vervuild met lagen natte mest en urine en de klauwen en de vachten aan de onderpoten, flanken en achterhand van de runderen zijn vervuild met aangekoekte oude en verse mest. De 32 runderen in de stallen beschikken niet over een schone, droge en comfortabele ligplaats.5
Zij zien dat vrijwel geen één van de runderen in de stallen en de wei een goede voedingsconditie heeft. Alleen een gedeelte van de nog zogende kalveren is niet (te) mager. Aan de scherp uitstekende ruggengraat, ribben en heupbeenderen is te zien dat de runderen erg mager zijn. Veel van de runderen hebben een matige tot slechte pensvulling; dat is te zien aan de ingevallen linkerflanken en brede pensgroeven.
De voergang in stal 1 is bedekt met een laagje gehakselde maisrestanten. De mais is op veel plaatsen vervuild met mest en urine. De runderen kunnen aan het einde van de voergang over de afscheiding heen springen. Zowel in stal 1 als stal 2 liggen alleen restanten van gehakselde mais bij het voerhek.
De wei, waarin 33 runderen lopen, is volledig kaalgevreten. Aan het eind van het pad naar de wei toe ligt een hoeveelheid gehakselde mais. Aan de sporen langs het prikkeldraad zien de verbalisanten dat de runderen daar gevoerd worden. Over een lengte van ongeveer 10 meter is deze voerplaats geheel schoon gevreten op een laagje door de modder van de ondergrond bevuilde mais na. Dit is het geval over een breedte zover de runderen met hun nek onder het prikkeldraad bij het voer kunnen komen.
In de wei en beide stallen zien de verbalisanten geen enkele aanwijzing dat deze runderen ander voedsel dan gehakselde mais krijgen. Ook treffen zij in de stallen en op het erf geen ander voer aan. Bekend is dat een rantsoen van alleen of voornamelijk mais veel te eenzijdig is voor runderen omdat het onder andere onvoldoende eiwitten bevat.
In stal 1 zien de verbalisanten de runderen drinken van de plassen urine en mestvocht die ontstonden door op de dichte vloer urinerende runderen. Het is verbalisanten bekend dat dit gedrag bij runderen kan wijzen op tekorten aan mineralen.
De runderen krijgen derhalve niet een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van deze dieren.6
De verbalisanten zien dat de runderen in stal 1 de beschikking hebben over één waterbak. Verbalisant Barhorst ziet dat het water in deze bak vies is. Hij ziet en voelt dat de bodem van deze waterbak bedekt is met een dikke laag deels rottende voerrestanten.
Verder constateren de verbalisanten dat alle hokken in stal 2 van drinkbakjes zijn voorzien, maar dat deze leeg en droog zijn. Verbalisant Barhorst drukt op de klepels en nippels van alle drinkbakjes en nergens komt water uit. Kennelijk is de watertoevoer afgesloten.
De runderen in stal 1 en in stal 2 hebben derhalve geen toegang tot een toereikende hoeveelheid water van een passende kwaliteit en kunnen niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water voldoen.7
In stal 1 treffen de verbalisanten onder enkele hopen mest en stro in totaal drie kadavers van runderen aan. Aan de staat van de kadavers zien zij en aan de geur van de kadavers ruiken zij dat deze runderen al minimaal enkele weken dood zijn.
In twee hokken van stal 2 zien de verbalisanten onder een hoop stro in totaal drie kadavers van runderen liggen. Aan de staat van de kadavers zien zij en aan de geur van de kadavers ruiken zij dat deze runderen minimaal enkele dagen dood zijn. Eén van de kadavers is niet voorzien van oormerken.
Onder een afdak op het erf onder een hoop stro treffen de verbalisanten nog vier kadavers van runderen aan en in de wei ligt ook een kadaver van een rund. Aan de staat van de kadavers zien zij en aan de geur van de kadavers ruiken zij dat deze runderen minimaal enkele dagen dood zijn.
Bij navraag bij Rendac blijkt dat verdachte geen aangifte van aanwezigheid van (één van) de kadavers heeft gedaan.8
Verbalisanten zien dat er 11 runderen zijn die maar van één oormerk zijn voorzien en dat er twee volwassen runderen zijn die helemaal geen oormerken hebben. In het I&R-systeem ziet verbalisant Barhorst dat verdachte na de opheffing van de bedrijfsblokkade op 29 maart 2019 geen oormerken heeft bijbesteld.
