RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak-/rolnr.: 6458912 EJ VERZ 17-479
boedelregisternummer: 47515
datum uitspraak: 13 juni 2018
Beschikking van de kantonrechter ex artikel 4:149 BW in de zaak tussen:
[gevolmachtigde 1]
[gevolmachtigde 2]
beiden handelend in hun hoedanigheid van gevolmachtigden van:
[erfgenaam 1] , wonende te [woonplaats]
verzoeksters, verder te noemen: [verzoeksters] q.q.
gemachtigde: mr. S.P. Bolweg
[executeur] in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van
[de overledene]
wonende te [woonplaats]
verweerder, verder te noemen: executeur
gemachtigde: mr. J.F.M. Kappé
Belanghebbende:
[erfgenaam 2]
wonende te [woonplaats]
verschenen in persoon
1 De procedure
1.1.
Op 10 november 2017 is ter griffie het verzoek van [verzoeksters] q.q. ontvangen tot het ontslag van [executeur] als executeur. Voor de behandeling van het verzoek is een mondelinge behandeling vastgesteld op 16 januari 2018, welke zitting in verband met verhinderdata is verplaatst naar 13 februari 2018. Op 12 februari 2018 heeft de executeur de griffie bericht wegens ziekte verhinderd te zijn. De mondelinge behandeling is vervolgens verplaatst naar 30 mei 2018.
1.2.
[verzoeksters] q.q. hebben op 5 februari 2018 en 22 mei 2018 aanvullende producties overgelegd. De belanghebbende, [erfgenaam 2] heeft de kantonrechter op 12 februari 2018 bericht dat hij het verzoek van [verzoeksters] q.q. niet ondersteunt en niet aanwezig zal zijn op de zitting.
1.3.
De executeur heeft de kantonrechter op 29 mei 2018 bericht niet te verschijnen ter zitting en zich te refereren aan diens oordeel.
1.4.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 30 mei 2018 waarbij [verzoeksters] q.q. met hun gemachtigde zijn verschenen. De executeur en diens gemachtigde zijn niet verschenen. De belanghebbende, [erfgenaam 2] , is ook niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen zij naar voren hebben gebracht.
2 De feiten
2.1.
[In 2015] is [de overledene] , geboren te [geboorteplaats] [in 1939] overleden (verder te noemen: de overledene). De laatste woonplaats van de overledene was [woonplaats] , [adres] .
2.2.
Bij testament op 8 mei 2014 voor [notaris] , notaris te [plaats] , verleden heeft de overledene over zijn nalatenschap beschikt en daarbij bepaald:
“II. ERFSTELLING
Ik benoem tot enige erfgenamen van mijn nalatenschap, te zamen en voor gelijke delen, mijn zuster [erfgenaam 1] , (…) en mijn broer [erfgenaam 2] , (…).
III. EXECUTEUR
Ik benoem tot executeur van mijn nalatenschap mijn neef [executeur] , (…)
Ik ken de in functie zijnde executeur de volgende bevoegdheden toe:
1. De executeur heeft tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan.
2. Gedurende zijn beheer vertegenwoordigt hij bij de vervulling van zijn taak de erfgenamen.
3. De executeur is bevoegd de door hem beheerde goederen te gelde te maken, voor zover dit nodig is voor de tot zijn taak behorende voldoening van schulden van de nalatenschap. De executeur treedt omtrent de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze van tegeldemaking zoveel mogelijk in overleg met de erfgenamen.
4. De door de executeur in de uitoefening van zijn taak gemaakte kosten komen voor rekening van mijn erfgenamen.
5. Ik ken de executeur de bevoegdheid toe een of meer andere executeurs aan zich toe te voegen of in zijn plaats te stellen; indien een benoemde executeur komt te ontbreken, is de kantonrechter op verzoek van een belanghebbende bevoegd een vervanger te benoemen.”
2.3.
De executeur heeft blijkens de door [notaris] op 18 januari 2016 verleden akte Verklaring van erfrecht en executele zijn benoeming tot executeur aanvaard.
Volgens deze akte hebben de erfgenamen, [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] op
11 januari 2016 ook volmacht gegeven aan de executeur om hun belangen waar te nemen bij- en hen te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de nalatenschap.
2.4.
