RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Sittard-Geleen
zaaknr: 261478 EJ VERZ 07-1613
typ: FL
datum uitspraak: 18 oktober 2007
beschikking van de kantonrechter
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DSM LIMBURG B.V.,
gevestigd te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
verzoekende partij, hierna verder te noemen: “DSM”,
gemachtigde: mw. mr. C.C.M. Beaumont te Heerlen,
contra
[verweerder],
wonende te [adres verweerder],
verwerende partij, hierna verder te noemen: “[verweerder]”,
gemachtigde: mr. A.L. van den Bergh te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
DSM heeft op 6 juli 2007 een verzoekschrift met bijlagen ingediend.
Hierna is de mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op 18 september 2007.
Bij brief van 30 augustus 2007 heeft [verweerder] verzocht de mondelinge behandeling te laten plaatsvinden nadat een psychiatrisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
Bij schrijven van 4 september 2007 heeft DSM zich verzet tegen een lang uitstel van de mondelinge behandeling en heeft DSM verzocht de mondelinge behandeling te laten plaatsvinden in de eerste week van oktober 2007.
De mondelinge behandeling is hierna bepaald op 15 oktober 2007.
[verweerder] heeft op 8 oktober 2007 een verweerschrift met bijlagen ingediend.
Op de op 15 oktober 2007 gehouden mondelinge behandeling zijn verschenen:
- namens DSM, haar gemachtigde mw. mr. C.C.M. Beaumont en de heer [naam X], afdelingsmanager en
- [verweerder], bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.L. van den Bergh.
Partijen hebben bij de mondelinge behandeling over en weer haar standpunten door haar gemachtigden nader laten toelichten, de gemachtigde van DSM mede aan de hand van een overgelegde pleitnota. DSM heeft ter terechtzitting een labjournaal getoond.
De uitspraak van de beschikking is hierna bepaald op heden.
Het verzoek
DSM verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden wegens gewichtige redenen, primair op grond van omstandigheden die een dringende reden zouden hebben opgeleverd indien de arbeidsovereenkomst deswege onverwijld opgezegd zou zijn en subsidiair op grond van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk dan wel na korte tijd behoort te eindigen, dit zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder].
DSM voert daartoe het volgende – zakelijk weergegeven – aan. [verweerder], thans 57 jaar oud, is op 1 februari 1975 bij DSM in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van research technician. Zijn laatst genoten loon bedroeg € 3.793,00 bruto per maand inclusief vakantiebijslag en jaaruitkering. Vanaf de aanvang van het dienstverband heeft [verweerder] steeds naar volle tevredenheid van DSM gefunctioneerd. Vanaf 2000 gaat het functioneren van [verweerder] echter zienderogen achteruit. In 2000 behaalde [verweerder] zijn twee targets niet. In juni 2001 moest [verweerder] door zijn direct leidinggevende aangesproken worden op zijn gedrag. Geconstateerd werd namelijk dat [verweerder] herhaaldelijk niet op zijn werkplek aanwezig was en dat niemand wist waar hij was omdat hij het afwezigheidsboek niet invulde. Verder werd geconstateerd dat [verweerder] meermaals zijn stempelkaart niet bij zich had dan wel dat hij niet stempelde. Op 5 september 2001 werd geconstateerd dat er geen verbetering in het gedrag was opgetreden en werd [verweerder] schriftelijk gewaarschuwd dat mogelijk verdergaande maatregelen zouden worden genomen als zijn gedrag niet zou verbeteren. [verweerder] werd er tevens op gewezen dat hij zich onttrok aan het normale communicatieverkeer en dat ook dat diende te verbeteren. Op 13 december 2001 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden en beloofde [verweerder] actief te werken aan verbetering van zijn communicatie. In 2003 bleek vervolgens dat de output van [verweerder] dramatisch was achtergebleven bij het merendeel van de opdrachtgevers. Verder bleek dat [verweerder] onvoldoende scoorde ten aanzien van het gebruik van de basis software Excel en Word, dat hij het labjournaal niet of onvoldoende bijhield, dat hij