Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2015:25

Rechtbank Noord-Nederland
07-01-2015
09-01-2015
C/18/146017 / HA ZA 14-28
Civiel recht
Bodemzaak,Eerste aanleg - enkelvoudig

Auteursrecht. Wie heeft het auteursrecht op de onderwijsmodules die een bijzonder hoogleraar heeft geschreven? Procesrecht. Hoor en wederhoor bij begroting proceskosten 1019h Rv. Gevolg niet tijdig inzenden specificatie kosten staat een toewijzing van de vergoeding van die kosten in de weg.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Zittingsplaats Groningen

zaaknummer / rolnummer: C/18/146017 / HA ZA 14-28

Vonnis van 7 januari 2015

in de zaak van

[naam] [eiser 1],

die woont in Zuidhorn,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. M. Driessen, die kantoor houdt in Leusden,

tegen

de stichting

STICHTING ACADEMIC INSTITUTE FOR INTERNATIONAL DEVELOPMENT OF TRANFUSION MEDICINE,

die gevestigd is in Groningen,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. K.E. Verzijden, die kantoor houdt in Amsterdam.

Partijen worden hierna [eiser 1] en IDTM genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 26 maart 2014;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 4 november 2014.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die vaststaan, omdat die feiten enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn weersproken, of omdat die feiten blijken uit de in zoverre onweersproken gebleven inhoud van de overgelegde producties.

Partijen

2.2.

[eiser 1] betreft een thans 75 jarige hematoloog die zich heeft gespecialiseerd in de transfusiegeneeskunde.

2.3.

Hij betreft de voormalig directeur van de Rode Kruis Bloedbank Groningen-Drenthe (1976), die op 1 januari 1998 onderdeel is geworden van de stichting Stichting Sanquin Bloedvoorziening, van Sanquin Consulting Services (2001) en van het Academic Institute for International Development of Transfusion Medicine (IDTM) (2001). [eiser 1] is thans nog actief als adviseur op het gebied van het management van internationale transfusiegeneeskunde.

2.4.

IDTM betreft een stichting die zich richt op het ontwikkelen en aanbieden van opleidingen op het gebied van het management van internationale transfusiegeneeskunde.

De relatie tussen partijen

2.5.

IDTM is voortgekomen uit een vanuit de Stichting Sanquin Bloedvoorziening (hierna: Sanquin) in 2000 ontwikkeld idee om binnen de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: de RUG) een academisch instituut op te richten dat zich zal richten op de "International Development of Transfusion Medicine".

2.6.

Met de oprichting van dat academisch instituut werd beoogd postdoctoraal onderwijs te geven en expertise en diensten aan te bieden aan ontwikkelingslanden op het gebied van de transfusiegeneeskunde. Ook werd met de oprichting van dit instituut beoogd Sanquin te profileren als "WHO Collaborating Centre" en "Consultation Service" voor bloedtransfusieprojecten in ontwikkelingslanden. Verder werd met de oprichting van dit instituut beoogd de financiering van dergelijke projecten eenvoudiger te maken door aan die projecten een academische onderbouwing te kunnen geven.

2.7.

Het instituut is vanaf haar oprichting geleid door [eiser 1].

2.8.

Het academisch instituut IDTM heeft op 1 november 2004 de rechtsvorm gekregen van een stichting. Deze stichting betreft de eiseres in deze procedure.

2.9.

In de akte waarin de statuten van IDTM zijn neergelegd, is als artikel 3 opgenomen:

De stichting heeft ten doel:

a. het ontwikkelen en aanbieden van een (post)-graduate / post initiële materopleiding(en) op het terrein van management of Transfusion medicine;

b. het bevorderen van de optimale aansluiting tussen de te ontwikkelen theorie en de praktische toepassingen ervan;

c. het genereren van interne en externe middelen ter financiering van deze opleiding(en);

d. het functioneren als (internationaal) kenniscentrum op het gebied van het Management of Transfusion Medicine in afstemming met de stichting Sanquin;

e. het (doen) verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ontwikkeling en het management van Transfusion Medicine in afstemming met de stichting Sanquin;

2.10.

Artikel 12 van de statuten luidt, voor zover hier van belang:

1. Het bestuur kan overgaan tot het aantrekken van een directeur van de stichting. De directeur is bij voorkeur tevens bijzonder hoogleraar Internationale ontwikkeling van Transfusiegeneeskunde bij de Rijksuniversiteit Groningen, althans een persoon met kennis van de internationale ontwikkelingen op het terrein van de transfusiegeneeskunde.

2. De directeur is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van de stichting, waaronder begrepen:

(…)

2.11.

Artikel 12 van de statuten is gericht op de benoeming van [eiser 1] tot bijzonder hoogleraar. Daartoe is vanuit Sanquin samengewerkt met de RUG, faculteit der Medische wetenschappen en het Universitair Medisch Centrum Groningen (een samenwerkingsverband tussen de medische faculteit van de RUG en het Academisch Ziekenhuis Groningen). Die samenwerking heeft geleid tot het instellen van de bijzondere leerstoel internationale transfusiegeneeskunde. [eiser 1] is op deze leerstoel benoemd. [eiser 1] is in de periode van 1 juni 2003 tot 1 juni 2004 bijzonder hoogleraar "Internationale ontwikkeling van Transfusiegeneeskunde" geweest. Sanquin heeft de leerstoel bekostigd.

2.12.

De rechtsverhouding tussen de bij de oprichting en instandhouding van de bijzondere leerstoel betrokken partijen enerzijds en [eiser 1] anderzijds heeft in de eerste plaats vorm en inhoud gekregen met een aanstellingsbrief van de RUG van 26 juni 2003. Daarin is neergelegd dat [eiser 1] zal worden aangesteld als onbezoldigd medewerper bij de disciplinegroep Inwendige geneeskunde/Haematologie, behorende tot de faculteit der Medische Wetenschappen, overeenkomstig de bepalingen van de CAO Nederlandse Universiteiten.

2.13.

