Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Hij heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig is geweest in de uitvoering van zijn werkzaamheden waardoor [slachtoffer] is overleden. Volgens de officier van justitie is sprake van grove schuld in de zin van het bepaalde in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld in strijd met de veiligheidsinstructies die gelden bij het gebruik van zijn kipper oplegger (van het merk Bulthuis) en in strijd met de zorgvuldigheidsnormen wat verdachte als professioneel chauffeur in dit concrete geval had kunnen en moeten voorzien en had moeten voorkomen.
In de gebruikershandleiding van de Bulthuis oplegger en in de Arbocatalogus voor transport en logistiek is uitdrukkelijk opgenomen dat de gebruiker er zeker van moet zijn dat de combinatie op een vlakke ondergrond staat en dat er geen mensen in de directe omgeving zijn. De officier van justitie is van mening dat het omvallen van de laadbak te wijten is aan de plaatsing van de combinatie door verdachte op een scheve ondergrond. Dat vervolgens [slachtoffer] is overleden is te wijten aan het feit dat verdachte zich er niet van heeft verzekerd dat er niemand binnen het bereik van de laadbak stond.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte een fout heeft gemaakt. Dit maakt ook dat het causale verband tussen de in de tenlastelegging genoemde gedraging(en) en/of nalaten dan wel een fout van verdachte en het intreden van de dood van [slachtoffer] niet kan worden vastgesteld. Schuld in de zin van het bepaalde van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ten laste is gelegd, kan volgens de raadsvrouw dan ook niet worden vastgesteld.
Zij heeft aangevoerd dat uit onderzoek weliswaar blijkt dat verdachte met zijn kipper oplegger over een bultje pulp of mais heen is gereden, maar dat op grond van dit onderzoek niet kan worden vastgesteld dat de wielen van die kipper oplegger ook daadwerkelijk op dat bultje stonden op het moment dat verdachte het kip-proces van zijn laadbak in gang zette. Hier uit volgt dat niet vast staat dat de kipper oplegger niet volledig recht stond, hetgeen volgens het rapport wel de oorzaak is geweest van het kantelen en daarna omvallen van de kipper oplegger tijdens het laden van de pulp en vervolgens in de oplegger van [slachtoffer] is gevallen. Niet kan worden uitgesloten dat er een andere oorzaak is van het kantelen van de oplegger, namelijk dat de lading c.q. de wijze van belading heeft veroorzaakt dat deze bij het lossen is blijven hangen in de oplegger als gevolg waarvan de oplegger is gekanteld.
Door de raadsvrouw is voorts aangevoerd dat verdachte, nadat hij ter plekke in Tzum was gearriveerd, met [slachtoffer] heeft gesproken. [slachtoffer] stond toen aan de linker voorzijde van zijn vrachtwagen en was bezig met het lossen van zijn lading. [slachtoffer] heeft een vrachtwagen met een zogenaamde 'walking floor', waarvan het bedieningspaneel zich aan de linkerzijde van de vrachtwagen bevond. Door [slachtoffer] is tijdens voornoemd gesprek tegen verdachte gezegd dat verdachte zijn vrachtwagen naast die van [slachtoffer] kon plaatsen en kon gaan lossen.
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte niet hoefde te verwachten en ook niet heeft kunnen zien dat [slachtoffer] in de laadbak van zijn vrachtwagen stond, in plaats van buiten zijn vrachtwagen bij het bedieningspaneel. Niet vastgesteld kan worden dat verdachte zich voor het lossen van zijn lading bietenpulp zich er niet van heeft vergewist, althans niet heeft gecontroleerd of er zich mensen bevonden in het werkgebied van de kipper oplegger.
Het oordeel van de rechtbank
Het ongeval op 15 januari 2018
Verdachte is vrachtwagenchauffeur en vervoerde in de periode van 2014 tot en met 2018 bieten en bietenpulp voor het bedrijf [bedrijf] in Stolwijk. Verdachte gebruikte daarvoor een vrachtwagencombinatie, bestaande uit een Volvo-trekker en een kipper oplegger van het merk Bulthuis.
