vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/339499 / HA ZA 18-705
Vonnis in de hoofdzaak en in het incident van 4 maart 2020
[eiseres]
,
handelend onder de naam [A],
wonende te [land 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
eiseres in het incident,
advocaat mr. W.G. Reddingius te Rotterdam,
vennootschap naar buitenlands recht
[verweerster]
,
gevestigd te [land 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L.M. Schelstraete te Oisterwijk.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [verweerster] genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
[verweerster] heeft het dressuurpaard (een merrie) [X] (hierna: [X] ) in 2014 gekocht en sindsdien is [X] tot april 2018 jarenlang succesvol uitgebracht op Grand Prix niveau, onder meer in 2015 op het Europees kampioenschap.
2.2.
Op 10 maart 2017 heeft er een MRI onderzoek bij [X] plaatsgevonden waarbij is vastgesteld dat er rechtsvoor sprake was van een hoefgewricht overvulling en irritatie van het gewrichtskapsel.
2.3.
[Y] (hierna: [Y] ) is in maart 2017 als commissionair van een potentiële koper nauw betrokken geweest bij een mogelijke verkoop van [X] . Er heeft een aankoopkeuring plaatsgevonden waarbij op 22 maart 2017 röntgenbeelden zijn gemaakt van het hoefgewricht rechtsvoor en door [verweerster] het volledige veterinaire dossier van [X] , waaronder MRI beelden van 10 maart 2017, beschikbaar is gesteld.
2.4.
[X] is in verband met tekenen van kreupelheid aan de rechtervoet op 24 november 2017 onderzocht door [Z] (hierna: [Z] ). Daarbij is een MRI gemaakt van de rechtervoet. Blijkens het rapport van [Z] van 29 november 2017 is daarbij het volgende geconstateerd: ‘Lame RF / food pain caused by: - bursitis navicular bursa, - OA DIP joint, - synovitis PIP joint’. Als behandeling zijn voorgeschreven medicijnen en vier weken wandeloefeningen en flatwork waarna het gewone werk weer zou kunnen worden opgepakt.
2.5.
Na het onderzoek van 24 november 2017 is het hoefbeslag van [X] veranderd waarna [X] geen tekenen van kreupelheid meer vertoonde en zij in januari 2018 een aankoopkeuring doorstond.
2.6.
Op 12 februari 2018 heeft [X] een MRI-onderzoek ondergaan bij de Universiteitskliniek te Madrid. Daarbij is vastgesteld dat er rechtsvoor sprake was van een verhoogde mate, ten opzichte van maart 2017, hoefgewricht overvulling en irritatie van het gewrichtskapsel en van een minimale haakvormige (osteofyt) voorkant distale kroonbeen.
2.7.
Op 2 en 4 maart 2018 heeft [X] met respectievelijk een tweede en eerste plaats deelgenomen aan een Grand Prix wedstrijd in Lier.
2.8.
[eiseres] is een professionele dressuuramazone en had in [X] een opvolger gevonden voor haar toenmalige dressuurpaard. [eiseres] heeft zich in het kader van de aankoop van [X] laten bijstaan door [Y] . Kort na de Grand Prix in Lier heeft [Y] contact opgenomen met [verweerster] en aan [verweerster] kenbaar gemaakt dat [eiseres] interesse had in [X] . [eiseres] heeft op 22 maart 2018 [X] uitgeprobeerd.
2.9.
[eiseres] heeft op 3 april 2018 een aankoopkeuring in aanwezigheid van [Y] laten verrichten door de Nederlandse paardendierenarts [C] (hierna: [C] ). Voor [verweerster] was aanwezig [D] , de vaste dierenarts van [X] . [D] heeft aan [C] te kennen gegeven dat het volledige veterinaire dossier, waaronder MRI-opnames, van [X] beschikbaar was. [C] heeft [X] klinisch, ook onder zadel, en röntgenologisch gekeurd, waarbij röntgenbeelden en echo’s zijn gemaakt en bloed is afgenomen om dat te laten testen op ‘prohibited substances’. Deze beelden en de uitslag van de bloedtest zijn door [D] aansluitend aan de keuring aan [C] gemaild. [C] heeft afgezien van het bekijken van bestaande MRI-opnames. [X] vertoonde geen kreupelheid. [C] heeft een positief aankoopadvies gegeven.
2.10.
Op 12 april 2018 hebben [eiseres] als koper en [verweerster] als verkoper een (schriftelijke) koopovereenkomst gesloten met betrekking tot [X] . Deze koopovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
‘6. The ownership and responsibility of the Horse from Seller to Buyer will change at the time of delivery of the Horse.