Deze rechtsverhouding is verder geregeld met het "Reglement voor de bijzondere leerstoel internationale ontwikkeling transfusiegeneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen in de faculteit der Medische Wetenschappen door Sanquin". Artikel 3 van dat reglement luidt, voor zover hier van belang:

Het bestuur van Sanquin benoemt, waarschuwt, schorst of ontslaat de hoogleraar met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 t/m 7. De bijzonder hoogleraar kan in aanmerking komen voor herbenoeming. De herbenoeming behoeft de instemming van zowel het bestuur van de faculteit als van het College van Bestuur. De beoordeling vindt mede plaats aan de hand van de jaarverslagen over de leerstoel en op basis van een heroverweging van de motivering die destijds gold voor de instelling van de bijzondere leerstoel.

2.14.

Artikel 7 van het reglement luidt:

Het honorarium van de hoogleraar en de andere arbeidsvoorwaarden waaronder de geldende positie bij ontslag of non-activiteit anders dan op eigen verzoek of wegens plichtsverzuim of wangedrag worden door de Raad van Bestuur van Sanquin vastgesteld.

2.15.

De rechtsverhouding met betrekking tot de benoeming tot bijzonder hoogleraar wordt verder bepaald door het Structuurrapport Bijzondere Leerstoel Internationale Ontwikkeling Transfusiegeneeskunde. Daarin is als artikel 5 de omschrijving van de taken op het gebied van onderzoek en onderwijs neergelegd. Die omschrijving luidt, voor zover hier van belang:

De aan te stellen hoogleraar zal werkzaam zijn binnen de Faculteit der Medische Wetenschappen en de Stichting Sanquin Bloedvoorziening en zal verantwoordelijk zijn voor onderwijs en gerelateerd onderzoek op het brede gebied van de Internationale ontwikkeling van transfusiegeneeskunde. Het onderwijs en het gerelateerde onderzoek zullen gericht zijn op transfer van kennis en vaardigheden op het omschreven vakgebied. Dit transfer karakter vereist een brugfunctie van betrokkene, waarbij kennis en vaardigheden van ondersteunende vakgebieden zoals (…).

De hoogleraar zal betrokken zijn bij het onderwijs binnen de disciplinegroep naast de bijzondere aandacht voor onderwijs aan en begeleiding van fellows en trainees uit zich ontwikkelende landen en de inrichting van een MSc curriculum gericht op "consultancy" werk op het gebied van de transfusiegeneeskunde in zich ontwikkelende landen.

De hoogleraar is betrokken bij het opleiden van artsen tot transfusiegeneeskundige en zal participeren in bij- en nascholingsactiviteiten op het omschreven vakgebied.

2.16.

[eiser 1] is door het bestuur van IDTM benoemd tot directeur van IDTM en dat tot in 2010 gebleven.

2.17.

Zijn bezoldiging heeft plaatsgevonden doordat hij voor zijn werkzaamheden zijn kosten aan Sanquin factureerde en Sanquin die kosten betaalde.

Het door IDTM verzorgde onderwijs

2.18.

Op 1 maart 2004 heeft [eiser 1] ter invulling van zijn taken op het gebied van onderzoek en onderwijs een opzet gemaakt voor de invulling van het onderwijs en in het bijzonder het daartoe te geven modulaire onderwijs en de inhoud van de in dat verband aan te bieden onderwijsmodules. Daarover is in het jaarrapport 2003 van IDTM opgenomen:

A start was given to the development of the postgraduate Master curriculum and course which was shared with WHO and a selection of other education oriented organisations and institutions to come to an optimal set up. The design chosen is modular with an extensive 12 months e-learning part (9 modules) allowing fellows to complete within their own environment and a 6 months (4 modules) tutorial and practical exposure part to be completed in the Netherlands. The graduation will be based on a thesis project (last module). Finally the University of Groningen Faculty of Medical Sciences will formally provide the Master degree and diploma.

2.19.

[eiser 1] betreft de (co-)auteur van een aantal van de in het curriculum opgenomen modules.

Het door IDTM gebruikte beeldmerk

2.20.

In 2002 heeft Sanquin Consulting Services aan het reclamebureau Adfo Movere opdracht gegeven een beeldmerk te ontwikkelen dat symbool staat voor de essentie van de internationale ontwikkeling van transfusiegeneeskunde. Het beeldmerk dat door dit reclamebureau is ontwikkeld, symboliseert de letter "W" van "World". Het beeldmerk betreft een logo dat is uitgevoerd in de kleur rood, als symbool van bloed. Van links naar rechts bekeken, verkleurt de letter W van flets rood, naar vol rood. Aan het reclamebureau is ook opdracht gegeven om op basis van dit beeldmerk een huisstijl te ontwikkelen voor IDTM. Die huisstijl bestaat hieruit dat naast het beeldmerk de woorden "IDTM Academic Institute / International Development of Transfusion Medicine / University of Groningen" worden vermeld.

2.21.

Op 11 oktober 2002 heeft Adfo Movere met het oog op de ontwikkeling van het beeldmerk en de huisstijl van IDTM een besprekingsverslag opgesteld van een bespreking die op 2 oktober 2002 heeft plaatsgevonden. In dat besprekingsverslag is neergelegd, voor zover van belang:

Bespreekverslag

Klant : Sanquin Consulting Services

Contactpersoon : de heer [voorletters] [eiser 1]

Datum gesprek : 2 oktober 2002

1. Namen van aanwezigen

de heer [voorletters] [eiser 1]

[naam 2]

[naam 3]

2. Onderwerp gesprek

Status instituut, huisstijl, periodiek

3. Initiatiefnemer gesprek

[naam 2]

4. Korte weergave gesprek

Allereerst een korte terugblik inzake het gesprek tussen de heer [eiser 1] en [naam 2] op 18 juni jl.

