Indien een deel van de koopsom voor de onroerende zaak wordt kwijtgescholden gelijktijdig met de levering, is sprake van een samenstel van rechtshandelingen en dient voor de Successiewet uitgegaan te worden van een verkrijging krachtens schenking van een deel van de onroerende zaak. Verweerder heeft terecht voor de waarde van de onroerende zaak aangesloten bij artikel 21, vijfde lid, van de Sw.
Rechtspraak.nl V-N Vandaag 2013/2268 V-N 2013/60.2.3 Belastingadvies 2013/23.11 Vp-bulletin 2013/57 met annotatie van Kluwer RN 2014/9 NTFR 2014/364 met annotatie van mr. L. Bergman
de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond, kantoor Rotterdam, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 9 mei 2012 een aanslag in het recht van schenking opgelegd van € 1.075.
1.2.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 augustus 2012 de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013. De onderhavige zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer 12/4080. Namens eiseres is verschenen gemachtigde voornoemd. Namens verweerder zijn verschenen mr. L.R. Lard en H.C.B.A.M. Mathijssen.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
2.1.
Op 26 juli 2010 wordt een onroerende zaak geleverd door [A] aan eiseres en [B]. De koopsom bedraagt € 250.000. Over deze koopsom is 6% overdrachtsbelasting, zijnde € 15.000, betaald. In de akte van levering wordt melding gemaakt van kwijtschelding van een deel van de koopsom van € 40.000.
2.2.
Eiseres en [B] doen aangifte van een schenking van € 40.000 gedaan door [A]. Tevens verzoeken zij in de aangifte om verrekening van de betaalde overdrachtsbelasting op grond van de samenloopregeling van artikel 24, tweede lid, van de Successiewet 1956 (hierna: Sw).
2.3.
De WOZ-waarde van de onroerende zaak bedraagt voor het jaar 2010 € 258.000.
2.4.
Verweerder wijkt af van de aangifte en gaat uit van een schenking van € 48.000, uitgaande van de WOZ-waarde van de onroerende zaak van € 258.000. Verweerder heeft de aanslag schenkbelasting als volgt berekend:
WOZ-waarde onroerende zaak € 258.000
WEV € 250.000
------------
Verschil € 8.000
Bij: kwijtschelding € 40.000
------------
Totale bevoordeling € 48.000
Af: vrijstellling € 5.000
------------
Belast € 43.000
Recht hierover bedraagt 10% € 4.300
Af: verrekening overdrachtsbelasting € 2.149
-------------
Schenkbelasting € 2.151
3 Geschil
3.1.
In geschil is of er een schenking heeft plaatsgevonden van € 40.000 danwel van € 48.000 en of de overdrachtsbelasting verrekend kan worden.
3.2.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat niet het huis is geschonken, maar dat een kwijtschelding heeft plaatsgevonden van een deel van de koopsom, zodat van een samenstel van rechtshandelingen geen sprake is. De schenking is € 40.000 en de overdrachtsbelasting dient voor een deel verrekend te worden.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag.
3.3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een samenstel van rechtshandelingen, zodat sprake is van de verkrijging van een deel van een onroerende zaak. Vanaf 1 januari 2010 dient bij een dergelijke verkrijging op grond van artikel 21, vijfde lid, van de Sw voor de waarde van de onroerende zaak uitgegaan te worden van de WOZ-waarde, zijnde € 258.000. De schenking bedraagt dan € 48.000. De overdrachtsbelasting kan voor een deel worden verrekend.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4 Beoordeling van het geschil
4.1.
Ingevolge artikel 21, vijfde lid, van de Sw worden onroerende zaken die in gebruik zijn als woning in aanmerking genomen naar de volgens hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor die onroerende zaken vastgestelde waarde voor het kalenderjaar waarin de verkrijging plaatsvindt.
4.2.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, van de Sw strekt de overdrachtsbelasting, voor zover deze niet heeft geleid tot toepassing van artikel 13 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, betaald over het bedrag waarover schenkbelasting verschuldigd is, in mindering van de schenkbelasting. Gelet op de tekst van artikel 24, tweede lid, van de Sw is deze bepaling alleen van toepassing indien sprake is van schenking van een onroerende zaak of als een onroerende zaak tegen een te lage prijs is verkocht.
4.3.
Op grond van vaste jurisprudentie is de regeling van artikel 24, tweede lid, van de Sw echter ook van toepassing indien de overdracht van een onroerende zaak en de kwijtschelding van een deel van de koopsom met elkaar samenhangen. Daarvan is sprake als de kwijtschelding van een deel van de koopprijs gelijktijdig met de levering plaatsvindt. In wezen wordt dan een deel van de onroerende zaak geschonken.
4.4.
In casu is € 40.000 van de koopsom kwijtgescholden gelijktijdig met de levering, zodat sprake is van een samenstel van rechtshandelingen en voor de Successiewet uitgegaan dient te worden van een verkrijging krachtens schenking van een deel van de onroerende zaak. Verweerder heeft derhalve terecht voor de waarde daarvan aangesloten bij artikel 21, vijfde lid, van de Sw en de schenking op € 48.000 vastgesteld. Vervolgens is niet in geschil dat verweerder het juiste bedrag aan overdrachtsbelasting in mindering heeft gebracht op de verschuldigde schenkbelasting.
4.5.
De rechtbank merkt ten overvloede nog het volgende op. Indien het standpunt van eiseres dat geen sprake is van een samenstel van rechtshandelingen juist zou zijn geweest, dan zou dit tot gevolg hebben gehad dat als waarde van de woning € 250.000 in aanmerking genomen zou moeten worden en de schenking voor een bedrag van € 40.000 in aanmerking genomen had moeten worden. Dit zou echter niet leiden tot een lagere aanslag schenkbelasting, omdat verrekening van overdrachtsbelasting niet mogelijk is als geen sprake is van een samenstel van rechtshandelingen.
4.6.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5 Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling
6 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. M.H.L.C. Bijvoet en mr. M.C. van As, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: