Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiser woont samen met zijn echtgenote en is bekend met een posttraumatische stress stoornis (PTSS). Als gevolg daarvan heeft hij herbelevingen en paniekaanvallen. Tijdens een herbeleving is het van belang dat er een bekend persoon in de nabijheid is die hem kan kalmeren en heeft eiser naderhand ondersteuning nodig bij de persoonlijke hygiëne. In het verleden is eiser in behandeling geweest. De tot nu toe ingezette behandelingen hebben geen resultaat opgeleverd en er bestaat geen aanvullende behandeling die ervoor kan zorgen dat de stoornis afneemt. Eiser ontving voorheen van verweerder dagbesteding in de vorm van zorg in natura voor 16 uur per week met vervoer, individuele begeleiding voor 3 uur per week in de vorm van een pgb sociaal netwerk en persoonlijke verzorging voor 240 minuten (4 uur) per week eveneens in de vorm van een pgb. Eiser heeft op 19 oktober 2020 een melding gedaan bij verweerder voor voortzetting van deze Wmo-maatwerkvoorzieningen.
3. Bij de primaire besluiten heeft verweerder de aanvragen van eiser voor een pgb voor individuele begeleiding en persoonlijke verzorging afgewezen, omdat de ondersteuningsbehoefte wordt opgelost door inzet van de echtgenote van eiser in het kader van mantelzorg (eigen kracht).
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de zorg in redelijkheid naar algemeen aanvaardbare maatschappelijke opvattingen als gebruikelijke zorg die partners elkaar onderling verlenen aangemerkt mag worden. De zorgplicht, genoemd in artikel 1:81 van het burgerlijk wetboek (BW), bevat volgens verweerder in redelijkheid onder meer persoonlijke lichamelijke zorg en assistentie bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) alsmede aandacht en begeleiding bij ziekte en psychosociale problemen. Verweerder verwijst daarbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3209. Verweerder merkt verder op dat de echtgenote van eiser niet werkt, geen sollicitatieplicht heeft en ook niet het voornemen heeft om te gaan werken. Indien de ondersteuning niet als gebruikelijk hulp kan worden aangemerkt moet de ondersteuning volgens verweerder als mantelzorg worden gezien. Dat de echtgenote van eiser aangeeft door te zullen gaan met het bieden van de ondersteuning, ook zonder hiervoor een pgb te ontvangen, onderschrijft het vrijwillige karakter. Verweerder is dan ook van oordeel dat ze niet gehouden zijn om een pgb te verstrekken.
5. Eiser voert aan dat de hulp die de echtgenote aan eiser biedt de gebruikelijke hulp overstijgt qua duur en intensiteit. Naar aanleiding van de incontinentie gedurende een herbeleving moet de echtgenote het bed verschonen, maar ook eiser helpen met uit- en aankleden en douchen. Ook herinnert de echtgenote van eiser hem aan het nemen van zijn medicijnen. Eiser is niet in staat om zijn dag te plannen en wordt voor maaltijden door zijn echtgenote gewekt. De echtgenote draagt zorg voor alle huishoudelijke taken, zoals koken en het doen van boodschappen en biedt ondersteuning bij de ADL. Volgens eiser is er ook geen sprake van mantelzorg, nu de echtgenote een pgb aanvraagt voor de verleende ondersteuning. Dat zij dit, als het zou moeten, ook zonder pgb zou doen is niet relevant en maakt haar zorgverlening niet vrijwillig. Eiser verwijst naar de uitspraak van CRvB van
25 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4317. Tot slot voert eiser aan dat het besluit van verweerder onvoldoende is gemotiveerd en niet is te rijmen met de conclusies van het advies van [naam] van 18 juli 2018, op basis waarvan eerder onder meer een pgb voor individuele begeleiding (3 uur per week) en voor persoonlijke verzorging (240 minuten per week) is verstrekt. Uit het advies van [naam] volgt dat het geen gebruikelijk hulp betreft. De medische situatie is niet veranderd.
6. Verweerder heeft in het verweerschrift, naast het reeds in het bestreden besluit ingenomen standpunt, nog verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 14 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:823. Het gaat volgens verweerder om incidenteel kalmeren tijdens een herbeleving en het verschonen indien eiser zichzelf tijdens de herbeleving bevuilt. Dat is naar de mening van verweerder bij uitstek hulp die echtgenoten elkaar onderling naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen geven. Teneinde de echtgenote te ontlasten is desgewenst dagbesteding beschikbaar.
