RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 2274015 \ WM VERZ 13-2990
CJIB-nummer: [nummer]
CVOM-nummer: [nummer]
Proces-verbaal van de op 25 oktober 2013 in het openbaar gehouden terechtzitting voor de behandeling van beroepzaken in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) inzake het beroep van:
naam [verzoeker]
adres [adres]
woonplaats [adres]
verder te noemen betrokkene,
tegen de beslissing van de officier van justitie van 15 december 2012.
De gemachtigde van betrokkene is:
naam [adres]
adres [adres]
woonplaats [adres] .
Tegenwoordig: kantonrechter mr. Ch.A. van Dijk
griffier S. Cozijn LL.B.
Ter zitting is verschenen:
mr. K. van den Berg, namens het Openbaar Ministerie,
betrokkene is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De gedraging - waarvoor de in deze procedure bedoelde administratieve sanctie is opgelegd - luidt, kort omschreven, als volgt: parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone (bord E1).
De gemachtigde van betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen in het beroepschrift - dat zich bij de stukken bevindt - is vermeld.
De officier van justitie heeft op dat beroep beslist. De gemachtigde van betrokkene heeft daartegen vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter en daartoe aangevoerd hetgeen in het tweede beroepschrift - dat zich eveneens bij de stukken bevindt- is vermeld.
Ter zitting deelt de gemachtigde van betrokkene mee het verweer te handhaven en overlegt pleitaantekeningen, waarin de beroepsgronden zijn aangevuld.
De officier van justitie concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
De kantonrechter beëindigt de behandeling van de zaak en doet direct uitspraak onder mededeling van de beslissing en de motivering daarvan.
Motivering van de beslissing
Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de initiële sanctie is opgelegd, is begaan. Betrokkene heeft aangevoerd dat in het onderhavige geval de berm bestemd is om te parkeren en heeft daarvoor verwezen naar het bepaalde in het Verdrag inzake Verkeerstekens van 8 november 1968 ("het Verdrag") en het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 ("RVV 1990") .
De feiten
Op 4 augustus 2012 heeft [gemachtigde] (" [gemachtigde] ") de auto waarvan betrokkene kentekenhouder is geparkeerd aan de Reyndersweg in de gemeente Velsen. De auto was volledig in de berm geparkeerd. Aan het begin van de Reyndersweg en vlak achter de plek waar Hart de auto had geparkeerd, waren op dat moment aan beide zijden verkeersborden E1 als bedoeld in RVV 1990 geplaatst met daarboven het woord "zone". Op 5 augustus 2012 heeft een verbalisant de bestreden beschikking uitgeschreven.
Het wettelijk kader
In artikel 1 onder b van de Wegenverkeerswet worden wegen gedefinieerd als: "alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten."
Artikel 10 RVV bepaalt onder meer:
"1. Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad."
Artikel 65 RVV 1990 bepaalt:
"1. Ingeval een weg is verdeeld in rijstroken, kan de toepassing van een verkeersbord worden beperkt tot één of meer rijstroken.
2.
De verkeersborden E1, E2 en E3 van bijlage I gelden slechts voor de zijde van de weg alwaar zij zijn geplaatst.
3.
Het parkeren van een voertuig en het plaatsen van een fiets en van een bromfiets is echter toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten."
In artikel 66 RVV 1990 staat voor zover hier relevant:
"1. Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht en een aanduiding van het gebied van de zone is toegevoegd, geldt het verkeersbord in het aldus aangeduide gebied.
2.
Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, geldt het verkeersbord in een gebied dat wordt begrensd door het verkeersbord en een of meer in samenhang met dat verkeersbord geplaatste borden waarmee het einde van de zone wordt aangeduid. (…)
In het Verdrag is voor zover hier relevant bepaald:
"Article 1. Definitions
For the purpose of this Convention, the following expressions shall have the meanings hereby assigned to them:
(…)
c) "Road" means the entire surface of any way or street open to public traffic;
( d) "Carriageway" means the part of a road normally used by vehicular traffic; a road may comprise several carriageways clearly separated from one another by, for example, a dividing strip or a difference of level;
( e) "Lane" means any one of the longitudinal strips into which the carriageway is divisible, whether or not defined by longitudinal road markings, which is wide enough for one moving line of motor vehicles other than motor cycles (…)."
"Article 6
1.
Signs shall be so placed that the drivers for whom they are intended can recognize them easily and in time. They shall normally be placed on the side of the road appropriate to the direction of traffic; they may, however, be placed or repeated above the carriage-way. Any sign placed on the side of the road appropriate to the direction of traffic shall be repeated above or on the other side of the carriageway if local conditions are such that it might not be seen in time by the drivers for whom it is intended.
2.
All signs shall apply to the drivers for whom they are intended over the whole width of the carriageway open to traffic. However, signs may be made to apply to only one or to several lanes of the carriageway when lanes are defined by longitudinal markings.
In this case, one of the following three options shall be used:
a. a) The sign with, if necessary, the addition of a vertical arrow shall be placed above the lane concerned, or
b) The sign will be placed on the nearside edge of the carriageway when the road markings indicate without doubt that the sign applies solely to the traffic lane on the nearside of the carriageway and that the only purpose of this sign is to confirm a local regulation already indicated by means of road markings, or
c) Signs E, 1 or E, 2 described in Annex 1, section E, subsection II, paragraphs 1 and 2 to this Convention or signs G, 11 and G, 12 described in Annex 1, section G, subsection V, paragraphs 1 and 2 will be placed on the edge of the carriageway."
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat [gemachtigde] de auto in een gebied had geplaatst waarvoor het verkeersbord E1 gold.
Uit de tekst van de hiervoor genoemde en op het onderhavige geval van toepassing zijnde verdragsbepalingen volgt dat verkeerstekens (borden) slechts voor de rijbaan (carriageway) zijn bedoeld en dat de rijbaan dat deel is van de weg dat gewoonlijk voor het verkeer van voertuigen wordt gebruikt. Een berm wordt gewoonlijk niet voor het verkeer met voertuigen gebruikt en daarom kan het ook geen rijbaan zijn. Een verkeersteken heeft hierdoor geen werking voor gedeelten van de weg die geen rijbaan zijn, zoals de berm. Aangezien [gemachtigde] de auto in de berm had geplaatst en niet op de rijbaan, is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is begaan. Aan dit oordeel doet niet af dat in de Wegenverkeerswet is bepaald dat de berm onderdeel van de weg vormt, aangezien de bepalingen uit het Verdrag voor deze wet gaan. De bestreden beslissing van de officier van justitie kan dan ook niet gehandhaafd blijven.
Beslissing:
De kantonrechter:
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt de initiële beschikking en de beslissing van de officier van justitie. Bepaalt dat het bedrag aan zekerheidstelling en de administratiekosten worden terugbetaald.
Veroordeelt de officier van justitie in de op € 9,20 te stellen kosten van deze procedure en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Bepaalt dat genoemd bedrag aan verzoeker zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Een afschrift van dit proces-verbaal is aan [verzoeker] en aan de officier van justitie en aan het CJIB toegezonden op:
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,-- bedraagt of
b. het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Holland, Afdeling Privaatrecht, Sectie Kanton, locatie Haarlem, Jansstraat 81, 2011 RW Haarlem (postadres: Postbus 1621, 2003 BR Haarlem) en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn/haar gemachtigde te zijn ondertekend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd, waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.