Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOBR:2018:2932

Rechtbank Oost-Brabant
15-06-2018
15-06-2018
01/865019-18
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Veroordeling voor drie woninginbraken.

Overwegingen over medeplegen.

Opgelegd wordt een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

Twee benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.

Zie voor mededaders: ECLI:NL:RBOBR:2018:2931, 2933 en 2934

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht

Parketnummer: 01/865019-18

Datum uitspraak: 15 juni 2018

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats,

thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juni 2018.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 april 2018.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca (uit een woning gelegen aan de [adres 1] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een chromebook (merk Dell) en/of een tablet (merk Samsung) en/of laptop (merk Peaq) en/of een Kidizoom (merk V-tech) en/of een of meer tas(sen) (merk Vintage) en/of een of meer andere goed(eren) naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of inklimming.

2.

hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, (uit een woning gelegen aan de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een playstation (met bijbehorende spellen en controller) en/of een luidspreker (merk Soundlogic) en/of toiletartikel(en) en/of een rugzak (merk Targus) en/of een of meer andere goed(eren) naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of inklimming.

3.

hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Helmond (uit een woning gelegen aan het [adres 3] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zilveren) doosje met rozenkrans en/of sieraden en/of een of meer andere goed(eren) naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of inklimming.

Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijswaardering

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte dit feit weliswaar heeft bekend, maar dat medeplegen niet bewezen kan worden verklaard.

Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft hij vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij ook ten aanzien van deze feiten partiële vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onderdeel medeplegen.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

Het oordeel van de rechtbank.

A. De bewijsmiddelen

feiten 1, 2 en 3 (algemeen)

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 juni 2018, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Op 21 februari 2018 ben ik met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in Amsterdam in de auto gestapt en wij zijn vervolgens gaan rijden. In Nuenen hebben wij ingebroken bij een woning aan de [adres 1] . Ik, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn bij die woning uitgestapt en één persoon bleef in de auto zitten. We zijn met zijn drieën naar binnen gegaan. Ik ben ook bij de andere inbraken op de tenlastelegging aanwezig geweest.

2. Het proces-verbaal van politie Oost-Brabant nr. PL2100-2018035452-2 (pagina 383 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de bevindingen van de verbalisant , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Op 21 februari 2018 hoorde ik, verbalisant, de volgende melding: “Bij een hoekwoning gelegen aan de [adres 1] met de [adres 4] te Nuenen hoort de meldster glasgerinkel. Meldster ziet drie mannen door de straat lopen in de richting van een voertuig met [kenteken] , het voertuig lijkt op een Citroën C4 en is grijs van kleur.”

Toen ik de [adres 1] te Nuenen in reed zag ik in een parkeervak aan de linkerzijde een Grijze Citroën C4 Cactus staan. Ik zag op het moment dat ik mijn dienstvoertuig achter de Citroën stopte dat de Citroën met hoge snelheid rechtdoor over een grasveld weg reed.

Ik zag dat het voertuig op de Molenstraat rechts afsloeg en de Wilhelminalaan in reed. Ik verloor hier het voertuig enkele seconden uit het zicht. Ik hoorde een knal en zag op het moment dat ik de Wilhelminalaan inreed dat de Citroën Cactus op zijn kop in een sloot lag.

Ik zag dat uit het voertuig een man klom. Ik zag dat deze man een weiland op rende in de richting van de Kanaaldijk. Later gaf deze man op te zijn: [verdachte] geboren op [1992] .

Ik zag dat uit het voertuig nog twee personen klommen. Later gaven zij op te zijn: [medeverdachte 1] geboren op [1986] en [medeverdachte 3] geboren op [1974] .

Ik keek hierop naar de Citroën Cactus en zag naast het voertuig een persoon staan. Hij gaf later op te zijn: [medeverdachte 2] geboren op [1977] .

3. Het proces-verbaal van politie Oost-Brabant nr. OB3R018015-14 (pagina 54 e.v. eindproces-verbaal deel 1 van 2), inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

V: Met wie heb je deze drie inbraken (de rechtbank begrijpt: in de woningen gelegen aan de [adres 1] te Nuenen, de [adres 2] te Bakel en het [adres 3] te Helmond) gepleegd?