De executeur heeft aangifte erfbelasting gedaan. Uit de aangifte blijkt dat de nalatenschap bestaat uit € 583.456,00 aan bezittingen (drie onroerende zaken en banktegoeden) en € 39.453,00 aan schulden (twee hypothecaire geldleningen).
De uitvaartkosten zijn € 5.075,00. De onroerende zaken zijn in september, oktober en november 2016 verkocht.
2.5.
Vanaf begin 2017 hebben er tussen [verzoeksters] q.q., de executeur en de andere betrokken bijeenkomsten voor overleg plaatsgevonden.
2.6.
[verzoeksters] q.q. hebben de executeur tegen 31 juli 2017 gedagvaard. Blijkens het proces verbaal van de zitting van 31 juli 2017 hebben partijen afspraken gemaakt over het verstrekken van informatie door de executeur. Deze afspraken houden het volgende in:
“1. Gedaagde zal uiterlijk vóór 1 september 2017 aan de advocaat van eiseressen afgeven:
- -
Kopieën van de bankafschriften van de vier bankrekeningen van de erflater (2x Rabobank, 1x ABN AMRO en 1x ING) waaruit het verloop van deze rekeningen blijkt vanaf 1 december 2015 tot en met heden.
- -
Kopieën van alle papieren die betrekking hebben op de claim op [betrokkene]
- -
Kopieën van de taxaties die door [naam makelaar] zijn opgemaakt met betrekking tot de drie panden die de erflater in eigendom had.
- -
Kopieën van de aangiften IB 2015 en 2016 van dan wel ten behoeve van de erflater en van de berichten van de belastingdienst omtrent die aangiften.
2. Gedaagde zal zo spoedig mogelijk van één van de rekeningen van erflater bij de Rabobank de openstaande vordering ter zake van de erfbelasting voldoen aan de belastingdienst en ook van deze betaling bewijs verschaffen aan eiseressen.
3. De verdere behandeling van de zaak zal
pro forma
worden aangehouden tot 4 september 2017 in afwachting van bericht van mr. Bolweg dan wel gedaagde omtrent de gewenste voortgang van de zaak.”.
2.7.
[verzoeksters] q.q. hebben bij brief van 4 september 2017 gevraagd om voortzetting van de mondelinge behandeling omdat de executeur niet volledig heeft voldaan aan de gemaakte afspraken.
2.8.
Blijkens het vonnis in kort geding van 16 november 2017 is de executeur niet ter zitting verschenen en heeft de voorzieningenrechter besloten:
“5. De beslissing
(…)
5.1.
veroordeelt [executeur] , in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [de overledene] (erflater), om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, de volgende informatie te verschaffen aan [verzoeksters] c.s.:
- -
kopieën van de bankafschriften van de vier bankrekeningen van erflater (2x Rabobank, 1x ABN AMRO en 1x ING) waaruit het verloop van deze rekeningen blijkt vanaf 1 december 2015 tot en met heden;
- -
kopieën van alle papieren die betrekking hebben op de vordering op [betrokkene] ;
- -
kopieën van de taxaties die door [naam makelaar] zijn opgemaakt met betrekking tot de drie panden die erflater in eigendom had;
- -
kopieën van de aangiften IB 2015 en 2016 van dan wel ten behoeve van de erflater en van de berichten van de Belastingdienst omtrent die aangiften;
- -
betaling van de openstaande vordering ter zake van de erfbelasting en bewijs van deze betaling;
5.2.
veroordeelt [executeur] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [verzoeksters] c.s. begroot op € 386,20 aan verschotten (€ 99,20 dagvaarding en
€ 287,00 vastrecht) en € 1.634,-- ( 2 punten à € 817,00) aan salaris advocaat, (…)”.
2.9.
Aan welke beslissing op 4 december 2017 is toegevoegd:
“(…) 3.1. bepaalt dat aan nr. 5.1. van het op 16 november 2017 tussen [verzoeksters] c.s. en [executeur] gewezen vonnis dient te worden toegevoegd
“op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag dat [executeur] na ommekomst van genoemde termijn in gebreke blijft om aan deze veroordeling uitvoering te geven, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 2.500,- (…)”.
2.10.
[verzoeksters] q.q. hebben de executeur opnieuw gedagvaard in kort geding. In het verstek vonnis van 27 februari 2018 staat onder meer:
“(…)
2. De beoordeling
(…)
2.3. Gedaagde is bij vonnis in kort geding van 16 november 2017 reeds veroordeeld de thans wederom gevorderde informatie af te geven. Ondanks de bij dat vonnis opgelegde dwangsommen is gedaagde daartoe niet bereid gebleken, en het is de vraag of gedaagde bereid zal blijken aan een hernieuwde veroordeling tot afgifte van de stukken aan eiseressen te voldoen.
2.4.Het gebrek aan medewerking heeft eiseressen er inmiddels toe gebracht een verzoekschrift in te dienen bij de kantonrechter, strekkende tot het ontslag van gedaagde van zijn taak als executeur, met benoeming van een notaris tot opvolgend executeur.
2.5.
Gezien de kennelijke weerzin van gedaagde om de stukken aan eiseressen te verstrekken, zal worden bepaald dat dwangsommen pas worden verbeurd, indien gedaagde niet bereid blijkt de gevorderde stukken aan eiseressen af te geven na de benoeming van een opvolgend executeur. Daarbij zal de gevorderde dwangsom worden beperkt als volgt.
(…)
3. De beslissing
(…)
3.2.
veroordeelt gedaagde om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de volgende informatie te verschaffen aan eiseressen:
- -
kopieën van de bankafschriften van de vier bankrekeningen van erflater (2x Rabobank, 1x ABN AMRO en 1x ING) waaruit het verloop van deze rekeningen blijkt vanaf 1 december 2015 tot en met heden;
- -
kopieën van alle papieren die betrekking hebben op de vordering op [betrokkene] ;
- -
kopieën van de taxaties die door [naam makelaar] zijn opgemaakt met betrekking tot de drie panden die erflater in eigendom had;
- -
kopieën van de aangiften IB 2015 en 2016 van dan wel ten behoeve van de erflater en van de berichten van de Belastingdienst omtrent die aangiften;
- -
betaling van de openstaande vordering ter zake van de erfbelasting en bewijs van deze betaling;
3.3.
veroordeelt gedaagde om aan eiseressen een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat hij na benoeming van een opvolgend executeur aan deze niet de in 3.2. genoemde stukken verstrekt, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseressen tot op heden begroot op € 626,91, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling (…)”.
3 Het verzoek
3.1.
[verzoeksters] q.q. verzoeken de kantonrechter om [executeur] in zijn hoedanigheid van executeur te ontslaan als executeur van de nalatenschap van de overledene en
te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Zij leggen daaraan ten grondslag dat zij een gegronde reden hebben tot wantrouwen van de executeur doordat hij een structureel weigerachtige houding aanneemt met betrekking tot het verstrekken van informatie. Verder brengt het handelen van de executeur financiële schade toe aan de nalatenschap, bijvoorbeeld doordat de aangifte erfbelasting niet binnen de termijn is ingediend door de executeur. Per erfgenaam is hierdoor een boeterente van
€ 2.738,00 verschuldigd geworden. Door betaling van erfbelasting in termijnen door de executeur is daarbij invorderingsrente verschuldigd geworden. Ook is de rekening van de notaris niet tijdig voldaan en zijn gemeentelijke belastingaanslagen niet tijdig betaald. Verder stellen zij dat een vordering op [betrokkene] nog niet is geïnd en dat er mogelijk nog vorderingen van de nalatenschap op de executeur in privé zijn die moeten worden vastgesteld en geïnd. Daarbij stellen zij dat er geen deugdelijke boedelbeschrijving - de aangifte erfbelasting voldoet in casu niet - noch een rekening en verantwoording is opgemaakt door de executeur.
3.3.
Daarbij stellen [verzoeksters] q.q. dat zij geen behoefte hebben aan de benoeming van een vervangende executeur. Zij achten zichzelf voldoende in staat om in samenspraak met [erfgenaam 2] , waarmee zij stellen goed contact te hebben, de nalatenschap verder af te wikkelen.