In de vroege ochtend van 15 januari 2018 heeft verdachte een partij bietenpulp in Hoogkerk geladen. De bietenpulp werd geladen in de kipper oplegger van verdachte met een shovel. Omstreeks 08.00 uur arriveerde verdachte met zijn vrachtwagencombinatie op het erf van de boer in Tzum waar de bietenpulp moest worden gelost in een sleufsilo. Toen verdachte op het erf arriveerde, was [slachtoffer] bezig een lading te lossen vanuit zijn vrachtwagen. Verdachte heeft zijn trekker met kipper oplegger naast de vrachtwagen van [slachtoffer] geparkeerd. Na een kort gesprek met [slachtoffer] is verdachte begonnen met het lossen van de lading bietenpulp door het kippen van de laadbak. Tijdens dit proces is zijn laadbak deels op de laadbak van de vrachtwagen van [slachtoffer] gevallen. De laadbak van de kipper oplegger van verdachte is daarbij terechtgekomen op [slachtoffer] , die zich in zijn laadbak bevond. [slachtoffer] is aan de gevolgen hiervan overleden.
Culpa
Volgens vaste jurisprudentie gaat het bij schuld in het geval van dood en zwaar lichamelijk letsel door schuld (artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht) om een min of meer grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of nalatigheid1. De dader had anders moeten handelen (verwijtbaarheid) en kon ook anders handelen (vermijdbaarheid). Of sprake is van schuld in deze zin wordt bepaald door de manier waarop dit in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval2.
Er kan sprake zijn van een bijzondere hoedanigheid van degene aan wie het schuldverwijt wordt gemaakt.
Deze 'Garantenstellung' houdt in dat op bepaalde personen in een specifieke hoedanigheid een grotere mate van verantwoordelijkheid rust, waarbij het handelen in het specifieke geval wordt afgezet tegen dat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot.
Of sprake is van schuld kan niet worden afgeleid uit de ernst van de gevolgen. Wel kan het zo zijn dat in situaties met mogelijkerwijs ernstige gevolgen een hogere graad van zorgvuldigheid verlangd wordt dan bij min of meer onschuldige gedragingen en situaties. Voorts is voor schuld vereist dat tussen de gemaakte fout en de dood/zwaar lichamelijk letsel voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat en dat het gevolg voldoende voorzienbaar was.
Aan verdachte wordt 'dood door schuld' verweten. De schuld bestaat volgens de tenlastelegging uit het zich er niet van vergewissen of controleren door verdachte dat de wielen van zijn kipper oplegger tijdens het lossen van een partij bietenpulp op een vlakke of egale ondergrond stonden en/of uit het zich er niet van vergewissen of controleren door verdachte dat er tijdens het lossen van die partij bietenpulp mensen bevonden in het werkgebied van die kipper oplegger.
Bij het beoordelen van de vraag of verdachte schuld heeft aan de dood van het slachtoffer [slachtoffer] ziet de rechtbank zich gesteld voor de volgende vragen:
1. Is sprake van een fout?
2. Is er voldoende oorzakelijk verband tussen de gemaakte fout en de dood van [slachtoffer] ?
3. Is er sprake van schuld?
Ad 1) Is sprake van een fout?
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf zijn 18e jaar werkzaam is in het transport. Hij heeft verklaard dat hij tientallen jaren met kipper opleggers heeft gereden.