Het periodiek zoals dat door Adfo Movere destijds is voorgesteld krijgt, als het aan [eiser 1], rb.] ligt, een internationaal karakter. Als directeur van het nog officieel op te richten instituut kan hij het proces veel beter sturen dan dat nu het geval is. Op landelijk niveau is ook een eerste uitgave verschenen dat communiceert met de donoren. Dit heeft niet de kwaliteit die [eiser 1] en Adfo Movere voor de geest staat. Als het WHO erbij wordt betrokken wordt de kans op succes volgens [eiser 1] groter. Daarnaast is er gesproken over communicatieopdrachten die mogelijk in oktober worden verstrekt. Huisstijl instituut, periodiek en brochuremateriaal in diverse talen. Voordat er opdracht gegeven kan worden dient er een formele handtekening gezet te worden voor de samenwerkende partijen waaronder de RUG, AZG, Sanquin en WHO [de woorden AZG, Sanquin en WHO zijn handmatig toegevoegd, rb.]

Het instituut wordt uiterlijk februari 2003 een feit, het krijgt de naam Academic Institute for International Transfusion Medicine (AIITM). AIITM bestaat uit drie pilaren te weten, Sanquin consulting Services, WHO en RuG.

(…)

De reden waarom de heer [eiser 1] met Adfo Movere wederom in gesprek treedt, is het feit dat het instituut zijn officiële status gaat bereiken en daarom ook een eigen uiterlijk benodigd. (…)

Het instituut dient een "smoel" te krijgen en moet gestructureerd worden neergezet, duidelijk internationaal gericht. Sanquin is hoofdinitiator waardoor kenmerken van Sanquin terug moeten komen inde vormgeving, dit geldt natuurlijk ook voor de WHO en RuG.

Een logo moet ontworpen worden, huisstijl (duidelijke naamgeving, kleur) en uiteindelijk een periodiek.

5. Gemaakte afspraken inclusief tijdstippen

18 november 2002, 9.00 uur zullen [naam 2], [naam 3] en [art-director] (art-director) ten kantore van Sanquin Consulting Services overleg hebben inzake de huisstijl voor het toekomstige instituut.

2.22.

Bij brief van 19 december 2002, geadresseerd aan Sanquin Consulting Services, doet Adfo Movere een aanbieding inzake een ontwerpvoorstel ten behoeve van de huisstijldragers. In die aanbieding is opgenomen, voor zover hier van belang:

(…) De offerte is gebaseerd op ons persoonlijk gesprek d.d. 18 november jongstleden ten kantore van Sanquin Consulting Services. (…)

Achtergrond

Het A cademic I nstitute for I nternational D evelopment of T ransfusion M edicine wordt uiterlijk februari 2003 een feit. Onder IDTM vallen een drietal organisaties, te weten Sanquin Consulting Services, WHO en RuG / AZG.

De drie organisaties die tot IDTM behoren zijn Sanquin Consulting Services, WHO en RuG / AZG. Deze organisaties staan als volgt in relatie tot elkaar ten opzichte van IDTM:

Sanquin Consulting Services : (financieel) hoofdinitiator

Rug / AZG : leerstoel (wordt gefinancierd door Sanquin Consulting Services

WHO : "advocaat" die zorgt dat er potentieel naar het instituut wordt getrokken verleent ook haar keurmerk

De huisstijl van het instituut dient klaar te zijn op het moment dat het instituut haar officiële status bereikt. Er dient een logo en de daaraan verwante huisstijldragers te worden ontworpen.[onderstreping, rb.]

(…)

2.23.

Op 20 februari 2003, 12 mei 2003 en 30 januari 2004 heeft Adfo Movere haar kosten aan Sanquin Consulting Services gefactureerd. Op deze facturen is achter het kopje "debiteurnummer" steeds opgenomen "Sanquin". Achter het kopje "omschrijving" is steeds opgenomen "Huisstijl IDTM". Op de facturen van 20 februari en 12 mei 2003 is verder vermeld "Vormgeving, ontwerp en uitvoering". Op de factuur van 30 januari 2004 is vermeld "Extra werk vormgeving / DTP".

2.24.

De facturen van Adfo Movere zijn betaald door Sanquin Consulting Services.

2.25.

Op 10 mei 2011 heeft [eiser 1] op zijn naam het door IDTM gebruikte beeldmerk geregistreerd bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) en heeft hij door die registratie het merkrecht daarop verkregen.

De door IDTM en [eiser 1] gebruikte handelsnamen

2.26.

IDTM heeft vanaf haar oprichting gehandeld onder de namen "IDTM Academic Institute International Development Transfusion Medicine", "The Institute for International Development of Transfusion Medicine (IDTM"), "IDTM" en/of "Stichting IDTM".

2.27.

Op 1 september 2004 heeft [eiser 1] een eenmanszaak ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Hij heeft aan die eenmanszaak de handelsnaam "IDTM Consulting" gegeven en als bedrijfsomschrijving "het geven van internationale adviezen m.b.t. transfusiegeneeskunde".

2.28.

Dit stuitte op bezwaren bij IDTM, in het bijzonder nadat partijen in 2010 hun samenwerking hebben beëindigd. Dit heeft ertoe geleid dat partijen een regeling hebben getroffen die zij hebben neergelegd in de daarvan door hen op of omstreeks 21 januari 2011 opgemaakte akte. Daarin is neergelegd, voor zover van belang:

(…) teneinde onnodige verwarring door naamgelijkenis tussen uw adviesbureau en de stichting IDTM in de toekomst te vermijden, heeft u toegezegd te zullen zorgdragen voor een passende verandering van uw handelsnaam bij Kamer van Koophandel en in de uitingen van uw bureau; wij gaan er daarbij van uit dat deze aanpassingen op afzienbare termijn, in elk geval per 1 maart 2011, zullen zijn geeffectueerd.

2.29.

[eiser 1] gebruikt (op zijn website) de handelsnaam "IDTM Consulting" en/of "ID Consulting - International Development of Transfusion Medicine". [eiser 1] heeft ook een profiel op "LinkedIn" aangemaakt waarop hij vermeldt dat hij directeur is van "ID Consulting for International Development of Transfusion Medicine (IDTM)". Die aanduiding gebruikt [eiser 1] ook overigens als omschrijving op zijn website.

Het einde van de samenwerking tussen partijen

2.30.

