Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2022:9923

Rechtbank Noord-Holland
02-11-2022
15-11-2022
9930789 \ CV EXPL 22-2840
Verbintenissenrecht
Bodemzaak,Verstek

Ambtshalve toetsing. De eisende partij heeft zich niet uitgelaten over de informatieplichten van artikel 7:60 BW en de kredietwaardigheidstoets.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 9930789 \ CV EXPL 22-2840

Uitspraakdatum: 2 november 2022

Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap

Greenacre Capital Group B.V., voorheen handelend onder de naam Incasso Partners B.V., als rechtsopvolgster onder bijzondere titel van Bovenberg & Schouten V.O.F., mede handelende onder de naam IncassoPartners, als rechtsopvolgster onder bijzondere titel van de vennootschap naar buitenlands recht Klarna Bank AB (publ)

gevestigd te Stockholm, Zweden

de eisende partij

gemachtigde: Gerechtsdeurwaarders Bazuin & Partners

tegen

[gedaagde]

wonende te [plaats]

de gedaagde partij

niet verschenen

1 Het verdere procesverloop

1.1.

Bij tussenvonnis van 7 september 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 5 oktober 2022 (hierna: de akte) heeft gedaan.

2 De verdere beoordeling

2.1.

In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om nader toe te lichten dat is voldaan aan de bepalingen van titel 7:2A van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), in het bijzonder de informatieplichten van artikel 7:60 BW en de kredietwaardigheidstoets van artikel 4:34 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft), of dat sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 onder e BW.

2.2.

In de akte herhaalt de eisende partij haar standpunt dat sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 onder e BW, omdat bij het aangaan van het krediet en bij betaling binnen de gestelde termijn geen rente en andere kosten worden aangerekend. De kantonrechter kan deze argumentatie niet volgen en overweegt daartoe als volgt.

2.3.

Bij de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst is de gedaagde partij akkoord gegaan met de Algemene voorwaarden van Klarna. In die voorwaarden is (onder meer) bedongen dat bij (te) late betaling kosten in rekening kunnen worden gebracht. In tegenstelling tot hetgeen de eisende partij stelt is niet van belang of deze extra kosten ook daadwerkelijk bij de gedaagde partij in rekening zijn gebracht. Bij de toetsing van het krediet gaat het om het moment van aangaan van de overeenkomst.

2.4.

De stelling van de eisende partij dat de bedongen buitengerechtelijke incassokosten niet vallen onder de kosten van het krediet volgt de kantonrechter niet. Zoals eerder ook in het tussenvonnis is overwogen, volgt uit artikel 7:74 sub h BW dat ook kosten uit hoofde van het kredietrisico (dat wil zeggen risico van wanbetaling door kredietnemer) onder het begrip kredietvergoeding vallen. Dat deze regeling ten faveure van de consument afwijkt van de wettelijke regeling doet daar niet aan af. Dat, zoals de eisende partij stelt, krediet wordt verleend zonder rente en andere kosten is dan ook onjuist. Over de vraag of sprake is van ‘onbetekenende kosten’ als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 onder e BW heeft de eisende partij zich in de akte niet uitgelaten.

2.5.

De conclusie is dan ook dat de kantonrechter de eisende partij niet volgt in haar standpunt dat de onderhavige kredietovereenkomst valt onder de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e BW.

2.6.

De eisende partij heeft zich verder ook niet uitgelaten over de informatieplichten van artikel 7:60 BW en de kredietwaardigheidstoets, zodat de kantonrechter niet kan nagaan of de eisende partij daaraan heeft voldaan.

2.7.

Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om terug te komen op hetgeen bij tussenvonnis is overwogen over (de kwalificatie van) de kredietovereenkomst. De eisende partij heeft niet aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 21 Rv voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen.

2.8.

De eisende partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

wijst de vordering af;

3.2.

veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.