De kipper oplegger van het merk Bulthuis is door verdachte in 2013 tweedehands gekocht bij een transportbedrijf. Verdachte heeft gesteld bij de aankoop van de kipper oplegger de gebruikersdocumentatie van de kipper oplegger van de verkoper niet te hebben ontvangen. Uit ervaring weet hij dat er rekening mee moet worden gehouden dat de kipper oplegger op een vlakke of egale ondergrond moet staan als er lading uit die kipper oplegger wordt gelost. Hij kent de Arbocatalogus Transport en Logistiek voor Kiepauto's niet. In het dossier bevindt zich een exemplaar van die gebruikersdocumentatie en ook een exemplaar van die Arbocatalogus. In die gebruikersdocumentatie staat onder het hoofdstuk "2 Veiligheid" bij de alinea "2.2 Veiligheidsregels" vermeld dat het verboden is om te kippen op een ongelijke of weke ondergrond en tevens dat het verboden is om zich in het werkgebied van de machine te bevinden. In het hoofdstuk "2.5 Werkplek" staat vermeld: "Om de kipper oplegger te kunnen bedienen dient er een werkplek vrijgehouden te worden van 10 meter breed rondom het voertuig".
Onder het hoofdstuk "3 Bedieningsvoorschriften" staat bij alinea "3.1.2 Het kippen met de kipper oplegger" vermeld:
- -
"Kippen is altijd riskant en soms gevaarlijk.
- -
Kippers kunnen kantelen op een slechte of scheve ondergrond, bij hoge windsnelheden of wanneer de lading vast blijft zitten.
- -
Voorkom ongevallen door onderstaande veiligheidsmaatregelen in acht te nemen.
ALTIJD
(…)
Tijdens het kippen van de kipbak mogen er geen personen in het bereik van de kipper zijn.
(…)
NOOIT
(…)
Kippen op een scheve ondergrond.
(…)"
In voornoemde Arbocatalogus staat bij het hoofdstuk "Veiligheid" vermeld:
" 4. Kantelen van de kiepauto. (…) De kiepauto zo recht mogelijk plaatsen tijdens het kiepen".
Door de Inspectie SZW (hierna: arbeidsinspectie) is onderzoek verricht naar -onder meer- de positie van de kipper oplegger ten tijde van het kip proces. Het hoogteverschil tussen de linker en de rechterbanden van de kipper oplegger bedroeg volgens de arbeidsinspectie ongeveer 20 centimeter.
Door verbalisanten, tevens verkeersongevalsanalisten bij de Dienst Regionale Recherche Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing van de Eenheid Noord-Nederland, zijn kort na het incident op 15 januari 2018 omstreeks 08.50 uur foto's gemaakt van de ongevalssituatie. Op die foto's staan zowel de trekker met kipper van verdachte als de trekker met oplegger van [slachtoffer] afgebeeld kort na het ongeval. Op één van die foto's is in een hoeveelheid op de grond liggende bietenpulp een rijspoor van de rechterwielen van de kipper oplegger van verdachte zichtbaar. Door verbalisanten is geen onderzoek gedaan naar de mogelijke toedracht van het ongeval.
Verdachte heeft ontkend dat hij het kip-proces in gang heeft gezet terwijl (de wielen van) zijn kipper oplegger zich op een bultje met een hoogte van ongeveer 20 centimeter bevonden of dat de kipper oplegger anderszins niet op een vlakke of egale ondergrond stond. Hij wijt het kantelen van de laadbak van de kipper oplegger aan het feit dat de door hem geladen partij bietenpulp door de wijze van inladen (met een shovel) plakkerig (ingeklonken) was en daardoor gedeeltelijk, namelijk aan de linkerzijde in de laadbak is blijven plakken. Dit voltrok zich volgens verdachte op het moment dat de laadbak zich tijdens het kip-proces op het hoogste punt bevond. Ten gevolge daarvan is de laadbak gekanteld en in de oplegger van [slachtoffer] gevallen.