7. De voor deze zaak relevante juridische bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
8. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht de gevraagde individuele begeleiding (het kalmeren tijdens een herbeleving) en persoonlijke verzorging (het bed verschonen en eiser helpen met uit- en aankleden en douchen) heeft aangemerkt als gebruikelijke hulp dan wel als mantelzorg.
9. Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.1
10. Volgens de Wmo 2015 ligt het op de weg van verweerder om, naast het opstellen van een objectief afwegingskader, in individuele situaties steeds weer een zorgvuldige afweging te maken en daarbij rekening te houden met de noodzaak tot ondersteuning en de specifieke omstandigheden van eiser, waaronder zijn persoonskenmerken en zijn gezinssituatie.2 Verweerder moet dus aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval onderzoek doen naar de mogelijkheden van eiser om met (onder meer) gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren. Dit betekent dat verweerder moet onderzoeken welke hulp in deze specifieke situatie van de echtgenote in redelijkheid gevraagd kan worden. Hierbij moet verweerder rekening houden met de behoeften en persoonskenmerken van eiser en moeten ook de mogelijkheden van de echtgenote die de gebruikelijke hulp verleent daarbij betrokken worden. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat bij de vraag of de ondersteuning die wordt verleend door de echtgenote aangemerkt kan worden als gebruikelijke hulp van belang zijn de aard, de omvang en de duur van de ondersteuning evenals de aard van de relatie van eiser en degene die de ondersteuning verleent.
11. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is wat de concrete activiteiten zijn die de echtgenote van eiser allemaal verricht in verband met zijn beperkingen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de door de echtgenote van eiser geboden begeleiding en persoonlijke verzorging tijdens een herbeleving van eiser de gebruikelijke hulp overstijgt gelet op de duur en intensiteit daarvan. Dat er sprake is van dreigende overbelasting van de echtgenote van eiseres is niet gesteld en daarom evenmin onderwerp van geschil.
12. De rechtbank is van oordeel dat, alles afwegend, verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat de geboden ondersteuning van de echtgenote van eiser in deze specifieke situatie gebruikelijke hulp is. De rechtbank laat daarbij enerzijds (pro gebruikelijk hulp) het volgende meewegen. Ten eerste de aard van de relatie van eiser en degene die de hulp verleent, te weten zijn echtgenote, in overweging. Van echtgenoten onderling mag naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid meer hulp worden verwacht dan van bijvoorbeeld kinderen aan hun ouders of van andere huisgenoten. Ten tweede de aard van de te verlenen hulp. Het kalmeren van eiser, het verschonen van het bed en het helpen van eiser met uit- en aankleden en douchen, zijn namelijk geen werkzaamheden die specialistisch van aard zijn of fysiek bijzonder zwaar. Het kalmeren is bovendien iets dat juist door een bekende in de nabijheid, de echtgenote, moet worden gedaan. Ten derde de omvang van de hulp. De herbelevingen vinden gemiddeld twee tot drie keer in de week plaats en het kalmeren en de persoonlijke verzorging van eiser nemen ongeveer 45 en 35 minuten in beslag. De persoonlijke verzorging van eiser is daarbij niet elke keer noodzakelijk. Anderzijds (contra gebruikelijke hulp) neemt de rechtbank ten eerste in overweging dat de herbelevingen met name in de nacht plaatsvinden, wat naar het oordeel van de rechtbank extra belastend is. Ten tweede dat de geboden ondersteuning van langdurige aard is. De tot nu toe ingezette behandelingen hebben namelijk geen resultaat opgeleverd en er bestaat geen aanvullende behandeling. Alles afwegend, en gelet op de mogelijkheden van de echtgenote, is de rechtbank van oordeel dat de ondersteuning naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid verwacht mag worden van de echtgenote van eiser. Verweerder heeft bij het vaststellen van de mogelijkheden van de echtgenote om de ondersteuning te bieden naar het oordeel van de rechtbank terecht rekening gehouden met het feit dat zij geen baan heeft en kinderen die verzorging vragen.
13. Gelet op het voorgaande hoeven de overige beroepsgronden van eiser niet meer te worden besproken.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Bijlage
Wet maatschappelijke ondersteuning
Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 wordt verstaan onder:
- begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven;
- gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
- mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
- sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;
Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. In het vierde lid is opgesomd waarop dit onderzoek moet zijn gericht, zoals o.a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt en zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.