Zestien kalveren, met een geschatte leeftijd van 1 week tot 3 maanden, zijn niet voorzien van oormerken. Wel zijn er door verdachte in oktober 2019 drie kalveren als geboren gemeld en deze hebben de nummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] gekregen, maar er zijn geen kalveren met merken met deze nummers op het bedrijf van verdachte aangetroffen. Mogelijk zijn er dus drie van de zestien niet gemerkte kalveren wel als geboren gemeld. In ieder geval is van dertien kalveren de geboorte niet door verdachte gemeld en zijn zestien kalveren niet gemerkt.9
De dierenarts B.A. Winter onderschrijft de constateringen van de verbalisanten. Winter concludeert dat er niet één dier was dat onder acceptabele omstandigheden gehouden en verzorgd werd. Alle runderen waren in een slechte tot zeer slechte voedingstoestand.10
Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 februari 2020, zakelijk weergeven, onder meer verklaard dat:
er op vrijdag 22 november 2019 - dus 3 dagen voorafgaand aan de inspectie van de NVWA- een incident op zijn bedrijf heeft plaatsgevonden, namelijk dat er zes koeien en één kalf door de roostervloer zijn gezakt en zijn verdronken in de put;
hij de kadavers van de koeien niet allemaal diezelfde dag nog uit de put kon halen;
hij diezelfde dag nog wel de roosters heeft laten vernieuwen;
hij Rendac pas wilde bellen als alle kadavers uit de put waren en dat was op maandag 25 november 2019;
er maandagochtend 25 november 2019 nog een koe in de wei plotseling dood ging;
er geen 11 maar 8 kadavers waren;
de NVWA er al was voordat hij Rendac had gebeld;
de inspecteurs van de NVWA liegen dat er geen voldoende drinkwater was voor de koeien;
hij de koeien elke dag het benodigde voer geeft: 's morgens mais met brok en 's middags kuilvoer;
zijn vrouw altijd keurig binnen 3 dagen alle geboorten van kalveren heeft gemeld;
de inspecteurs hem kapot willen maken en daarom negatief over zijn bedrijf rapporteren.
De raadsvrouw heeft daarop de vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde.
Met betrekking tot het verweer van de verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
De verklaring van verdachte is zowel innerlijk tegenstrijdig als strijdig met de bevindingen van de verbalisanten en de dierenarts.
Het innerlijke tegenstrijdige is dat verdachte stelt dat hij -nadat er koeien door de roostervloer zijn gezakt -een nieuwe roostervloer heeft laten plaatsen op vrijdag 22 november, maar ook stelt dat hij in de dagen erna nog kadavers uit de put heeft gehaald, omdat dat allemaal niet lukte op één dag. Dit lijkt feitelijk niet mogelijk aangezien de kadavers dan onder de nieuwe roostervloer moeten hebben gelegen. Voorts is innerlijk tegenstrijdig de verklaring van verdachte omtrent het door hem berekende verbruik van het voedsel enerzijds en de door verdachte aangedragen stukken betrekking hebbend op het door verdachte bestelde voedsel anderzijds. Immers, daaruit volgt, zo stelt de rechtbank vast, dat het voer dat (volgens die onderliggende stukken) werd geleverd reeds (ruim) vóór 25 november 2019 geheel moet zijn verbruikt.
Ten aanzien van de door de verdachte ter terechtzitting aan de rechtbank getoonde camerabeelden kan de rechtbank niet vaststellen wanneer en onder welke omstandigheden deze zijn gemaakt en wat daar mogelijk aan is voorafgegaan. Deze beelden, volgens verdachte gemaakt in stal 1, gaven geen compleet overzicht van de stal, maar slechts van een deel van stal 1, zodat de rechtbank niet kan vaststellen wat het beeld van het overige (niet in beeld gebrachte) deel van de stal is geweest.De rechtbank acht het door verdachte naar voren gebrachte niet aannemelijk geworden en gaat uit van de bevindingen van de verbalisanten en de dierenarts.