Uit het door de arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW verrichte onderzoek kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de rechterwielen van de kipper oplegger van verdachte tijdens het kippen op een bultje mais/pulp van ongeveer 20 centimeter hebben gestaan en dat dit de enige of belangrijkste oorzaak is geweest voor het kantelen van de laadbak. De rechtbank acht het, hoewel kan worden vastgesteld dat op (een deel van) de laadvloer resten bietenpulp lagen, niet ondenkbeeldig dat de wijze van belading van de kipper oplegger van verdachte (mede) de oorzaak van het kantelen van de laadbak is geweest. In ieder geval kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met zekerheid worden vastgesteld ten gevolge van welke omstandigheid of omstandigheden de laadbak is gekanteld.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte niet kan worden verweten dat hij er zich niet van heeft vergewist, althans dat hij niet heeft gecontroleerd, dat de wielen van zijn kipper oplegger op een vlakke of egale ondergrond stonden. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Zoals hiervoor is overwogen, blijkt uit de gebruikersdocumentatie van Bulthuis dat, om de kipper oplegger te kunnen bedienen, er een werkplek vrijgehouden dient te worden van 10 meter breed rondom het voertuig.
Uit het dossier kan worden vastgesteld dat de vrachtwagencombinatie van verdachte ten tijde van het ongeval vlak naast de vrachtwagencombinatie van [slachtoffer] stond. De politieagenten die kort na het ongeval ter plaatse kwamen, hebben foto's gemaakt van beide vrachtwagencombinaties. Weliswaar is noch door die politieagenten noch door de arbeidsinspectie de onderlinge afstand tussen beide vrachtwagencombinaties gemeten, maar de rechtbank gaat er gezien de stand van de door de politieagenten aangetroffen en gefotografeerde vrachtwagencombinaties van uit dat deze ten tijde van het ongeval vlak naast elkaar stonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij kort voor het lossen met [slachtoffer] heeft gesproken en dat [slachtoffer] op dat moment aan de linker voorzijde van zijn vrachtwagen stond omdat zich daar het bedieningspaneel van de zogenaamde 'walking floor' van zijn oplegger bevond. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist waar [slachtoffer] zich bevond op het moment dat verdachte het kip-proces in gang zette en de laadbak van zijn kipper oplegger zich op het hoogste punt bevond. Verdachte heeft ook verklaard dat hij ervan uitging dat [slachtoffer] zich ten tijde van het lossen van de lading door verdachte (nog steeds) aan de linkerkant van zijn vrachtwagen bevond.
Zoals hiervoor is overwogen, blijkt uit de gebruikersdocumentatie van Bulthuis dat, om de kipper oplegger te kunnen bedienen, er een werkplek vrijgehouden dient te worden van 10 meter breed rondom het voertuig. Ook blijkt uit die gebruikersdocumentatie dat er zich bij het kippen geen personen in het werkgebied van de kipper mogen bevinden.
Verdachte heeft verklaard die gebruikersdocumentatie niet te hebben ontvangen en daarmee ook niet bekend te zijn. Verdachte wist ook dat zijn kipper oplegger met behulp van een shovel was geladen met een partij bietenpulp die mogelijk (deels) aan de laadbak kon gaan plakken en daar ook aan kon blijven plakken ten tijde van het lossen. Dit heeft verdachte zelf als verklaring gegeven voor het kantelen van de kipper oplegger. Ook de aanwezigheid van bietenpulp op de ondergrond waarop de kipper oplegger stond, had naar het oordeel van de rechtbank een extra reden voor verdachte moeten zijn om zich er van te vergewissen of te controleren of er zich mensen bevonden in het werkgebied van de kipper oplegger ten tijde van het lossen. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een fout heeft gemaakt door zich er niet van te vergewissen of niet te controleren of er zich mensen bevonden in het werkgebied van de kipper oplegger ten tijde van het lossen. Verdachte wist dat [slachtoffer] zich in de directe nabijheid van de kipper oplegger bevond en hij heeft niet gecontroleerd of [slachtoffer] buiten het werkgebied was op het moment van lossen.
Ad 2) Is er voldoende oorzakelijk verband tussen de gemaakte fout en de dood van [slachtoffer] ?
Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Als verdachte zich ervan had vergewist of had gecontroleerd of er zich mensen bevonden in het werkgebied van de kipper oplegger ten tijde van het lossen, dan zou hij gewacht hebben met lossen totdat [slachtoffer] zich niet meer in het werkgebied zou bevinden en zou de gekantelde laadbak niet op [slachtoffer] terecht zijn gekomen en zou [slachtoffer] niet zijn overleden. Hieruit volgt dat sprake is van oorzakelijk verband tussen het overlijden van [slachtoffer] en de door verdachte gemaakte fout.