afspraken niet nakwam en dat hij vaker niet op zijn werkplek aanwezig was en dat hij onbereikbaar was. Ondanks dat [verweerder] een cursus Excel heeft gevolgd is er geen verbetering opgetreden in het werken met dat softwareprogramma. Ondanks dat [verweerder] intensief werd begeleid is het [verweerder] niet gelukt de meest elementaire kennis van dat programma te beheersen. In april 2004 moest [verweerder] aangesproken worden op zijn onaanvaardbaar rookgedrag. Meermaals werd geconstateerd dat [verweerder] rookte in een niet daarvoor bestemde ruimte. Uit een memo van 27 april 2006 behorend bij de beoordelingsovereenkomst over de periode van september 2004 tot en met december 2005 blijkt dat [verweerder] niet schriftelijk rapporteerde en dat de labjournaals onvolledig en onnawerkbaar waren. Voorts bleek dat de dataverwerking in Excel ondanks intensieve coaching rampzalig is en dat er geen afspraken met [verweerder] waren te maken. Verder bleek dat [verweerder] niet functioneerde als zaalchef en dat die taak overgenomen moest worden door een collega. DSM kon slechts constateren dat het functioneren van [verweerder] in ernstige mate onbevredigend was. Op 15 oktober 2006 is nogmaals indringend met [verweerder] over zijn functioneren gesproken. In dat gesprek werd ook aan [verweerder] meegedeeld dat geconstateerd was dat hij in strijd met de bedrijfsregels veelvuldig en langdurig gebruik maakte van de DSM-telefoon voor privé-doeleinden en dat een onderzoek ingesteld zou worden. Op 23 oktober 2006 heeft [verweerder] zich ziek gemeld. Uit het onderzoek naar het telefoongebruik van [verweerder] is vervolgens gebleken dat [verweerder] gemiddeld één werkdag per maand privé gesprekken voerde en dat hij daarnaast zeer regelmatig nummers in de seksbranche belde. Gelet op de gezondheidstoestand van [verweerder] gaf de bedrijfsarts pas op 11 mei 2007 toestemming om [verweerder] met de uitkomst van dat onderzoek te confronteren. Op 20 juni 2007 heeft DSM [verweerder] geconfronteerd met de uitkomst van het onderzoek naar zijn belgedrag. [verweerder] heeft in dat gesprek toegegeven dat hij vaak privé heeft getelefoneerd. DSM is van mening dat dit door [verweerder] vertoonde gedrag een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert. DSM is verder van mening dat het jarenlange disfunctioneren van [verweerder] een verandering in de omstandigheden oplevert die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Omdat die verandering in de omstandigheden volledig is te wijten aan [verweerder] is er voor toekenning van een vergoeding aan [verweerder] geen plaats. DSM betwist in dat verband dat zij onvoldoende maatregelen heeft genomen om [verweerder] weer naar tevredenheid te laten functioneren. [verweerder] heeft namelijk nooit aangegeven dat hij worstelde met psychische klachten. In 2003 heeft door de arbodienst een zogenoemd PAGO (een Periodiek Arbeids Geneeskundig Onderzoek) plaatsgevonden op de afdeling waar [verweerder] werkzaam was. Tijdens dat onderzoek worden medewerkers in de gelegenheid gesteld hun visie te geven op zaken als persoonlijk welbevinden op de afdeling. [verweerder] heeft destijds aangegeven dat hij niet deelnam aan dat onderzoek. Voor DSM was dat een teken dat [verweerder] goed in zijn vel zat. [verweerder] kan DSM thans derhalve niet tegenwerpen dat DSM geen rekening heeft gehouden met zijn psychische gesteldheid. Ten slotte is DSM van mening dat de kosten van het psychiatrische rapport voor rekening van [verweerder] dienen te komen.
Het verweer
[verweerder] betwist dat sprake is van gewichtige redenen die het rechtvaardigen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Volgens [verweerder] is geen sprake van een dringende reden en evenmin van een verandering in de omstandigheden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst toch ontbindt is [verweerder] van mening dat er aan hem een vergoeding dient te worden toegekend op basis van de kantonrechterformule en vergoeding van de kosten van het psychiatrische rapport ad
€ 1.600,00 en een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand ad € 2.500,00.