5 De beoordeling
5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de taak van een executeur van rechtswege eindigt wanneer deze zijn werkzaamheden als zodanig heeft voltooid. De executeur heeft aangegeven dat hij zijn taak als voltooid beschouwt. In dit standpunt kan hij, zonder nadere motivatie en onderbouwing die ontbreekt, niet gevolgd worden. Een duidelijke en gestructureerde rekening en verantwoording aan de erfgenamen over het gevoerde beheer heeft de executeur bijvoorbeeld niet in het geding gebracht. Ook ontbreekt een deugdelijke boedelbeschrijving. Verder is onduidelijk of alle schulden zijn betaald, nu de executeur het standpunt van [verzoeksters] q.q. dat er blijkens de hen bekende bankafschriften nog steeds sprake is van lopende kosten die worden afgeschreven van de ervenrekening, niet heeft betwist. Gelet hierop dient te worden geoordeeld dat de taak van de executeur nog niet is geëindigd en dat [verzoeksters] q.q. in hun verzoek tot ontslag ontvankelijk zijn.
5.2.
Dat betekent dat de kantonrechter toekomt aan de vraag of sprake is van gewichtige redenen voor ontslag in de zin van artikel 4:149 BW. Van gewichtige redenen kan sprake zijn wanneer van een of meer van de erfgenamen niet kan worden gevergd dat de nalatenschap waarin zij deelgenoot zijn nog langer wordt beheerd door de executeur. Ook een diepgaand, niet aanstonds weg te nemen wantrouwen van de erfgenamen in de executeurs kan een gewichtige reden opleveren maar dit wantrouwen dient wel gestoeld te worden op concrete en objectieve feiten. Een executeur zal vaker moeilijkheden, wrijvingen en wantrouwen ontmoeten en het behoort tot één van zijn taken om deze aspecten binnen zodanige grenzen te houden dat afwikkeling van de nalatenschap binnen afzienbare tijd mogelijk is. Enkel subjectieve belevenissen zijn ontoereikend voor het verlenen van het ontslag.
5.3.
De kantonrechter moet beoordelen of het wantrouwen van [verzoeksters] q.q. gestoeld is op concrete en objectieve feiten. Gelet op hetgeen is weergegeven onder de feiten over de kortgeding procedures tot het verstrekken van inlichtingen door de executeur aan [verzoeksters] q.q. is de kantonrechter van oordeel dat de executeur zich van de belangen van [verzoeksters] q.q. tot het verkrijgen van de door hen gewenste inlichtingen onvoldoende rekenschap geeft,
en dat draagt niet bij aan het vertrouwen van [verzoeksters] q.q. dat de executele bij hem in goede handen is. De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat het wantrouwen van [verzoeksters] q.q. voldoende geobjectiveerd is en een gewichtige reden oplevert om de executeur ontslag te verlenen. De overige door [verzoeksters] q.q. aangedragen gronden kunnen onbesproken blijven.
5.4.
Bij de mondelinge behandeling is voorts komen vast te staan dat de afwikkeling van de nalatenschap door de verkoop en levering van de onroerende zaken, het doen van aangifte erfbelasting en door het uitkeren van voorschotten uit de nalatenschap, zich in een vergevorderd stadium bevindt. De kantonrechter acht het alleen al niet opportuun vanwege de toename van kosten om in onderhavige nalatenschap een nieuwe executeur te benoemen en zal zich daarom beperken tot ontslag van de huidige executeur.
5.5.
De kantonrechter wijst de défungerend executeur op de uit artikel 4:151 BW voortvloeiende verplichting om aan degenen die na hem tot beheer zijn bevoegd, te weten de erfgenamen, rekening en verantwoording af te leggen op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald en zal de executeur gebieden om alle boedelbescheiden af te geven aan de erfgenamen.
5.6.
Gelet op de uitkomst van deze procedure zal [executeur] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, te weten het griffierecht ad € 78,00 en het salaris van
mr. Bolweg ad € 200,00 per punt (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
6 De beslissing
6.1.
ontslaat [executeur] als executeur van de nalatenschap van [de overledene] , voornoemd;
6.2.
gebiedt [executeur] om alle boedelbescheiden ter beschikking te stellen aan de erfgenamen;
6.3.
veroordeelt [executeur] tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [verzoeksters] q.q. worden begroot op € 78,00 griffierecht en € 400,00 aan salaris gemachtigde;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van bovengenoemde datum, in tegenwoordigheid van de griffier,
mr. A.H.I. Hoogendam.
De griffier De kantonrechter