De verhouding tussen IDTM en Sanquin enerzijds en [eiser 1] is verstoord geraakt (mede) als gevolg van uiteenlopende inzichten over de wijze waarop en de mate waarin [eiser 1] bepaalde onkosten mocht declareren en (mede) als gevolg van uiteenlopende wetenschappelijke inzichten. Dit heeft ertoe geleid dat in 2010 de aanstelling van [eiser 1] als directeur van IDTM is beëindigd en hij vanaf dat moment ook niet meer als consultant door Sanquin is ingeschakeld.

3 Het geschil

in conventie en reconventie

3.1.

[eiser 1] vordert na wijziging van zijn eis:

1. te verklaren voor recht dat [eiser 1] auteursrechthebbende is met betrekking tot de (mede) door hem geschreven en in het lichaam van deze dagvaarding genoemde en (deels) als productie 20 overgelegde Modules;

2. te verklaren voor recht dat Stichting IDTM inbreuk maakt op de auteursrechten en/of persoonlijkheidsrechten van [eiser 1] met betrekking tot de Modules, zoals bedoeld onder 1, door de Modules zonder toestemming van [eiser 1] te reviseren en/of anderszins te wijzigen;

3. te verklaren voor recht dat de Stichting IDTM inbreuk maakt en heeft gemaakt op de exclusieve merkrechten voor het Beeldmerk van [eiser 1] door dit Beeldmerk ook na juni 2013 zonder toestemming van [eiser 1] te gebruiken;

4. te verklaren voor recht dat Stichting IDTM onrechtmatig handelt, althans heeft gehandeld door de onder 2. en 3. genoemde handelingen te verrichten;

5. Stichting IDTM te verbieden, met onmiddellijke ingang na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, zonder toestemming van [eiser 1] tot revisie of anderszins wijziging over te gaan van de Modules zoals bedoeld onder 1.;

6. Stichting IDTM te bevelen met onmiddellijke ingang na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, (1) elk gebruik van het Beeldmerk of elk daarmee verwarringwekkend overeenstemmend teken te staken en gestaakt te houden, althans voor zover toestemming van [eiser 1] en betaling aan hem van een nader vast te stellen, redelijke licentievergoeding ontbreekt en (2) het op 6 februari 2014 gelegde conservatoir beslag op het beeldmerk met onmiddellijke ingang op te heffen en de inschrijving van dit beslag in het in het register van het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom binnen twee werkdagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis te laten doorhalen, onder gelijktijdige toezending van alle relevante correspondentie aan en van het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom aan de advocaat van [eiser 1];

het sub 5 en 6 gevorderde te verbieden/bevelen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 (zegge: vijfduizend euro) per overtreding van het gegeven verbod/niet-naleving van het gegeven bevel, alsmede € 5.000 (zegge: vijfduizend euro) voor iedere dag dat de overtreding c.q. niet-nakoming voortduurt;

7. Stichting IDTM te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser 1] ten gevolge van voornoemd inbreukmakend handelen en/of onrechtmatig handelen geleden schade en alsnog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

8. Stichting IDTM te veroordelen in de volledige kosten van dit geding ex artikel 1019h Rv.

3.2.

[eiser 1] legt aan zijn vorderingen ten grondslag, samengevat weergegeven en voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang, dat hij de auteursrechten heeft op bepaalde modules die IDTM gebruikt voor het door haar georganiseerde onderwijs en dat IDTM zonder zijn voorafgaande toestemming en/of instemming die modules wil reviseren en/of wil wijzigen. [eiser 1] stelt verder dat hij eind 2002 / begin 2003 samen met een reclamebureau een beeldmerk heeft ontwikkeld ten behoeve van zijn eenmanszaak IDTM Consulting en dat hij dat beeldmerk heeft gedeponeerd. [eiser 1] stelt dat het IDTM niet is toegestaan om zonder voorafgaande toestemming dat beeldmerk te blijven gebruiken.

3.3.

IDTM voert in conventie verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1], althans tot afwijzing van zijn vorderingen en veroordeling van [eiser 1] in de kosten van de procedure in conventie. Daartoe betwist IDTM het door [eiser 1] gepretendeerde auteurs- en merkenrecht. IDTM voert aan, samengevat weergegeven en voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang, dat zij de auteursrechthebbende is op de Modules die [eiser 1] heeft geschreven, gelet op diens aanstelling bij Sanquin, IDTM en zijn benoeming vanuit Sanquin tot bijzonder hoogleraar. IDTM stelt verder dat [eiser 1] onrechtmatig heeft gehandeld door het Beeldmerk dat ten behoeve en op kosten van IDTM is ontwikkeld te deponeren en zij stelt dat [eiser 1] in de gegeven omstandigheden gehouden is dat beeldmerk aan haar over te dragen. IDTM stelt verder dat [eiser 1] voor zijn eenmanszaak een verwarringwekkende handelsnaam gebruikt en dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser 1] die handelsnaam zou wijzigen, maar dat [eiser 1] dat niet (toereikend) heeft gedaan. IDTM wil dat [eiser 1] wordt veroordeeld de door hem in dat verband gedane toezeggingen na te komen of dat de rechtbank zo nodig op grond van de handelsnaamwet beslist dat de verwarringwekkende handelsnaam wordt gewijzigd.

3.4.

IDTM vordert op grond van een en ander in reconventie:

I. gedaagde in reconventie te gebieden binnen vijf werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis het Beneluxmerk met registratienummer 895936 aan Stichting IDTM over te dragen en een verzoek tot aantekening van deze overdracht bij het Beneluxbureau voor Intellectuele Eigendom in te dienen, althans aan een zodanige overdracht en aantekening daarvan tijdig alle benodigde medewerking te verlenen;

II. te bepalen dat dit vonnis zonodig in de plaats treedt van de onder I bedoelde medewerking van gedaagde in reconventie inzake overdracht van het Beneluxmerk met registratienummer 895936 aan Stichting IDTM en machtiging tot aantekening van de overdracht in het betreffende register op grond van artikel 3:300 BW;

III. gedaagde in reconventie met onmiddellijke ingang na betekening van het in deze te wijzen vonnis te gebieden ieder gebruik van een teken dat overeenstemt met het logo dat ten behoeve van Stichting IDTM ontworpen logo zoals afgebeeld op bladzijde 4 van de dagvaarding in de onderhavige procedure te staken en gestaakt te houden;

IV. subsidiair, ingeval het onder I gevorderde niet mocht worden toegewezen, het Beneluxmerk met registratienummer 895936 nietig te verklaren;

V. meer subsidiair, ingeval het onder I gevorderde niet zou worden toegewezen, gedaagde in reconventie te gebieden het gebruik door Stichting IDTM, van het voor Stichting IDTM ontworpen logo zoals afgebeeld op bladzijde 4 van de dagvaarding in de onderhavige procedure, te gedogen;

VI. gedaagde in reconventie te gebieden zich te houden aan de door hem ondertekende toezegging om de naam van zijn onderneming zodanig aan te passen dat gevaar voor verwarring tussen die onderneming en Stichting IDTM wordt vermeden, onder andere maar niet uitsluitend door zich met onmiddellijke ingang te onthouden van aanduidingen "ID Consulting - International Development of Transfusion Medicine (IDTM)", "ID Consulting- International Development of Transfusion Medicine" en/of "ID Consulting";

VII. subsidiair, ingeval het onder VI gevorderde niet zou worden toegewezen, gedaagde in reconventie met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te gebieden iedere inbreuk op de handelsnamen van Stichting IDTM te staken en gestaakt te houden, onder andere maar niet uitsluitend door zich met onmiddellijke ingang te onthouden van aanduidingen "ID Consulting - International Development of Transfusion Medicine (IDTM)", "ID Consulting- International Development of Transfusion Medicine" en/of "ID Consulting";

VIII. één en ander op straffe van een onmiddellijk door Stichting IDTM opeisbare en aan Stichting IDTM verschuldigde dwangsom van € 5.000,-- per overtreding, dan wel - en zulks ter keuze van Stichting IDTM - € 5.000,-- per dag dat gedaagde in reconventie met de tijdige en volledige naleving van de onder I, II, V, VI of VII genoemde verboden en geboden in gebreke is;

IX. althans zodanige voorzieningen te treffen als de voorzieningenrechter passend zal achten;

X. gedaagde in reconventie te veroordelen in de volledige kosten van deze procedure in re- en in conventie, te berekenen op de voet van artikel 1019h wetboek van burgerlijke rechtsvordering;

3.5.

[eiser 1] voert verweer en concludeert in reconventie tot niet-ontvankelijkheid van IDTM althans tot afwijzing van haar vorderingen en veroordeling van IDTM in de op de voet van artikel 1019h Rv te begroten kosten van de procedure. [eiser 1] laat zijn verweer (goeddeels) rusten op de door hem aan zijn vorderingen in conventie ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, waarop hij een nadere toelichting geeft en een aanvulling, in het bijzonder ten aanzien van het geschil over de handelsnaam die hij gebruikt.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

in conventie en reconventie

Inleiding

4.1.

Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, om het volgende. [eiser 1] en IDTM hebben vanuit samenhangende functionele verbanden jarenlang met elkaar samengewerkt op het gebied van de (ontwikkeling van de) (internationale) transfusiegeneeskunde. In 2010 is deze samenwerking beëindigd en in samenhang daarmee is tussen partijen in geschil gekomen wie de auteursrechthebbende is op bepaalde onderwijsmodules waarvan [eiser 1] de (co-)auteur betreft, wie de rechten toekomt op het beeldmerk dat IDTM vanaf haar oprichting gebruikt en of [eiser 1] bepaalde handelsnamen niet meer mag gebruiken voor zijn eigen activiteiten. Tegen deze achtergrond hebben partijen over en weer vorderingen ingesteld die erop zijn gebaseerd dat de één met uitsluiting van de ander intellectuele eigendomsrechten heeft op bepaalde onderwijsmodules, het door IDTM gebruikte beeldmerk, en bepaalde (handels)namen. De vorderingen in conventie en reconventie vertonen daardoor een zodanige samenhang dat de rechtbank de conventie en reconventie gelijktijdig zal behandelen. Ten aanzien van de tussen partijen opgekomen geschilpunten wordt als volgt overwogen.

Het auteursrecht

4.2.

Uit (de niet weersproken onderdelen van) de inleidende dagvaarding blijkt dat de rechtsstrijd tussen over de onderwijsmodules, betrekking heeft op de onderwijsmodules 1 en 3, van module 8 de hoofdstukken 1 en 2, een gedeeld auteursrecht op module 9, en van module 8 de hoofdstukken 4 en 5, zoals die modules nader zijn omschreven in het als productie 14 door [eiser 1] in het geding gebrachte curriculum voor de "postgraduate master course and degree management in transfusion medicine". De rechtbank zal deze (onderdelen van) modules in het navolgende gezamenlijk verkort aanduiden als "de Modules".

4.3.

Tussen partijen is in geschil of [eiser 1] auteursrechthebbende van de Modules betreft, zodat IDTM niet zonder zijn voorafgaande instemming die modules ten behoeve van het door haar verzorgde onderwijs mag reviseren of wijzigen. Gelet op het daarop gerichte verweer van IDTM spitst het geschil zich in dit verband toe op de vraag of sprake is van het zogeheten werkgeversauteursrecht in de zin van art. 7 Aw.

4.4.

Op grond van art. 7 Aw geldt dat als arbeid wordt verricht in dienst van een ander, als de maker van het werk degene wordt aangewezen in wiens dienst de werken zijn gemaakt. Het rechtsgevolg van dit artikel is dat de werkgever als "maker" van dat werk wordt aangewezen en daarom auteursrechthebbende wordt.

4.5.

Wil sprake zijn van het in art. 7 Aw geregelde werkgeversauteursrecht, zal vast moeten komen te staan dat tussen partijen een dienstverband heeft bestaan. Dat betekent dat er een arbeidsovereenkomst moet zijn op grond waarvan arbeid moet worden verricht, recht op loon bestaat en dat er een gezagsverhouding bestaat, zoals het geval is bij een privaatrechtelijk dienstverband. Deze eisen acht de rechtbank van overeenkomstige toepassing op publiekrechtelijke ondergeschiktheidsverhoudingen.