(…)
8. The Buyer organizes the transport of the Horse to the Buyer’s stables in [woonplaats] . The transport of the Horse from Portugal to the Buyer's Stables in [woonplaats] will be entirely for risk of the Buyer.
9. The Buyer declares to accept the Horse upon delivery in the condition in which it is found at the time of delivery. The Seller provides no guarantee with respect to the Horse's future sporting abilities or state of health. Any risks in this respect are the sole responsibility of the Buyer.
10. The Buyer declares to be buying the Horse with the intention of riding or having ridden the Horse in dressage in the future. The Seller declares to have taken not of the intentions of the Buyer described above and declares that the Horse is suitable for this.
11. This Agreement is subject to Dutch law with the exclusion of the Vienna Sales Convention. The District Court of East Brabant has jurisdiction to hear disputes by virtue of this Purchase Agreement.’
2.11.
[eiseres] heeft op 20 april 2018 de koopprijs van € 1.150.000,- voldaan.
2.12.
[X] is op 20 april 2018 in Portugal geleverd aan [eiseres] . Kort voor het transport van [X] zijn video’s van [X] gemaakt waarop [X] geen tekenen van kreupelheid vertoonde. Op 22 april 2018 is [X] aangekomen bij de stallen van [E] te [woonplaats] .
2.13.
[eiseres] heeft gesteld dat zij op 23 en 24 april 2018 heeft geconstateerd dat [X] onregelmatig (kreupel) loopt en dat zij op 24, 25 en 26 april 2018 hierover heeft geklaagd bij [verweerster] . Op 25 april 2018 heeft [eiseres] [X] naar [Z] gebracht. Daar heeft dierenarts [F] (hierna: [F] ) [X] klinisch onderzocht en heeft dierenarts [G] (hierna: [G] ) een MRI-onderzoek verricht. [F] heeft rechtsvoor en linksachter een kreupelheid vastgesteld. De conclusie van [G] luidt: ‘Most important remarks include: 1/ Osteoarthritis DIP joint RF with general cartilage thinning (…) Remark: The described findings in de DIP joint date with certainty over 3 weeks. To develop general thinning of the cartilage multiple months are needed, sometimes a year or more.’
2.14.
Bij e-mail van 25 april 2018 schrijft [Y] namens [eiseres] aan [verweerster] onder meer:
‘Sunday afternoon [X] arrived. Monday and Tuesday we did only light work. It feels not good. To take no risk, [eiseres] asked the vetenarian advise, who advised her directly to make an MRI.
As soon as possible we went to clinic the [Z] in Belgium for MRI. The result of the MRI is not good. I am not a vetenarian to explain exactly what s wrong. Somebody else will do is later.
Commissioned by [eiseres] , she will
return
the sales of [X] directly.’
2.15.
Bij e-mail van 26 april 2018 schrijft [Y] namens [eiseres] aan [verweerster] :
‘We know [X] was before at the [Z] (…) Dr [D] told dr [C] , during the vetcheck he should email MRI scans of the past. Till now he didn’t receive it. With the information dr [C] knows, he gave us a positive advise.’
2.16.
Bij brief van 27 april 2018 schrijft [eiseres] onder meer aan [verweerster] :
‘I am formally confirming the dissolving of the purchase contract of 12 April 2018 of the horse [X] as per 26 April 2018, at least in any case per today, due to the reasons set out in the veterinarian report.’
2.17.
Op 23 mei 2018 wordt bij [X] koorts geconstateerd, waarna [X] is behandeld door dierenartsenpraktijk [H] .
2.18.
Vervolgens wordt op 26 mei 2018 bij [X] koliek geconstateerd.
Op 27 mei 2018 wordt [X] geopereerd. Tijdens de operatie krijgt [eiseres] van de dierenarts het advies om [X] te laten inslapen. [eiseres] heeft dat advies opgevolgd.
2.19.
Het kadaver is na de euthanasie niet beschikbaar gebleven.
2.20.
[verweerster] heeft dierenarts [I] samen met specialist-radioloog [J] op 24 januari 2019 laten rapporteren over het dossier van [X] . [I] heeft in antwoord op vragen van [verweerster] onder meer verklaard dat uit de MRI-beelden van maart 2017, november 2017, februari 2018 en april 2018 blijkt dat er bij [X] sprake was van een overvulling van het hoefgewricht rechtsvoor, van irritatie van het gewrichtskapsel en van een minimale haakvormige (osteofyt) voorkant distale kroonbeen terwijl er volgens hem in april 2018 tevens sprake lijkt van een milde vernauwing van de gewrichtsspleet.