[verweerder] heeft een en ander als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Volgens [verweerder] heeft hij vanaf de aanvang van het dienstverband tot omstreeks medio 2001 uitstekend gefunctioneerd. [verweerder] erkent dat hij vanaf medio 2001 minder heeft gefunctioneerd, maar niet zodanig dat sprake was van ernstig disfunctioneren. [verweerder] kan zich niet aan de indruk onttrekken dat DSM spijkers op laag water zoekt om aan te tonen dat hij in ernstige mate disfunctioneerde. Het is juist dat hij in 2000 de twee gestelde targets niet heeft gehaald. Het ene target kon niet gehaald worden omdat hem geen enzym ter beschikking was gesteld en het andere target heeft hij in 2001 wel gehaald. Op de afdeling wist men altijd waar hij zich bevond en waar hij te bereiken was. Het aanwezigheidsboek hoeft alleen ingevuld te worden bij vertrek van het werk. Slechts in 2001 was sprake van niet stempelen, maar dat deden veel andere collega’s ook. Dat probleem is overigens in 2001 ook opgelost doordat hij verlof heeft ingeleverd. Volgens [verweerder] blijkt uit geen van de MD rapporten dat hij disfunctioneerde. Hij functioneerde prima, zij het dat hij werd omschreven als einzelgänger/solist. Hij heeft steeds goed gepresteerd op zijn vakgebied. Ook de communicatie en de discipline zijn nooit onder de maat geweest. Hij had alleen wat moeite met werkoverleg en vergaderingen. Het labjournaal heeft hij steeds bijgehouden, zij het niet zo uitgebreid als zijn leidinggevende wilde. Het is slechts één keer voorgekomen dat hij heeft gerookt op de spoelmachinekamer. Anderen rookten daar ook wel eens. Na de waarschuwing in april 2004 heeft hij niet meer in die kamer gerookt. [verweerder] erkent dat hij een keer in Excel verkeerde data heeft verwerkt. Dat wordt hem steeds weer kwalijk genomen. [verweerder] betwist dat hij niet goed functioneerde als zaalchef. In verband met het plaatsen van nieuwe hightech apparatuur vond DSM het beter om een academicus als zaalchef aan te stellen. [verweerder] erkent dat hij een tijdlang veel gebruik heeft gemaakt van de DSM-telefoon voor privé gesprekken. De reden daarvan waas dat hij al enkele jaren niet goed in zijn vel zat. Hij had wat relationele problemen, zowel met zijn vrouw als met zijn dochter en daarbij kwam dat zijn moeder ernstig ziek was. Voorts had hij te kampen met de angst dat hij leed aan een ernstige ziekte. Door vaker privé te bellen heeft hij zich lange tijd staande weten te houden en aan het werk te blijven. Uiteindelijk is hem dat opgebroken. Het verbaast [verweerder] dat DSM nooit eerder heeft geïnformeerd naar de oorzaak van het achteruitgaan van zijn functioneren. DSM heeft kennelijk alleen oog gehad voor de productie. Het lijkt er op dat DSM na zijn ziekmelding niets in hem wil investeren en hem gewoonweg aan de kant wil zetten. [verweerder] stelt zich daarom op het standpunt dat het verzoek tot ontbinding verband houdt met zijn huidige arbeidsongeschiktheid. Het verzoek van DSM moet daarom al op die grond worden afgewezen. Als de kantonrechter het verzoek toch toewijst, is [verweerder] van mening dat aan hem een vergoeding op basis van de kantonrechterformule dient te worden toegekend. Hij is bijna 33 jaar in dienst en heeft minimaal 27 jaren uitstekend gefunctioneerd. Er staan heel wat octrooien op zijn naam. Lange tijd was hij de medewerker met de meeste octrooien op zijn naam. Daarbij komt dat hij gelet op zijn 57-jarige leeftijd niet snel een andere passende baan zal vinden.
Motivering van de beslissing
Vast staat dat DSM en [verweerder] op 15 oktober 2006 het in mei 2006 opgemaakte personeel-ontwikkelingsrapport over de vakinhoudelijke prestaties van [verweerder] over de afgelopen vijf jaar hebben besproken en dat DSM heeft gesteld dat dit rapport ernstig teleur stelt. In dat gesprek is ook aan [verweerder] meegedeeld dat mogelijk sprake zou zijn van grensoverschrijdend gedrag betreffende het gebruik door [verweerder] van de DSM telefoon tijdens werktijd. Na een door DSM ingesteld onderzoek over de periode van januari 2005 tot en met juni 2006 is gebleken dat [verweerder] zeer regelmatig privé heeft gebeld. In ieder geval is gebleken dat het belgedrag van [verweerder] in strijd was met de bedrijfsregels van DSM.
DSM acht dat door [verweerder] vertoonde belgedrag zodanig ernstig dat dit een omstandigheid is die dringende reden zou hebben opgeleverd indien de arbeidsovereenkomst deswege onverwijld opgezegd zou zijn.
Uit het rapport d.d. 20 juni 2006 betreffende het interview van [verweerder] over het geconstateerde belgedrag blijkt dat [verweerder] niet zonder reden veelvuldig privé telefoongesprekken heeft gevoerd. Aan DSM kan worden toegegeven dat [verweerder] door zijn belgedrag de bedrijfsregels heeft overtreden, maar gelet op de redenen van de telefoongesprekken en de aard en de inhoud daarvan had het naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van DSM gelegen om in overleg te treden met de bedrijfsarts of met het bedrijfsmaatschappelijke werk. Uit dat interview blijkt namelijk dat [verweerder] gedurende langere tijd onder meer te kampen had met relationele problemen en psychische klachten en dat hij mogelijk professionele hulp nodig had. Uit het door [verweerder] overgelegde rapport d.d. 2 oktober 2007 van de psychiater-psychotherapeut [naam Y] blijkt ook dat het belgedrag van [verweerder] werd veroorzaakt door zijn psychische gesteldheid. De omstandigheid dat DSM korte tijd na dat interview er voor gekozen heeft om beëindiging van de arbeidsovereenkomst na te streven getuigt naar het oordeel van de kantonrechter niet van goed werkgeverschap.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat geen sprake is van een dringende reden.
