Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 8 mei 2017
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , (verzoeker),
De procedure
1.1.
Na de zitting van 18 april 2017 heeft verzoeker op 18 april 2017 een e-mail met als onderwerp “wraking van de wrakingskamer” ingediend. De zaak betreft een wrakingszaak van verzoeker.
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.
Het wrakingsverzoek
2.1
Op 18 april 2017 heeft [A] namens verzoeker per e-mail een wrakingsnota aan de rechtbank verzonden.
De beoordeling
3.1
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsverordening (Rv) bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.4
De wrakingskamer ziet aanleiding om in de onderhavige zaak, in afwijking van het
in artikel 39 lid 2 Rv neergelegde uitgangspunt, uitspraak te doen over het door verzoeker
ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld.
Het is vaste rechtspraak dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting direct kan afwijzen indien het verzoek kennelijk ongegrond is.
3.5
Uit het namens verzoeker op 18 april 2017 toegezonden document kan de wrakingskamer geen feiten en omstandigheden afleiden die aanleiding zouden kunnen zijn te veronderstellen dat het een of meer van de rechters tegen wie het verzoek tot wraking zich richt aan rechterlijke onpartijdigheid ontbreekt.
3.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaren.
3.7
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 435337 / HA RK 17-65, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat in het belang van de voortgang van de procedure die aan het oorspronkelijke wrakingsverzoek ten grondslag ligt, voorkomen moet worden dat verzoeker door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel. De voorschriften tot behandeling van wrakingsincidenten wijzen er op dat beoogd is de vertraging van de behandeling van de hoofdzaak zo kort als mogelijk te doen zijn. Vaststaat dat verzoeker in meerdere procedures waarbij hij partij is of optreedt als gemachtigde meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend.
De beslissing
De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
- draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechters, andere betrokken partijen, alsmede aan de president van deze rechtbank;
- bepaalt dat de procedure van verzoeker met het zaaknummer 435337/HA RK 17-65 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
- bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met zaaknummer 435337/HA RK 17-65 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. drs. R. in ’t Veld en mr. A. van Dijk, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. A.L. de Gier, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: