Otterveurdt vordert na vermeerdering van eis dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair voor recht zal verklaren dat de opzegging van de huur- en exploitatieovereenkomst d.d. 6 mei 2020 door de gemeente zonder rechtsgevolgen is gebleven dan wel (subsidiair) vernietigbaar is om reden dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en/of in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is,
subsidiair voor recht zal verklaren dat de gemeente ter zake de opzegging van de huur- en exploitatieovereenkomst d.d. 6 mei 2020 jegens Otterveurdt schadeplichtig is, zulks om reden dat deze opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en/of de eisen van redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan deze opzegging zonder betaling van betreffende schadevergoeding en/of de opzegging in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur,
II. A. primair: de opzegging d.d. 6 mei 2020 gedaan door de gemeente zal vernietigen,
A. subsidiair: de gemeente zal veroordelen om tegen behoorlijk van kwijting ten titel van schadevergoeding aan Otterveurdt te betalen een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, deze schadevergoeding nog te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2020, subsidiair vanaf 27 mei 2020, meest subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening
B. de gemeente zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting ten titel van schadevergoeding aan Otterveurdt te betalen een schadevergoeding ter zake de exploitatieschade in de periode 11 mei 2020-11 mei 2021 nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, deze schadevergoeding nog te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2020, subsidiair vanaf 27 mei 2020, meest subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
III. A. de gemeente zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Otterveurdt te betalen hetgeen zij te weinig heeft betaald aan klein onderhoud, primair een bedrag ad € 237.537,-, subsidiair een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der alghele voldoening,
B. voor recht zal verklaren dat aan Otterveurdt het recht toekomt om tot verrekening over te gaan van haar vordering ter zake te weinig betaalde bijdrages klein onderhoud met haar investeringskosten in de tweede glijbaan de somma de € 144.000,-
IIIbis. A. voor recht zal verklaren dat in ieder geval tot 3 november 2020, subsidiair tot begin oktober 2020 een opschorting van de huur van de maanden april-november 2020 te gelden had, alsook dat een dergelijk opschortingsrecht thans terzake de periode 5 november 2020 – 9 februari 2021 (althans 19 januari 2021 in geval de maatregelen niet verlengd worden) weer toekomt aan Otterveurdt, om reden dat ook in die periode voor haar een algehele bedrijfssluiting van overheidswege aan de orde is,
B. de huurprijs zal verminderen in perioden waarin voor Otterveurdt overheidsmaatregelen aanleiding geven tot een algehele bedrijfssluiting, waaronder doch niet uitsluitend de periodes 15 maart 2020 – 1 juni 2020, 5 november 2020-20 november 2020 en thans vanaf 15 december 2020 tot in elk geval 9 februari 2021 (althans 19 januari 2021 in geval de maatregelen niet verlengd worden), met primair € 9.657,07, subsidiair € 7.242,80, meer subsidiair € 4.828,54, meest subsidiair € 2.414,27 (aldus primair 100%, subsidiair 75%, meer subsidiair 50%, meest subsidiair 25%) per maand,
alsmede de huurprijs in de overige perioden gelegen in het bereik 1 april 2020-9 februari 2021 alsook de daarna gelegen periodes waarin overheidsmaatregelen voor Otterveurdt een minder verstrekkende beperking opleggen voor het gebruik van het gehuurde te verminderen met € 2.414,27 (aldus 25%) per maand,
dan wel een vermindering toe te passen welke de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren,
C. zal bepalen dat de gemeente de per saldo teveel door Otterveurdt betaalde huur binnen zeven dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis moet terugbetalen, dan wel te bepalen dat Otterveurdt de eventueel per saldo nog openstaande huur (hoe dan ook) in 24 maandelijkse termijnen aan de gemeente mag voldoen waarbij de eerste termijn uiterlijk 31 juli voldaan zal moeten worden, dan wel een betalingsregeling toe te passen welke de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, met als minimumregeling een terme de grâce tot 11 mei 2021,
IV. de gemeente zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Otterveurdt te betalen de buitengerechtelijke incassokosten de somma de € 2.963,-, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
V. de gemeente zal veroordelen in de kosten van deze procedure tegen behoorlijk bewijs van kwijting met uitdrukkelijke bepaling dat de gemeente de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als zij de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het ten dezen te wijzen vonnis zal hebben voldaan,
VI. de gemeente zal veroordelen in de nakosten zoals genoemd in artikel 237 lid 4 Rv ad € 157,- indien de gemeente aan de veroordeling voldoet zonder dat het vonnis aan haar behoeft te worden betekend en € 239,- indien het vonnis aan haar betekend moet worden.