4.6.

Uit het voorgaande volgt dat ter beantwoording van de vraag of er sprake is van werkgeversauteursrecht de rechtshouding tussen IDTM en [eiser 1] zal moeten worden gekwalificeerd.

4.7.

Uit de rechtspraak blijkt dat daartoe moet worden gekeken naar de betekenis van de partijbedoeling, de feitelijke uitvoering van het werk, het rechtsvermoeden en de essentialia arbeid, loon en gezag (vgl: HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495 en HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3887).

4.8.

De rechtbank sluit zich in dit verband aan bij de zienswijze van [naam 4], te kennen uit zijn conclusie in HR 14 april 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU9722. Die zienswijze komt erop neer dat bij de beoordeling vereist is een ‘‘holistische’’ weging van de gezamenlijke omstandigheden, om vast te stellen of die in hun geheel opleveren dat de relatie – inclusief de in dit geval dus wél bestaande mate van zeggenschap – als arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd.

4.9.

De gezamenlijke feitelijke omstandigheden, zoals die kunnen worden afgeleid uit de door de rechtbank als vaststaand aangenomen feiten, komen er op neer dat de Modules door [eiser 1] zijn (mee)geschreven ten tijde van zijn aanstelling als directeur van IDTM en in zicht van of ten tijde van zijn aanstelling als bijzonder hoogleraar. De Modules zijn geschreven met het oog op het door IDTM en als bijzonder hoogleraar ten behoeve van IDTM te geven onderwijs.

4.10.

De rechtbank ziet in het licht van wat als vaststaand is aangenomen, in het bijzonder wat is opgenomen in rov. 2.5. tot en met 2.20., een onlosmakelijk verband tussen de aanstelling van [eiser 1] als directeur van IDTM en zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar op de ten behoeve van IDTM gerealiseerde en door Sanquin bekostigde, leerstoel. Die samenhang brengt met zich mee dat ten aanzien van de elementen die bepalend zijn voor de kwalificatie of sprake is geweest van een dienstverband in de zin van art. 7 Aw - arbeid, recht op loon en een gezagsverhouding - de aanstelling van [eiser 1] bij IDTM, de daaruit voor hem voortvloeiende taken, de benoeming van [eiser 1] tot bijzonder hoogleraar en de daaruit voor hem voortvloeiende taken, de met die aanstellingen geregelde gezagsverhouding en beloning, in hun onderlinge verband en samenhang moeten worden beschouwd.

4.11.

Uit het voorgaande volgt dat [eiser 1] de Modules vervaardigde uit hoofde van een daartoe vanuit een zekere gezagsverhouding gegeven opdracht. In dit verband komt betekenis toe aan het op grond van art. 15 van de statuten van IDTM door het bestuur van IDTM vastgestelde huishoudelijk reglement en in het bijzonder art. 5 van dat huishoudelijk reglement. Dat artikel werkt de taak van de directeur op het gebied van onderwijs en onderzoek van IDTM uit ten aanzien van het beleid van de stichting gebaseerd op art. 3 en 4 van de statuten. Art. 5 van dat huishoudelijk reglement luidt, voor zover hier van belang:

Behoudens de bevoegdheden als vermeld in art. 11 lid 2 en art. 12 lid 2 en 4 van de statuten heeft de directie de taak en bevoegdheid het algemeen beleid gebaseerd op art. 3 en 4 van de statuten op het gebied van onderwijs en onderzoek, samenwerkingsverbanden en uitwisselingsprogramma's nader uit te werken en ter goedkeuring voor te leggen aan het bestuur.

4.12.

Uit het voorgaande volgt dat de directeur van IDTM de taak op het gebied van onderwijs nader moet uitwerken en ter goedkeuring heeft voor te leggen aan het bestuur.

4.13.

Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van een dienstverband in de zin van art. 7 Aw kan verder in overweging worden genomen dat de aanstelling(en) van [eiser 1] niet onbezoldigd waren. [eiser 1] heeft de kosten voor zijn werkzaamheden steeds mogen declareren aan Sanquin. De hierbij gekozen constructie om tot bezoldiging te komen, hangt onder meer samen met de omstandigheid dat [eiser 1] met ingang van 1 juli 2001 gebruik maakte van de zogeheten OBU-regeling en de daaruit voortvloeiende beperkingen ten aanzien van de mogelijkheden om tot bezoldiging van [eiser 1] te komen.

4.14.

In het licht van deze feiten en omstandigheden moet de rechtsverhouding worden gekwalificeerd als een dienstverband in de zin van art. 7 Aw zodat IDTM als maker en auteursrechthebbende van de Modules moet worden aangemerkt.

4.15.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [eiser 1] vergeefs pretendeert auteursrechthebbende te zijn van de Modules. Zijn op een inbreuk op dat auteursrecht gebaseerde vorderingen zullen daarom moeten worden afgewezen.

Het Beeldmerk

4.16.

De rechtbank zal, wanneer het om het door [eiser 1] gedeponeerde beeldmerk gaat, dat in de processtukken en de in het geding gebrachte producties ook wel een logo wordt genoemd, hierna verkort de aanduiding "het Beeldmerk" gebruiken.

4.17.

Uit de door de rechtbank als vaststaand aangenomen feiten, volgt dat het Beeldmerk is ontworpen in opdracht van Sanquin Consulting Services ten behoeve van IDTM en dat Sanquin Consulting Services de kosten van het ontwerp van het Beeldmerk voor haar rekening heeft genomen.

4.18.

Er kan in het beschikbaar gekomen feitenmateriaal geen enkele steun worden gevonden voor de door [eiser 1] betrokken stelling dat het Beeldmerk in zijn opdracht voor zijn eenmanszaak is ontworpen.

4.19.