A: Met de andere 3 mensen die in de auto zijn aangehouden.

4. Het proces-verbaal van politie Oost-Brabant nr. 20180226.0945.60063 (pagina 195 e.v. eindproces-verbaal deel 1 van 2), inhoudende de verklaring van verdachte , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Inbraak woning [adres 1] te Nuenen

V: Wat wilden jullie in Neunen gaan doen?

A: Ze waren op zoek naar een huis.

(…)

V: Een getuige heeft jou gezien bij de woning [adres 1] te Nuenen. Wat deed jij daar?

A: Ik was daar buiten bij het huis.

V: Wat deed je daar?

A: ze hebben een raam kapot gemaakt en toen ging de eerste naar binnen en toen de tweede en ik was de laatste. We gingen daar de kamers doorzoeken naar computers, sieraden en allerlei dingen.

(…)

V: Waren er andere personen die een breekvoorwerp bij zich hadden?

A: ja, dat zat in de rugzak. (…) Er werd mij verteld dat ik bij de auto moest wachten. Als zij het raam hadden verbroken dan zou ik geroepen worden.

(…)

V: Wat heb jij binnen in de woning gedaan?

A: Ik ging zoeken. (…) We waren met mij er bij met drieën binnen. De vierde persoon zat buiten de in de auto.

(…)

A: We zijn allemaal tegelijk gegaan. We dachten op een gegeven moment dat de politie eraan kwam. Toen wij buiten kwamen was daar de politie.

5. Het proces-verbaal van politie Oost-Brabant nr. 2018035452 (pagina 191 e.v. eindproces-verbaal deel 1 van 2), inhoudende de verklaring van [betrokkene] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

V: Hoe was u gisteren in Nuenen gekomen?

A: (…) Ik ben wat vrienden uit Chili tegen gekomen en we zijn naar een coffeeshop geweest in Amsterdam bij de Arena. We hadden geen geld en wilden bij een paar huizen naar binnen om geld te maken.

(…)

V: Wat hebben jullie uit de woning weggenomen?

A: Ik heb helemaal niets meegenomen. Ik moest op de uitkijk staan en ben pas naar binnen gegaan toen het ruitje was ingeslagen.

feit 1

6. Het proces-verbaal van politie Eenheid Oost-Brabant nr. 20180222.1300.83968 (pagina 390 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak, gepleegd op 21 februari 2018, uit mijn woning aan de [adres 1] te Nuenen.

Ik zie dat uit een van de lades een chromebook en een tablet (merk Samsung, in zwarte hoes) zijn weggenomen.

Ik zie dat in mijn slaapkamer (achterzijde woning) een camera uit mijn nachtkastje weg is.

Ik zie ook dat mijn laptop weg is.

Op de overloop op de eerste verdieping stond een grijze canvas sporttas met daarin wat skikleding. Ik zie dat deze tas weg is.

Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

7. Het proces-verbaal van politie Oost-Brabant nr. PL2100-2018035452-34 (pagina 397 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de bevindingen van de verbalisant , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Toen het voertuig, de grijze Citroën C4 Cactus, door de takelwagen weer op zijn wielen was gezet opende ik de kofferbak.

In de kofferbak zag ik een weekendtas van het merk Vintage liggen.

Ik opende de weekendtas en ik zag een Chromebook van het merk Dell. Daaronder lag een Samsung tablet en een notebook van het merk Peaq.

8. Het proces-verbaal van politie Oost-Brabant nr. PL2100-2018035452-46 (pagina 393 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de bevindingen van de verbalisant , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

De woning aan de [adres 1] te Nuenen werd bereikt via de voorzijde. Via de verharde voortuin werd het draairaam van de keuken bereikt. Ik zag diverse indrukken van werktuigen in de kopsekant van het draairaam. Door mij werd een indruk van vermoedelijk een breekijzer en een indruk van vermoedelijk een schroevendraaier veiliggesteld door middel van silmark. Door het wrikken in de sluitnaad door de dader(s) werd hetraamhefboom ontzet en kon het draairaam geopend worden. De woning werd middels inklimrnen betreden.

feit 2

9. Het proces-verbaal van politie Eenheid Oost-Brabant nr. PL2100-2018035461-1 (pagina 466 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak, gepleegd op 21 februari 2018, uit mijn woning aan de [adres 2] in Bakel.

