9 De beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het onder 1. primair, onder 2. en onder 3. ten laste gelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
- -
spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. primair, onder 2. of onder 3. meer of anders is ten laste gelegd;
- -
verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
- -
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
- -
veroordeelt de verdachte voor feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden;
- -
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- -
bepaalt dat van de opgelegde straf een gedeelte groot zes maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
- -
feit 1 primair: ontzegt aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig voor de duur van drie jaren;
- -
feit 2: ontzegt aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig voor de duur van één jaar;
- -
feit 3: ontzegt aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig voor de duur van één jaar;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- -
veroordeelt de verdachte aan [naam 9] € 5.000 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- -
wijst de vordering van [naam 9] voor het meerdere af;
- -
veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [naam 9] tot op heden begroot op nihil;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[naam 9] van € 5.000, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan [naam 9] in zoverre komt te vervallen en dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [naam 9] , daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
[naam 10] € 5.000 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- -
wijst de vordering van [naam 10] voor het meerdere af;
- -
veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [naam 10] tot op heden begroot op nihil;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[naam 10] van € 5.000, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan [naam 10] in zoverre komt te vervallen en dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [naam 10] , daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- -
veroordeelt de verdachte om aan [naam 11] € 5.000 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- -
wijst de vordering van [naam 11] voor het meerdere af;
- -
veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [naam 11] tot op heden begroot op nihil;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[naam 11] van € 5.000, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan [naam 11] in zoverre komt te vervallen en dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [naam 11] , daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- -
veroordeelt de verdachte om aan [naam 12] € 5.000 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- -
wijst de vordering van [naam 12] voor het meerdere af;
- -
veroordeelt de verdachte in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [naam 12] tot op heden begroot op nihil;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[naam 12] van € 5.000, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan [naam 12] in zoverre komt te vervallen en dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [naam 12] , daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter,
mr. F.M. van Maanen Winters en mr. N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Feron-Voncken, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 9 september 2018, in de gemeente Sittard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres 3] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd
gedood, welke bovenbedoelde gedragingen hoogst, dan wel aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam waren en hieruit hebben bestaan dat zij, verdachte, terwijl zij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank en/of cocaïne en/of cannabis/tetrahydrocannabinol (THC), een voor haar, verdachte, op voornoemde [adres 3] , in dezelfde richting rijdende fietser, zijnde voornoemde [slachtoffer] , van achteren is genaderd en daarbij niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg vóór haar en/of op mogelijke weggebruikers op die weg vóór haar en/of (daarbij) (gedeeltelijk) over het trottoir heeft gereden en/of niet (behoorlijk) is uitgeweken om een aanrijding en/of botsing met die fietser te voorkomen, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- en/of overrijding is ontstaan met/tussen/door haar, verdachtes, motorrijtuig en die fietser, althans de door die fietser bestuurde fiets, terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede en/of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994:
- bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van haar, verdachtes, adem, 310 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en/of
- het gehalte tetrahydrocannabinol (THC) in haar bloed bedroeg 5,2 microgram per liter bloed en/of het gehalte cocaïne in haar bloed bedroeg 11 microgram per liter bloed, in elk geval hoger dan de in artikel 3 van het Besluit, bij die stoffen vermelde grenswaarden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
a.
zij op of omstreeks 9 september 2018 in de gemeente Sittard, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 310
microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
b.
zij op of omstreeks 9 september 2018 in de gemeente Sittard, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994,
te weten cannabis en/of cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte tetrahydrocannabinol (THC) 5,2 microgram per liter bloed en/of het gehalte cocaïne 11 microgram per liter bloed, bleek te zijn, (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
c.
zij op of omstreeks 9 september 2018, in de gemeente Sittard, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [adres 3] , een voor haar, verdachte, op voornoemde [adres 3] , in dezelfde richting rijdende fietser, zijnde [slachtoffer] , van achteren is genaderd en daarbij niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg vóór haar en/of op mogelijke weggebruikers op die weg vóór haar en/of (daarbij) (gedeeltelijk) over het trottoir heeft gereden en/of niet (behoorlijk) is uitgeweken om een aanrijding en/of botsing met die fietser te voorkomen, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- en/of overrijding is ontstaan met/tussen/door haar, verdachtes, motorrijtuig en die fietser, althans de door die fietser bestuurde fiets, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt;
2.
zij als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de gemeente Sittard, op/aan de [adres 3] , op of omstreeks 9 september 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een
ander ( [slachtoffer] ) is gedood of dat aan die ander ( [slachtoffer] ) letsel is toegebracht
3.
zij als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de gemeente Sittard, op/aan de [adres 3] , op of omstreeks 9 september 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een of meer anderen ( [naam bedrijf 1] , [naam 8] , [naam bedrijf 2] en/of [naam 8] ) schade was toegebracht.