Subsidiair verzoekt DSM de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden wegens disfunctioneren van [verweerder] vanaf 1997. De development rapportage van september 2001 waar DSM zich mede op beroept, beslaat immers de voorafgaande periode van vijf jaar.
Dat zou betekenen dat [verweerder] in de visie van DSM de afgelopen 9 jaren niet naar behoren heeft gefunctioneerd. Nog daargelaten de vraag of na zo een lange periode sprake kan zijn van een verandering in de omstandigheden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd rechtvaardigt, is naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk geworden dat [verweerder] in die lange periode op een indringende wijze is aangesproken op zijn functioneren. Er zijn wel wat opmerkingen gemaakt over zijn manier van het bijhouden van het labjournaal en het afwezigheidsboek en het communiceren binnen de afdeling, maar nergens blijkt uit dat met [verweerder] een verbetertraject is afgesproken en dat hij is gewaarschuwd dat zijn dienstverband mogelijk in gevaar zou komen als zijn functioneren niet zou verbeteren. [verweerder] heeft kennelijk alleen extra training en begeleiding gehad in het werken met het softwareprogramma Excel.
Daarbij komt naar het oordeel van de kantonrechter dat het functioneren van [verweerder] de afgelopen vijf jaren werd beïnvloed door zijn psychische gesteldheid in die periode en dat dit blijkbaar niet is opgemerkt door DSM. In zijn algemeenheid geldt weliswaar dat in beginsel de werkgever er op mag vertrouwen dat de werknemer meedeelt dat hij vanwege ziekte of een gebrek tijdelijk of mogelijk langere tijd niet in staat is om zijn werkzaamheden (naar behoren) te verrichten, maar kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan de werknemer niets meldt. Anderzijds behoort het ook tot de verantwoordelijkheden van de werkgever om alert te zijn op (afwijkend) gedrag van de werknemer dat er op zou kunnen duiden dat de werknemer in meer of mindere mate arbeidsongeschikt is. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval sprake van voormelde bijzondere omstandigheden. [verweerder] is vanaf 1 februari 1975, derhalve thans bijna 33 jaar, werkzaam voor DSM en gedurende dat zeer lange dienstverband is [verweerder] kennelijk zelden of nooit ziek geweest en zijn er tot 2000 ook nooit aan- of opmerkingen gemaakt betreffende zijn functioneren. Vóór zijn ziekmelding op 23 oktober 2006 was [verweerder] onbekend bij de bedrijfsarts. Daaruit kan slechts worden afgeleid dat de loyaliteit van [verweerder] jegens DSM uitzonderlijk is te noemen en dat hij een hoge arbeidsmoraal kende. Tegen die achtergrond gezien en mede gelet op de aard van zijn problemen en klachten de afgelopen jaren is het voor te stellen dat [verweerder] niets heeft gemeld en gewoon is blijven doorwerken. Uit de overgelegde stukken blijkt overigens niet dat DSM [verweerder] heeft gevraagd wat de oorzaak was van het achteruitgaan van zijn functioneren.
Na de ziekmelding d.d. 23 oktober 2006 heeft DSM geen enkele reïntegratiepoging ondernomen en heeft DSM slechts de uitkomst van het onderzoek naar het belgedrag van [verweerder] afgewacht en heeft DSM hierna gewacht op de toestemming van de bedrijfsarts om [verweerder] met de uitkomst van dat onderzoek te confronteren. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht, zoals hiervoor reeds overwogen, na het interview met [verweerder] op
20 juni 2007 van DSM verwacht worden dat zij in overleg met de bedrijfsarts de reïntegratie van [verweerder] zou opstarten.
Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van gewichtige redenen die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Het verzoek van DSM wordt derhalve afgewezen.
Gelet op de uitkomst van de procedure acht de kantonrechter termen aanwezig om DSM in de proceskosten te veroordelen. [verweerder] heeft er zelf voor gekozen een psychiatrisch onderzoek te laten verrichten. Dat staat hem ook vrij. De daarmee gepaard gaande kosten kan hij echter niet afwentelen op DSM en die dienen derhalve voor rekening van [verweerder] te blijven.
B E S L I S S I N G:
Wijst het verzoek van DSM af.
Veroordeelt DSM in de aan de zijde van [verweerder] gerezen proceskosten en tot aan deze beschikking begroot op € 400,00 ter zake van salaris van de gemachtigde van [verweerder].
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. J.J. Groen, kantonrechter, in tegenwoordigheid van F.C.H. Lassauw als griffier.