4 Het geschil in de hoofdzaak in conventie en in voorwaardelijke reconventie
in conventie
4.1.
[eiseres] vordert in conventie, samengevat:
I. primair een verklaring voor recht, dat [eiseres] de koopovereenkomst per 26 april 2018, althans per 27 april 2018, althans per heden rechtsgeldig heeft vernietigd dan wel vernietiging van de koopovereenkomst;
subsidiair een verklaring voor recht, dat [eiseres] de koopovereenkomst per 26 april 2018, althans per 27 april 2018, althans per heden rechtsgeldig heeft ontbonden, dan wel ontbinding van de koopovereenkomst;
II. veroordeling van [verweerster] om aan [eiseres] te betalen € 1.150.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 7 mei 2018;
III. veroordeling van [verweerster] om aan [eiseres] te betalen € 19.330,65, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 7 mei 2018;
IV. met veroordeling van [verweerster] in de volledige proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[eiseres] heeft aan haar vordering in conventie onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
[eiseres] is professioneel dressuuramazone en heeft de ambitie om deel te nemen aan de Olympische Spelen in Tokio in 2020. In verband daarmee heeft zij [X] gekocht.
[X] leed al vóór de levering aan een gebrek, bestaande in een kwaal dan wel problemen in de rechter voorhoef van [X] , waardoor zij niet geschikt was voor het doel waarvoor [eiseres] haar heeft gekocht. Er was sprake van een forse kapselverdikking en van forse synoviale woekeringen aan het hoefgewricht rechtsvoor, die de oorzaak zijn van kreupelheid van [X] die op 23 en 24 april 2018 is geconstateerd en die al ruimschoots voor de datum van levering bestonden. Indien [eiseres] dat had geweten, dan had zij de koopovereenkomst nooit gesloten. De koopovereenkomst is gesloten onder invloed van dwaling als bedoeld in artikel 6:228 sub a en b BW. Ook is er sprake van een aan [verweerster] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenis van [verweerster] om krachtens de koopovereenkomst een gezond en geschikt paard te leveren met potentie om aan de Olympische Spelen deel te nemen.
De koopovereenkomst is door [eiseres] vernietigd en voor zover dat niet het geval is vordert [eiseres] in deze procedure vernietiging van die overeenkomst. [verweerster] dient de koopprijs als onverschuldigd betaald aan [eiseres] terug te betalen en haar schade te vergoeden.
Door de vernietiging van de koopovereenkomst is de eigendom van [X] met terugwerkende kracht weer bij [verweerster] komen liggen en is [X] voor rekening en risico van [verweerster] gebleven. Door de buitengerechtelijke ontbinding zijn er ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan en is de eigendom van [X] met ingang van de datum van ontbinding weer bij [verweerster] komen liggen. Vanaf dat moment hield [eiseres] [X] voor [verweerster] . [verweerster] is ongerechtvaardigd verrijkt nu [eiseres] ten behoeve van [X] kosten heeft moeten maken die [verweerster] niet heeft hoeven maken.
4.3.
[verweerster] heeft tegen de vordering in conventie verweer gevoerd.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
4.5.
[verweerster] vordert in voorwaardelijke reconventie, in het geval van vernietiging dan wel ontbinding van de koopovereenkomst, samengevat:
-
een verklaring voor recht dat [eiseres] niet heeft gehandeld als een zorgvuldig schuldenaar, althans toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichting om [X] aan [verweerster] terug te geven, met veroordeling van [eiseres] tot vergoeding van de schade, zijnde een bedrag van € 1.150.000,-, te vermeerderen met rente;
-
veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder nakosten, te vermeerderen met rente.
4.6.
[eiseres] heeft in reconventie geen verweer gevoerd.
5 De beoordeling
de bevoegdheid van deze rechtbank en het toepasselijke recht
5.1.
Nu [verweerster] een rechtspersoon is naar buitenlands recht, gevestigd te [land 2] , en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
In artikel 11 van de koopovereenkomst is bepaald dat deze rechtbank bevoegd is om van geschillen met betrekking tot de koopovereenkomst kennis te nemen. Dit brengt mee dat op grond van artikel 25 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo II) deze rechtbank bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen.
De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo), nu de betreffende overeenkomst gesloten is na 17 december 2009.
Partijen zijn in artikel 11 van de koopovereenkomst overeengekomen dat Nederlands recht, met uitsluiting van het Weens Koopverdrag, van toepassing is op de overeenkomst en zij hebben daarmee een rechtskeuze gemaakt als bedoeld in artikel 3 lid 1 Rome I-Vo. Het geschil tussen partijen zal daarom worden beoordeeld naar Nederlands recht, met uitsluiting van het Weens Koopverdrag.
5.2.
[eiseres] heeft gevorderd de afgifte van het volledige veterinaire dossier van [X] , inhoudende, maar niet beperkt tot de patiëntenkaart, MRI-scans, röntgenfoto’s en/of echobeelden. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat [eiseres] doelt op het veterinaire dossier van [X] bij [Z] . Tussen partijen staat vast dat [eiseres] al beschikt over het onderzoeksrapport van 29 november 2017 en MRI-beelden die in [Z] zijn gemaakt. Deze stukken bevinden zich onder de processtukken. [verweerster] heeft gesteld dat zij niet beschikt over een patiëntenkaart van [X] en over röntgenfoto’s en echobeelden die in [Z] zouden zijn gemaakt. [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [verweerster] wel over deze stukken beschikt zodat het er voor moet worden gehouden dat dat niet het geval is. Daarnaast heeft [eiseres] niet nader gespecificeerd van welke andere gegevens uit het patiëntendossier van [X] zij afgifte verlangt. De slotsom van het voorgaande is dat de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen.
5.3.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten zullen worden begroot op € 814,50 (1,5 punt, tarief II à
€ 543,00 per punt) salaris advocaat.
5.4.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in de hoofdzaak in conventie
5.5.
Op grond van de vaststaande feiten, zie hiervoor onder 2.2, 2.4 en 2.6, kan worden aangenomen dat er bij [X] ten tijde van de koop en levering sprake was van een overvulling van het hoefgewricht rechtsvoor, van irritatie van het gewrichtskapsel rechtsvoor en van een minimale haakvormige (osteofyt) voorkant distale kroonbeen. Dat deze veranderingen in het hoefgewricht rechtsvoor ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst kreupelheid meebrachten en [X] toen ongeschikt maakten voor de dressuursport als bedoeld in artikel 7 van de koopovereenkomst, is niet gebleken.
Op basis van de medische gegevens over de periode voorafgaand aan de koop kan worden vastgesteld dat er in november 2017 sprake was van kreupelheid. [X] is aan deze kreupelheid behandeld, onder meer door verandering van het hoefbeslag. Van kreupelheid was daarna geen sprake meer, tot op of kort voor 25 april 2018. [X] is in de tussentijd, ondanks dat er kennelijk nog sprake was van eerdergenoemde veranderingen in het hoefgewricht rechtsvoor, ingezet als dressuurpaard op Grand Prix niveau, zonder dat van kreupelheid sprake was. [eiseres] heeft ter comparitie verklaard dat zij kort voordat zij het paard heeft uitgeprobeerd (op 22 maart 2018, zie hiervoor onder 2.8) van [Y] (die bekend was met [X] , zie hiervoor onder 2.3) wist dat het een heel goed paard was. Ook heeft zij verklaard dat zij het paard daarvoor ook al kende, dat zij een aantal ruiters op [X] heeft zien rijden en dat zij niet had vernomen dat andere ruiters problemen met [X] hadden. [eiseres] heeft daarnaast verklaard dat zij [X] juist heel graag wilde kopen nadat zij [X] had bereden. Noch bij de aankoopkeuring, noch bij de aflevering is gebleken van kreupelheid van het paard. De aanwezigheid de veranderingen in het hoefgewricht rechtsvoor, leidde daar kennelijk niet toe.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat de kreupelheid die op of kort voor 25 april 2018 werd geconstateerd, werd veroorzaakt door de meergenoemde veranderingen in het hoefgewricht rechtsvoor, verwezen naar de rapporten van [G] van [Z] van 26 april 2018 (productie 4 bij dagvaarding), van [K] (hierna: [K] ) van 17 mei 2018 (productie 6 bij dagvaarding) en van [F] van 11 juni 2018 (productie 9 bij dagvaarding). In het rapport van [G] is niet alleen niet vermeld dat [X] kreupel was maar is ook niet gesteld dat kreupelheid is veroorzaakt door overvulling van het hoefgewricht, irritatie van het gewrichtskapsel rechtsvoor en/of minimale haakvormige (osteofyt) voorkant distale kroonbeen. In de rapporten van [K] en [F] is evenmin expliciet een relatie gelegd tussen enerzijds deze veranderingen in het hoefgewricht rechtsvoor en anderzijds kreupelheid. Geen van hen heeft verklaard dat de aanwezigheid van overvulling van het hoefgewricht en irritatie van het gewrichtskapsel [X] ongeschikt maakte voor de dressuursport.
Het moet ervoor worden gehouden dat er ten tijde van de koop van [X] geen sprake was van kreupelheid en evenmin van ongeschiktheid van [X] als dressuurpaard. Uit de stellingen van [eiseres] en de onderbouwing daarvan kan niet worden afgeleid dat de enkele aanwezigheid van de veranderingen in het hoefgewricht rechtsvoor, zonder dat dit gevolgen had voor het klinische beeld, meebracht dat [verweerster] [eiseres] op de hoogte had moeten stellen van de bevindingen die uit eerdere onderzoeken naar voren waren gekomen. [C] was ermee bekend dat [X] eerder bij [Z] was onderzocht en dat er van dat onderzoek MRI-opnames beschikbaar waren (zie hiervoor onder 2.9). Desondanks achtte hij kennelijk het klinische beeld, in samenhang met de tijdens zijn onderzoek gemaakte opnames en de uitslag van het bloedonderzoek, bepalend voor de beantwoording van de vraag of de aankoop van [X] , met het oog op haar inzet als dressuurpaard op hoog niveau, verantwoord was.
Bij het ontbreken van een relatie tussen de veranderingen in het hoefgewricht rechtsvoor en de gestelde kreupelheid kan niet worden geconcludeerd dat [verweerster] [eiseres] onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd en evenmin dat [X] niet aan de koopovereenkomst voldoet.
5.6.
Bovendien is ten aanzien van het beroep van [eiseres] op dwaling en tekortkoming van belang dat [verweerster] tot haar verweer heeft verwezen naar artikel 9 van de koopovereenkomst (zie hiervoor onder 2.10). [verweerster] heeft gesteld dat partijen daarmee zijn afgeweken van het bepaalde in artikel 7:17 lid 2 BW, dat van regelend recht is. Volgens [verweerster] is in artikel 9 van de koopovereenkomst bepaald dat de toestand waarin zij [X] aan [eiseres] diende te leveren, de feitelijke staat van [X] op de datum van de levering, 20 april 2018. [verweerster] heeft gesteld dat dit meebrengt dat [eiseres] [X] met eventuele zichtbare en onzichtbare gebreken heeft aanvaard, hetgeen betekent dat er geen sprake kan zijn van een toerekenbare tekortkoming op de grond dat [X] bepaalde eigenschappen zou ontberen die [eiseres] verwachtte en dat een eventuele dwaling aan de kant van [eiseres] voor haar rekening dient te blijven, omdat een eventuele onjuiste voorstelling van zaken in de koopovereenkomst is verdisconteerd.
[eiseres] heeft hiertegenover niet meer gesteld dan dat artikel 9 van de koopovereenkomst niet maakt dat zij geen beroep zou kunnen doen op ontbinding wegens non-conformiteit en/of vernietiging wegens dwaling en/of bedrog. Zij heeft het daarbij gelaten en niet gesteld waarom het beroep van [verweerster] op het bepaalde in artikel 9 van de koopovereenkomst niet zou slagen. [eiseres] heeft daarmee de stellingen van [verweerster] dat het bepaalde in artikel 9 van de koopovereenkomst meebrengt dat [eiseres] geen beroep op dwaling en tekortkoming toekomt, niet althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken. Er moet daarom op grond van hetgeen partijen zijn overeengekomen voor worden gehouden dat [eiseres] [X] bij de levering van [X] op 20 april 2018 heeft aanvaard in de staat waarin [X] zich toen bevond en dat zij daarom geen beroep op dwaling en tekortkoming kan doen.
5.7.
De slotsom van het voorgaande is dat er geen grond is voor vernietiging of ontbinding van de koopovereenkomst tussen partijen. De daarmee samenhangende vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.
5.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten zullen worden begroot op in totaal € 9.386,96, waarvan
€ 1.565,00 griffierecht, € 109,96 explootkosten en € 7.712,00 (2 punten, tarief VIII à
€ 3.856,00 per punt) salaris advocaat.
5.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in de hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie
5.10.
Nu de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet is vervuld, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van deze vordering.
6 De beslissing
De rechtbank
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 814,50, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
in de hoofdzaak in conventie
6.3.
wijst het gevorderde af,
6.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 9.386,96, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
in het incident en in de hoofdzaak in conventie
6.5.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 81,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020.