Ad 3) Is er sprake van schuld?
Hiervoor is al geconcludeerd dat verdachte door zich er niet van te vergewissen of niet te controleren of er zich mensen bevonden in het werkgebied van de kipper oplegger ten tijde van het lossen, zich bewust was van het risico dat daardoor in het leven kan worden geroepen. Het kip-proces van een dergelijke laadbak is op zichzelf al een risicovolle handeling, waarbij door de chauffeur de veiligheidsvoorschriften uit de gebruikersdocumentatie van Bulthuis en de
Arbocatalogus Transport en Logistiek Kiepauto's in acht moeten worden genomen. Vast staat dat verdachte dit niet heeft gedaan, terwijl hij dit wel had kunnen en ook moeten doen.
Het feit dat verdachte niet met deze stukken bekend was, is naar het oordeel van de rechtbank illustratief voor het bewustzijn van verdachte met betrekking tot de risico's die kunnen ontstaan tijdens het kip-proces met een dergelijke kipper oplegger. Hoewel verdachte wist dat [slachtoffer] zich in de directe nabijheid van zijn kipper oplegger bevond op het moment dat verdachte het kip-proces in gang zette, is hij doorgegaan met dat kip-proces, met alle fatale gevolgen van dien. Verdachte heeft verzuimd om voorafgaand aan het kip-proces tegen [slachtoffer] te zeggen dat hij ging lossen en dat [slachtoffer] zich om die reden uit het werkgebied van de kipper oplegger moest verwijderen. Ook had verdachte even kunnen wachten met lossen tot [slachtoffer] klaar was met het lossen van zijn lading.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte een fout heeft gemaakt die heeft geleid tot de dood van [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig gehandeld.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past voor het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 3 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 15 januari 2018 heb ik met mijn vrachtwagencombinatie, bestaande uit een trekker van het merk Volvo met het kenteken [kenteken] en een kipper oplegger van het merk Bulthuis met het kenteken [kenteken] in een sleufsilo op het perceel [straatnaam] te Tzum loswerkzaamheden van een partij bietenpulp verricht. Voordat ik ging lossen, heb ik mijn vrachtwagencombinatie naast de vrachtwagencombinatie van de mij bekende [slachtoffer] geplaatst. Ik zag dat [slachtoffer] toen aan de linkerkant van zijn vrachtwagen stond. Ik heb voorafgaand aan het lossen van mijn partij bietenpulp niet tegen [slachtoffer] gezegd dat hij op die plek moest blijven staan op het moment dat ik ging lossen. Ik heb het kipgedeelte, te weten: de laadbak, van mijn kipper oplegger uitgeschoven tot het hoogste punt. Ik zag dat de laadbak op dat moment ging kantelen en deels viel in de oplegger van de naastgelegen oplegger van de vrachtwagencombinatie van [slachtoffer] . Ik zag daarna dat [slachtoffer] in zijn oplegger onder de gevallen laadbak van mijn kipper oplegger lag.
2. De inhoud van het zaaksdossier, proces-verbaalnummer 1800481, gesloten op 3 september 2018, dat bestaat uit diverse processen-verbaal en stukken, waaronder:
2.1.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2018013176-2, d.d. 15 januari 2018, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, pagina 99 e.v. van het onder 2. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 15 januari 2018 te 08.17 uur hoorden wij, verbalisanten, het operationeel centrum Drachten ons verzoeken te gaan naar de [straatnaam] te Tzum. Hier zou een persoon bedolven zijn onder een vrachtwagen.