De toegang tot de woning heeft men zich kennelijk verschaft via het keukenraam, aan de achterzijde van de woning. Men heeft dit raam opengebroken, waarschijnlijk met een breekijzer. Ik zag dat het raamkozijn beschadigd was.

Uit de woonkamer zijn weggenomen:

- Playstation 4 inclusief de kabel en een (1) controller.

- World War 2, Playstation spel. Deze zat in de Playstation.

- GTA, Playstation spel.

- Black Opps 3, Playstation spel.

- Lego Dimensions, Playstation spel.

Uit de slaapkamer op de eerste verdieping:

- Eau de Parfum, One Millions.

Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

10. Het proces-verbaal van politie Oost-Brabant nr. PL2100-2018035452-34 (pagina 397 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de bevindingen van de verbalisant , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Toen het voertuig, de grijze Citroën C4 Cactus, door de takelwagen weer op zijn wielen was gezet opende ik de kofferbak.

In de kofferbak zag ik ook een zwarte/grijze rugzak van het merk Targus. Ik opende de zwart/grijze rugzak van het merk Targus en ik zag dat er een Sony Playstation 4 met kabel in de rugzak zat. Tevens zag ik één controller en één spel in de tas zitten.

11. Het proces-verbaal van politie Oost-Brabant nr. PL2100-2018035452-34 (pagina 477 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de bevindingen van de verbalisant , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Genoemd pand betrof een vrijstaande woning. Het pand was gelegen aan de openbare weg genaamd [adres 2] met het perceelnummer [nummer] te Bakel. Rechts naast de woning bevond zich een metalen poort welke ongeveer één meter hoog was. Uit sporen kwam niet naar voren hoe de toegang tot de achterzijde werd verkregen. Rechts in de achtergevel van het pand aan de [adres 2] met het perceelnummer [nummer] te Bakel bevond zich een draairaam welke voorzien was van twee draaibomen. Dit raam maakte deel uit van de keuken en bevond zich boven het aanrecht. Ik zag dat dit raam braakschade vertoonde. Ik zag dat er met een breekvoorwerp meerdere malen in de sluitnaad was gewrikt. Ik zag dat er meerdere indrukkingen in het kozijn zaten van verschillende afmetingen.

feit 3

12. Het proces-verbaal van politie Eenheid Oost-Brabant nr. PL2100-2018035516-1 (pagina 513 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Ik doe aangifte van diefstal op 21 februari 2018 uit mijn woning te [adres 3] in Helmond.

Toen ik de woning binnen kwam zag ik dat men had ingebroken in mijn woning. Ik zag dat men via het badkamerraam op de begaande grond toegang tot de woning hadden gekregen. Het raam stond open en er zit braakschade op het raam en kozijn. De hele woning is doorzocht en overhoop gehaald.

Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

13. Het proces-verbaal van politie Oost-Brabant nr. PL2100-2018035452-35 (pagina 403 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de bevindingen van de verbalisanten , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Onderzoek personenauto voorzien van het Nederlandse [kenteken] . Tijdens het ingestelde onderzoek werden (onder andere) de volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:

- een rozenkrans in een ovalen zilverkleurig doosjes met een afbeelding erop.

14. Het proces-verbaal van politie Eenheid Oost-Brabant nr. PL2100-2018035516-5 (pagina 519 e.v. eindproces-verbaal deel 2 van 2), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

V = verbalisant

A = aangeefster

V: Ik toon u enkele foto's van goederen die de politie had aangetroffen. Welke goederen herkend u als uw eigendom?

A: Het zilveren doosje met als inhoud de rozenkrans is mijn eigendom.

B. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De rechtbank stelt aan de hand van de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen onder meer vast:

- dat verdachte samen met zijn medeverdachten op 21 februari 2018 vanuit Amsterdam is vertrokken en uiteindelijk samen met zijn medeverdachten diezelfde avond is aangehouden na een achtervolging door de politie, die werd ingezet na een voltooide woninginbraak te Nuenen;

- dat kort voor de inbraak te Nuenen bij twee andere woningen (Bakel en Helmond) was ingebroken en dat (een deel van) de buit van die inbraken na de achtervolging in de auto waarin verdachte en zijn medeverdachten zaten is aangetroffen en

- dat verdachte bij in ieder geval de laatste van de drie woninginbraken (Nuenen) een rol van betekenis heeft gespeeld bij de uitvoering ervan en dat hij bij de andere twee woninginbraken aanwezig is geweest.

De uit de bewijsvoering blijkende feiten en omstandigheden hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een drietal in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde woninginbraken, waarbij elk van de deelnemers een, wat betreft het gewicht van de bijdrage aan die inbraken, vergelijkbare en in die zin onderling inwisselbare rol heeft vervuld. De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat een en ander een uitvloeisel is geweest van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk was. Dat past ook bij de tegenover de politie afgelegde verklaring van verdachte voor zover inhoudende dat ‘ze’, waarmee kennelijk de groep van verdachten wordt bedoeld, ‘op zoek waren naar een paar huizen om geld te maken’ en dat er een breekvoorwerp was meegenomen.

De rechtbank heeft in het strafdossier noch in de ter terechtzitting aangedragen argumenten voldoende redenen gevonden om aan de tot bewijs gebezigde onderdelen van de verklaring van verdachte te twijfelen. De verdachte zelf heeft ter terechtzitting weliswaar ontkend dat hij bij de politie heeft verklaard dat ze ‘op zoek waren naar huizen om geld te maken’ maar aan die ontkenning gaat de rechtbank voorbij. De verdachte is bij de politie gehoord met behulp van een tolk en in het bijzijn van zijn advocaat. Uit het proces-verbaal van het verhoor volgt dat de verklaring is uitgeprint en aan de advocaat is gegeven ter controle op onwaarheden. Vervolgens heeft verdachte zijn verklaring ondertekend. Nergens wordt in het proces-verbaal door of namens de verdachte gerept van onvolkomenheden of andere onjuistheden wat betreft de inhoud van verdachtes verklaring. De rechtbank is gelet op deze gang van zaken van oordeel dat onvoldoende twijfel is gerezen over de waarheidsgetrouwheid van verdachtes verklaring bij de politie op dit punt. De ter zitting aangedragen argumenten om dit onderdeel van verdachtes verklaring terzijde te stellen zijn onvoldoende bevonden om tot een ander oordeel te komen.

Dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, dat elk van de verdachten zich aan het plegen van woninginbraken in vereniging heeft gecommitteerd, en dat de rollen van de verdachten van vergelijkbaar gewicht c.q. inwisselbaar zijn geweest, blijkt niet alleen uit de verklaring van [medeverdachte 1] , voor zover inhoudende dat hij de drie woninginbraken heeft gepleegd samen met de drie andere verdachten en dus de chauffeur van de auto daarbij betrekt, terwijl uit de verklaring van verdachte blijkt dat de chauffeur ten tijde van inbraak te Nuenen in de auto is gebleven, maar ook uit de verklaring van verdachte zelf: niet alleen heeft hij bij één woning in de tuin gestaan tijdens de inbraak, maar bij de daaropvolgende inbraak te Nuenen is hij met zijn medeverdachten ook daadwerkelijk binnen in de woning geweest.

Uit het voorgaande volgt derhalve dat de verdachte zich op 21 februari 2018 tezamen met de medeverdachten tot driemaal toe heeft begeven naar een woning, waarbij klaarblijkelijk telkens gezamenlijk uitvoering is gegeven aan het voornemen om een woninginbraak te plegen, en dat de verdachte en de medeverdachten daarna telkens gezamenlijk en gelijktijdig zijn vertrokken met medeneming van de buit. Dat niet bij elk van de drie woninginbraken kan worden vastgesteld wie van de medeplegers welke feitelijke (uitvoerings)handelingen heeft verricht, doet niet af aan het oordeel van de rechtbank dat er telkens een gezamenlijke uitvoering is geweest.