Uit het in rov. 2.20. weergegeven besprekingsverslag blijkt dat de door Sanquin consulting Services gegeven opdracht mede betrekking heeft op het ontwerpen van een logo en niet, zoals [eiser 1] doet voorkomen, uitsluitend op het ontwerp van een op een reeds bestaand logo te baseren huisstijl. In het verslag is immers neergelegd, voor zover thans van belang:

Er dient een logo en de daaraan verwante huisstijldragers te worden ontworpen.

4.20.

Het kan [eiser 1] ook niet baten dat hij zijn stellingen erop baseert dat Adfo Movere in een schriftelijke verklaring die in 2013 is opgesteld, verklaart dat zij "eind 2002 begin 2003 aan de heer [eiser 1] het vrije gebruik naar eigen inzicht van het ontwikkelde beeldmerk heeft verleend" en dat "Adfo Movere dan ook geen bezwaar heeft tegen de latere registratie van beeldmerk". De feitelijke omstandigheden dat Adfo Movere toentertijd Sanquin Consulting Services aanwijst als haar opdrachtgever, aan deze stichting de offerte aanbiedt, de opdracht bevestigt en aan deze stichting haar kosten factureert, sluiten uit dat [eiser 1] pro se opdracht heeft gegeven. De door Adfo Movere in 2013 ten behoeve van [eiser 1] gegeven verklaring mist daardoor iedere overtuigingskracht. [eiser 1] heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat Adfo Movere niettegenstaande de contractuele relatie die zij met Sanquin Consulting Services was aangegaan en die klaarblijkelijk betrekking had op het ontwerpen van een logo en een huisstijl, zou kunnen menen dat zij het "vrije gebruik naar eigen inzicht van het ontwikkelde beeldmerk" aan [eiser 1] kon verlenen. [eiser 1] heeft evenmin een nadere toelichting gegeven op zijn stellingen, zodanig dat ruimte ontstaat om niettegenstaande vorenbedoelde stukken, aan te kunnen nemen dat hij een (exclusief) recht op het Beeldmerk kan doen laten gelden.

4.21.

In de gegeven omstandigheden wist [eiser 1] of behoorde hij redelijkerwijze te begrijpen dat het hem niet vrijstond om het Beeldmerk zonder voorafgaand overleg en toestemming van IDTM te registreren. Door dat toch te doen, handelende [eiser 1] ten tijde van de indiening van de merkaanvraag jegens IDTM onrechtmatig. Van [eiser 1] mag worden gevergd dat hij het Beeldmerk aan IDTM overdraagt en door aan een daarop gericht verzoek van IDTM niet te voldoen, handelt [eiser 1] eveneens onrechtmatig.

4.22.

Een en ander geeft grond om de vorderingen van IDTM, gericht op overdracht van het Beeldmerk in alle daarop betrekking hebbende onderdelen, toe te wijzen.

De handelsnaam

4.23.

Vanaf haar oprichting gebruikt en/of presenteert IDTM zich met de handelsnamen "IDTM Academic Institute for International Development of Transfusion Medicine" en "IDTM" of "Stichting IDTM".

4.24.

In 2004 heeft [eiser 1] zijn eenmanszaak in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven met als handelsnaam "IDTM Consulting". IDTM heeft tegen het gebruik door [eiser 1] van het in de ogen van IDTM verwarringwekkend gebruik van handelsnamen bij [eiser 1] bezwaar gemaakt. Dat bezwaar heeft geleid tot een regeling tussen partijen. Die regeling hebben zij neergelegd in de daarvan door partijen opgemaakte akte. De inhoud van die akte is, voor zover van belang, hiervoor weergegeven in rov. 2.28 .

4.25.

Uit de daar weergegeven inhoud van de akte blijkt dat [eiser 1] zich jegens IDTM heeft verbonden geen handelsnaam (meer) te gebruiken die onnodige verwarring kan veroorzaken tussen zijn eenmanszaak en IDTM.

4.26.

[eiser 1] schiet in de tussen partijen tot stand gekomen regeling te kort. Zoals uit de in zoverre onvoldoende weersproken gebleven stellingen van IDTM blijkt, gebruikt [eiser 1] handelsnamen voor zijn eigen activiteiten die klaarblijkelijk bij het publiek verwarring kunnen wekken. [eiser 1] gebruikt (op zijn website) de handelsnaam "IDTM Consulting" en/of "ID Consulting - International Development of Transfusion Medicine". [eiser 1] heeft ook een profiel op "LinkedIn" aangemaakt waarop hij vermeldt dat hij directeur is van "ID Consulting for International Development of Transfusion Medicine (IDTM)". Die aanduiding gebruikt [eiser 1] ook overigens als omschrijving op zijn website.

4.27.

[eiser 1] wist of behoorde redelijkerwijze te begrijpen dat door het bezigen van deze handelsnamen verwarring kan ontstaan bij het publiek, omdat hij als geen ander weet dat partijen werkzaam zijn in dezelfde branche, hun activiteiten gericht zijn op dezelfde doelgroep en partijen bovendien in dezelfde provincie zijn gevestigd en kantoor houden.

4.28.

Het voorgaande geeft IDTM recht en belang nakoming van de eerder tussen partijen tot stand gekomen regeling af te dwingen.

4.29.

Voor zover [eiser 1] in dit verband tot zijn verweer heeft aangevoerd dat hij die toezegging niet aan IDTM heeft gedaan maar aan Sanquin, kan hem dat niet baten. [eiser 1] wist of behoorde redelijkerwijze te begrijpen dat Sanquin, die werd vertegenwoordigd door de bestuurder van IDTM, de direct belanghebbende is bij het reilen en zeilen van IDTM en dat haar eis om niet langer verwarringwekkende handelsnamen te gebruiken niet louter het belang van Sanquin raakte, maar in het bijzonder het belang van IDTM. Het moet voor [eiser 1] zonder meer duidelijk zijn geweest dat de in de akte neergelegde toezegging (mede) ten behoeve van IDTM werd bedongen.

4.30.

De tot nakoming strekkende vorderingen van IDTM zullen worden toegewezen.

Tussenconclusie

4.31.

Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eiser 1] in conventie zullen moeten worden afgewezen en dat de vorderingen van IDTM in reconventie op de wijze als hierna wordt bepaald, zullen moeten worden toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde dwangsommen ambtshalve maximeren op de wijze als hierna wordt bepaald.

Proceskosten

4.32.

[eiser 1] zal als de in conventie en reconventie in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de op de voet van art. 1019h Rv te begroten kosten van de procedure. Die kosten worden begroot met inachtneming van het navolgende.

4.33.

IDTM heeft aanvankelijk al haar kosten gemaakt tot en met 31 maart 2014 begroot op € 11.561,55. Dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt is aannemelijk, gelet op de daarvoor verstrekte specificaties.

4.34.

Bij brief van 3 november 2014 en daarom één dag voordat de comparitie zou plaatsvinden, heeft IDTM een aanvullende begroting en specificatie aan de rechtbank en [eiser 1] toegezonden die sluit op een bedrag van € 34.821,03 voor alle tot dat moment verrichte en ten behoeve van de comparitie nog te verrichten (buitengerechtelijke) werkzaamheden. Ter de comparitie is daartegen aangevoerd, samengevat weergegeven, dat die brief buiten de termijn van de uiterste datum voor indiening van stukken, namelijk twee weken voor de comparitie, aan de rechtbank is toegezonden zodat daaraan voorbij moet worden gegaan bij de begroting van de proceskosten. Ten aanzien van dat bezwaar wordt als volgt overwogen.

4.35.

In zijn arrest van 30 mei 2008 ( NJ 2008, 556 ) heeft de Hoge Raad overwogen:

Vergoeding van volledige proceskosten op de voet van art. 14 Handhavingsrichtlijn dient daarom te worden gevorderd, en de gevorderde kosten dienen zo tijdig opgegeven en gespecificeerd te worden dat de wederpartij zich daartegen naar behoren kan verweren. Dat verweer kan zich toespitsen niet slechts op het aantal in rekening te brengen uren van de behandelend advocaat en het daarop toe te passen uurtarief, maar ook op de vraag of die kosten ‘redelijk en evenredig’ zijn en of de billijkheid zich wellicht tegen die vergoeding verzet, alsmede, indien in het geding ook andere vorderingen dan ter handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zijn ingesteld — zoals ook in het onderhavige geval — op de vraag welk gedeelte van de in rekening gebrachte kosten op die handhaving betrekking heeft.

4.36.

De rechtbank acht in navolging van het Gerechtshof 's-Gravenhage in zijn arrest van 24 september 2009, IER 2009, 49, (ECLI:NL:GHSGR:2009:BY9502, de tekst van het arrest is echter niet gepubliceerd op www. rechtspraak.nl) dat wat de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest dat betrekking heeft op art. 14 van de Handhavingsrichtlijn, van overeenkomstige toepassing is op de vordering uit hoofde van het ter uitvoering van de richtlijn ingevoerde art. 1019h Rv.

4.37.

De door het beginsel van hoor en wederhoor ingegeven eis van tijdigheid is nader uitgewerkt in art. 2.9 van het toepasselijke procesreglement (Landelijk procesreglement

voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken). Dit procesreglement brengt met zich dat voor zover IDTM bij comparitie als nieuwe productie een nadere begroting en specificatie van haar kosten in het geding had willen brengen, zij deze tot uiterlijk op de veertiende dag voor de dag van de comparitie aan de rechtbank en aan [eiser 1] had moeten toezenden. Dat heeft IDTM niet gedaan.

4.38.

De rechtbank zal daarom bij de begroting van de proceskosten uitsluitend acht slaan op de onderbouwing en specificatie daarvan, voor zover bekend op de veertiende dag voor de comparitie.

4.39.

De conventie en reconventie hangen zodanig samen dat in overeenstemming met art. 12 van het toepasselijke regelement Indicatietarieven in IE zaken, versie 1 september 2014 de kosten in conventie en reconventie gezamenlijk kunnen worden begroot, op het hierna te vermelden bedrag.

4.40.

De indicatietarieven betreffen uitsluitend de werkzaamheden van de advocaat met inbegrip van de buitengerechtelijke advocaatkosten. Dit betekent dat daar waar IDTM geen vergoeding van beslagkosten heeft gevorderd, de rechtbank daarvoor geen vergoeding zal toekennen.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

wijst de vorderingen af,

in reconventie

veroordeelt [eiser 1] om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis het Beneluxmerk met registratienummer 895936 aan IDTM over te dragen en een verzoek tot aantekening van deze overdracht bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) in te dienen,

bepaalt dat dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de hiervoor bedoelde medewerking van [eiser 1] aan de overdracht van het Beneluxmerk met registratienummer 895936 aan Stichting IDTM,

machtigt IDTM daartoe tot aantekening van de overdracht in het betreffende register,

verbiedt [eiser 1] na betekening van dit vonnis ieder gebruik van een teken dat overeenstemt met het logo dat ten behoeve van IDTM is ontworpen,

veroordeelt [eiser 1] de (handels)naam van zijn onderneming zodanig aan te passen dat gevaar voor verwarring tussen die onderneming en IDTM wordt vermeden, onder andere maar niet uitsluitend door zich na betekening van dit vonnis met onmiddellijke ingang te onthouden van aanduidingen "ID Consulting - International Development of Transfusion Medicine (IDTM)", "ID Consulting- International Development of Transfusion Medicine" en/of "ID Consulting",

veroordeelt [eiser 1] tot betaling aan IDTM van een dwangsom ter grootte van € 5.000,- per overtreding, dan wel - en zulks ter keuze van Stichting IDTM - € 5.000,-- per dag dat [eiser 1] in gebreke blijft zijn veroordeling na te komen, tot een maximum van € 100.000,--

verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad,

wijst af wat meer of anders is gevorderd,

in conventie en reconventie

veroordeelt [eiser 1] in de volledige kosten van deze procedure, te berekenen op de voet van artikel 1019h Rv op € 608,-- aan verschotten en € 11.561,55 aan salaris advocaat,

verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2015.1

1 type: coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.