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten en de dierenarts, zoals hiervoor beschreven, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, waarbij het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde opzettelijk door verdachte is begaan. Bij het onder 4 ten laste gelegde is 'opzettelijk' niet in de tenlastelegging opgenomen en kan derhalve ook niet bewezen worden verklaard, zoals de officier van justitie vorderde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van in totaal 71 runderen, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 16 runderen (in stal 1), en
- 16 runderen (in stal 2),
over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden,
aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats,
immers waren de stallen vervuild met oude en verse mest en urine en waren de dichte vloer en de roostervloeren, zowel in de ligboxenstal als in de hokken met volledig roostervloer, vervuild met lagen natte mest en urine en waren de klauwen en de vachten aan de onderpoten, flanken en achterhand van de runderen vervuild met aangekoekte oude en verse mest, zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
hij op 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van - in totaal - 71 runderen, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 16 runderen (in stal 1), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was de voergang in deze stal bedekt met een laagje gehakselde maisrestanten terwijl deze mais op veel plaatsen vervuild was met mest en urine en hadden de runderen geen goede voedingsconditie en waren de runderen zeer mager, en
- 33 runderen (in de weide), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was de weide volledige kaalgevreten en was de voerplaats geheel schoon gevreten en hadden de runderen geen goede voedingsconditie en waren de runderen zeer mager,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
hij op 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van in totaal 71 runderen, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 16 runderen (in stal 1), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers hadden deze runderen de beschikking over één waterbak welke vies was en waarvan de bodem was bedekt met een dikke laag deels rottende voerrestanten, en
- 16 runderen (in stal 2), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren de waterbakken in deze stal droog en leeg en/of kwam er geen water uit de klepels en nippels,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
hij op 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, 16 runderen heeft gehouden die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd, immers waren deze runderen niet voorzien van oormerken;
5.
hij op 25 november 2019 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van aangewezen dierlijke bijproducten, te weten kadavers van runderen,
er niet voor heeft zorggedragen dat de kadavers zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de bijproducten zijn ontstaan, zijn aangegeven bij de ondernemer (Rendac), immers werden op 25 november 2019 elf kadavers van runderen, aangetroffen die enkele dagen of weken dood waren.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij:
- -
feit 1: artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder d, Besluit houders van dieren;
- -
feit 2: artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder e, Besluit houders van dieren;
- -
feit 3: artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder f, Besluit houders van dieren;
- -
feit 4: artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 96 Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren juncto artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren juncto de artikelen 13, eerste lid, 15, eerste lid en artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren;
- -
feit 5: artikel 1a onder 3o van de Wet op de economische delicten juncto de artikelen 3.4 en 6.2 van de Wet dieren juncto artikel 3.22, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op:
- feiten 1, 2 en 3 telkens het misdrijf:
overtreden van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
- feit 4: 16 overtredingen:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zestien keer gepleegd.
- feit 5: 11 overtredingen:
overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 3.4 in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, elfmaal gepleegd.
10 De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- feiten 1, 2 en 3 telkens het misdrijf:
overtreden van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
- feit 4: 16 overtredingen:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zestien keer gepleegd;
- feit 5: 11 overtredingen:
overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 3.4 in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, elfmaal gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
ter zake de overtredingen van de feiten 4 en 5:
- legt geen straf op voor de overtredingen bewezen verklaard onder 4 en 5;
straf ter zake de feiten 1, 2 en 3:
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Dobbe 72 in Zwolle op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de Stichting Samen Doen of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van Stichting Samen Doen zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt de gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de verdachte, waarin de economisch delicten zijn gepleegd, voor de duur van 1 (één) jaar, met dien verstande dat de onderneming van verdachte alleen wordt stilgelegd voor zover het betreft het bedrijfsmatig houden van dieren of doen houden van dieren of het verhuren aan anderen van de gebouwen en gronden voor het houden van dieren;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Rechtbank Overijssel van 2 september 2019 met parketnummer 08-994558-18 voorwaardelijk opgelegde:
- taakstraf voor de duur van 90 uren met bevel voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 (vijfenveertig) dagen;
- stillegging van de onderneming van de verdachte, waarin de economisch delicten zijn gepleegd, voor de duur van 1 (één) jaar, met dien verstande dat de onderneming van verdachte alleen wordt stilgelegd voor zover het betreft het bedrijfsmatig houden van dieren of doen houden van dieren of het verhuren aan anderen van de gebouwen en gronden voor het houden van dieren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en
mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2020.
Mrs. M. Melaard en R.P. van Campen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.