Dat, naar verdachte heeft verklaard, de inbraken telkens het gevolg zijn geweest van een spontane en onder invloed van drank en drugs genomen beslissing, legt – wat van die verklaring verder overigens zij – onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen; in ieder geval leidt die verklaring er niet toe dat de rechtbank bij elke woninginbraak de voor het medeplegen vereiste gewicht van de bijdrage van elke individuele verdachte dient te kunnen vaststellen.

Het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging vindt aldus zijn weerlegging in de bewijsmiddelen in samenhang bezien met het vorenoverwogene.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, en op grond van de inhoud van het vorenoverwogene, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

hij op 21 februari 2018 te Nuenen, gemeente Nuenen (uit een woning gelegen aan de [adres 1] ), tezamen en in vereniging met anderen, een Chromebook (merk Dell) en een tablet (merk Samsung) en laptop (merk Peaq) en een tas (merk Vintage) en/of een of meer andere goed(eren) toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.

2.

hij op 21 februari 2018 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel, (uit een woning gelegen aan de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met anderen, een PlayStation (met bijbehorende spellen en controller) en een rugzak (merk Targus) en/of een of meer andere goed(eren) toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.

3.

hij op 21 februari 2018 te Helmond (uit een woning gelegen aan het [adres 3] ) tezamen en in vereniging met anderen, een zilveren doosje met rozenkrans, toebehorende aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest geëist.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Op 21 februari 2018 is verdachte, samen met drie mededaders opgepakt, nadat zij na een achtervolging door de politie met hun voertuig zijn gecrasht en uiteindelijk in de sloot zijn beland. Kort daarvoor hadden verdachte en zijn mededaders in een kort tijdsbestek drie woninginbraken gepleegd. Ontegenzeggelijk waren verdachte en zijn mededaders die avond op pad gegaan met de bedoeling om woninginbraken te plegen. Dat het, zoals verdachte heeft verklaard, niet de bedoeling was om in woningen in te breken en dat zij onder invloed van drank en drugs tot een soort van spontane uitvoering zijn gekomen, gelooft de rechtbank niet.

De rechtbank rekent deze feiten verdachte in ernstige mate aan.

De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven en uit zijn

handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het bestraffen van een ‘Inbraak woning (art. 311 Sr)’ neemt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden als uitgangspunt.

Factoren die (in strafverzwarende zin) meewerken zijn onder andere de waarde van de goederen en het samenwerkingsverband.

Genoemde straffen gelden zoals gezegd als oriëntatiepunt en vormen als zodanig het uitgangspunt voor de strafoplegging door de rechtbank.

Alles overziend is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, recht doet aan de ernst van de feiten en noodzakelijk is om de verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat dergelijke strafbare feiten niet kunnen worden getolereerd.

Vorderingen benadeelde partijen

In het strafproces hebben zich gevoegd als benadeelde partijen:

- [slachtoffer 1] (feit 1);

- [slachtoffer 3] (feit 3).

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] dient te worden toegewezen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat geen bedrag aan schade wordt gevorderd.

Het standpunt van de verdediging

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert aan bedrag van € 80,- voor de post ‘Paspoort’. Niet is gebleken dat deze post rechtstreeks verband houdt met het tenlastegelegde feit, zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

het ‘zilveren doosje met de rozenkrans’, zoals is gevorderd door de benadeelde partij [slachtoffer 3] , is reeds aan haar geretourneerd

De beoordeling

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de benadeelde partij heeft volstaan met het opgeven van (materiële) schadeposten en het noemen van een bedrag, maar de vordering voor het overige niet heeft onderbouwd.

De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien geen bedrag aan schade wordt gevorderd en het gestolene reeds aan haar is geretourneerd; derhalve is niet gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het feit.

De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

36f, 47 en 311 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:

t.a.v. feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimmingt.a.v. feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming t.a.v. feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimmingverklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf.

t.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht.

t.a.v. feit 1:

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.

De benadeelde partij [slachtoffer 1] kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.

t.a.v. feit 3:

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering.

De benadeelde partij [slachtoffer 3] kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. T. Dompeling, voorzitter,

mr. C.P.J. Scheele en mr. T.J. Roest-Crollius, leden,

in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,

en is uitgesproken op 15 juni 2018.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.