Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is een beroep gedaan op psychische overmacht als gevolg waarvan verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft zichzelf evenwel in een situatie gebracht waarin zij geconfronteerd werd met de ellende in het vluchtelingenkamp in Duinkerken (verder: het kamp), maar de situatie waarin [betrokkene] , die in het kamp verbleef en voor haar een speciaal persoon was geworden, terecht was gekomen, is haar uiteindelijk toch teveel geworden. Nadat [betrokkene] tweemaal had geprobeerd zelfmoord te plegen en te kennen had gegeven dat hij dat weer ging proberen omdat hij het leven in het kamp niet meer vol kon houden, heeft verdachte besloten hem mee naar Nederland te nemen, zodat hij daar asiel kon gaan aanvragen. Het handelen van verdachte was op dat moment ingegeven door de enorme ellende die zij daar zag, de uitzichtloosheid, haar persoonlijke band met [betrokkene] en het zware appel dat hij op haar deed door zijn zelfmoordplannen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het beroep op psychische overmacht moet worden verworpen, nu verdachte zichzelf aan de situatie in het kamp heeft blootgesteld.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake was van een zodanige druk. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de verklaringen die verdachte heeft afgelegd bij de politie en ter terechtzitting leidt de rechtbank de volgende gang van zaken af.
Verdachte werkte al dertig jaar als vrijwillig hulpverlener voor vreemdelingen die verblijf als vluchteling willen, waarvan sinds augustus 2018 in het kamp in Duinkerken. Verdachte reed maandelijks vanuit Nederland met hulpgoederen naar Duinkerken en was getuige van de erbarmelijke omstandigheden waaronder vreemdelingen in het kamp verbleven. Voordat verdachte die bewuste keer naar Duinkerken was afgereisd, had zij al van een collega-vrijwilliger vernomen dat [betrokkene] een zelfmoorpoging had ondernomen. In het kamp heeft [betrokkene] haar gevraagd of hij asiel kon aanvragen in Nederland waarop verdachte, ontdaan door de psychische nood waarin [betrokkene] verkeerde en bang dat hij opnieuw een zelfmoordpoging zou gaan ondernemen, heeft besloten hem mee te nemen naar Nederland. De nacht voordat verdachte en [betrokkene] naar Nederland zijn gereden, heeft zij [betrokkene] onderdak verleend in de hotelkamer waar zij in Frankrijk in de buurt van het kamp verbleef. De daarop volgende dag is zij met [betrokkene] naar Nederland gereisd. Vervolgens heeft zij [betrokkene] meegenomen naar haar eigen woning en heeft zij hem de dag daarna naar Ter Apel gebracht om asiel aan te vragen.
De rechtbank overweegt dat goed voorstelbaar is dat verdachte aan [betrokkene] hulp wilde bieden.
Dat betekent echter niet dat zij niet anders kon dan [betrokkene] mee naar Nederland te nemen. Verdachte had een jarenlange ervaring als vrijwillig hulpverlener en onderhield contacten met collegavrijwilligers. Verder was zij, voordat zij die bewuste keer naar Duinkerken afreisde, in Nederland al op de hoogte van de psychische nood waarin [betrokkene] kennelijk verkeerde en was zij in zoverre voorbereid op de schrijnende situatie waarin zij hem in Duinkerken zou kunnen gaan aantreffen. Verdachte wist ook dat zij zich schuldig zou maken aan mensensmokkel als zij [betrokkene] zou meenemen naar Nederland. Onder deze omstandigheden mocht van verdachte worden verwacht dat zij weerstand zou bieden aan de wens van [betrokkene] om hem mee te nemen naar Nederland en hem, bijvoorbeeld, zou hebben aangeboden hulp voor hem te zoeken in Frankrijk. Dat zij dat in redelijkheid niet heeft kunnen doen is niet aannemelijk geworden.
Het verweer wordt dan ook verworpen.