Wij hebben ons ter spoedigste richting het opgegeven adres begeven. Ter plaatse aangekomen zagen wij twee trekker-opleggercombinaties in een zogenaamde sleufsilo staan. Wij zagen dat de trekker voorzien van het kenteken [kenteken] naar de linkerkant helde (gezien vanuit de truck). Wij zagen dat de oplegger van deze combinatie ( [kenteken] ) een kipper oplegger betrof. Wij zagen dat deze oplegger ( [kenteken] ) een uitgeschoven cilinder had en dat deze over de oplegger van de andere combinatie lag. Wij zagen dat de bak van de oplegger op zijn kant lag, deels in de oplegger van de combinatie. Wij zagen dat onder de bak van de [kenteken] twee benen uitstaken. Wij zagen dat de rest van het lichaam onder de bak moest liggen. Het slachtoffer bleek te zijn: [slachtoffer] .
2.2.
Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte, nummer V001-01, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, pagina 42 e.v. van het onder 2. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik wist niet waar [slachtoffer] was. Ik wist niet dat hij achterin zijn bak stond. Waar hij later is gaan staan nadat ik ben gaan kiepen is mij niet bekend.
2.3.
Een schriftelijk stuk, te weten de gebruikersdocumentatie Bulthuis kipper, versiedatum 21 december 2015, pagina 116 e.v. van het onder 2. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
(…)
2.2
Veiligheidsregels
(…)
Bij het kippen
Er mogen zich geen personen in het werkgebied van de kipper bevinden
(…)
2.5
Werkplek
Om de kipper oplegger te kunnen bedienen dient er een werkplek vrijgehouden te worden van 10 meter breed rondom het voertuig.
2.4.
Een schriftelijk stuk, te weten: een schouwverslag, opgemaakt door E.I. Hofstra, forensisch arts GGD Fryslân, d.d. 15 januari 2018, pagina 142 e.v. van het onder 2. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Cliënt : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Overlijdensdatum : 15-01-2018
Conclusie
Twee naast elkaar staande truck-oplegger combinaties, waarbij de ene tijdens het lossen
met de laadbak achterover gekiept omviel op de andere oplegger, waar overledene in
aanwezig was. Aangetroffen letsel is niet met leven verenigbaar, derhalve een evidente
doodsoorzaak.
Niet natuurlijke dood door ongeval, waardoor fors mechanisch uitwendig samendrukkend geweld.
Strafmotivering
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen omtrent een eventueel op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn vrachtwagencombinatie, bestaande uit een trekker en een kipper oplegger een partij bietenpulp gelost in een sleufsilo op het erf van een boerderij in Tzum. Bij het lossen is de laadbak van de kipper oplegger van zijn vrachtwagencombinatie gekanteld en deels op de oplegger van de vrachtwagencombinatie van [slachtoffer] gevallen. Deze vrachtwagencombinatie stond vlak naast die van verdachte. [slachtoffer] , die zich in zijn oplegger bevond, is door de laadbak geraakt en hierdoor komen te overlijden. De dood van [slachtoffer] is te wijten aan verdachte doordat verdachte zich er niet van heeft vergewist of heeft gecontroleerd of [slachtoffer] zich op het moment van het lossen van de partij bietenpulp door verdachte in het werkgebied van de kipper oplegger bevond.
De dood van [slachtoffer] heeft vanzelfsprekend voor onherstelbaar leed bij de nabestaanden gezorgd. Voor de nabestaanden moet het bijzonder moeilijk zijn een dergelijk zwaar verlies te dragen. [slachtoffer] zal bovenal gemist worden door zijn familie. Deze pijn, dit gemis kan met geen enkele op te leggen straf worden gecompenseerd. Daarvoor is het verlies te groot.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de straffen die door rechtbanken doorgaans worden opgelegd voor soortgelijke delicten. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij een vrijwel blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank realiseert zich dat verdachte de dood van [slachtoffer] nooit heeft gewild en dat hij met de gevolgen van zijn handelen moet leven.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 100 uren passend. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om daarnaast verdachte nog te veroordelen tot een voorwaardelijke straf, mede gelet op het feit dat verdachte definitief is gestopt met zijn werk als vrachtwagenchauffeur.