De deskundige is geen rechter. Verhuurders of huurders van panden waarvan de deskundige na ampele overweging - waarin de deskundige de nodige vrijheid heeft - heeft besloten ze in de vergelijking te betrekken, zijn niet gehouden de deskundige te informeren over de actuele huurprijs en/of de ontwikkeling van de huurprijs in voorbije jaren. Dien-tengevolge is de deskundige aangewezen op hetgeen derden bereid zijn vrijwillig aan hem prijs te geven, en hetgeen hij door dossieronderzoek zelf kan vaststellen. Dat de deskundige, zoals de huurder stelt, zijn rapport heeft opgesteld “op basis van moeizaam telefonisch verkregen informatie”, heeft derhalve niet tot gevolg dat hij op die informatie zijn advies niet mag baseren of gehouden is de aldus verkregen informatie te verifiëren (waarbij ook niet valt in te zien hoe de deskundige dit had moeten doen).
Tot de gehuurde bedrijfsruimte behoort een afhankelijke woning als bedoeld in artikel 7:290 lid 3 BW. Als gebruikelijk, ook voor andere secundaire ruimten zoals opslagruimten die niet behoren tot de “winkel”, heeft de deskundige van het vloeroppervlak van de woning 20% meegenomen in zijn berekening van de huurprijs. Anders dan de huurder meent, is daarbij irrelevant wat de huurprijs van de woning op de markt zou zijn in het geval dat deze niet als één geheel met de bedrijfsruimte zou zijn verhuurd. Irrelevant is ook de actuele onderhoudstoestand van de woning en de invloed die de huurder daarop al dan niet heeft gehad. Ook in dit opzicht is de kritiek van de huurder op het rapport niet redelijk, althans doorstaat het rapport de toets aan redelijke kritiek.
De deskundige behoefde, en de kantonrechter behoeft, zich niet te laten leiden door af-spraken tussen partijen - als die al zijn gemaakt, hetgeen de verhuurder stelt en de huurder
betwist - over de (ten behoeve van de huurder verlaagde) aanvangshuurprijs, de periodieke indexering daarvan en de eenmalige verhoging met 10% na afloop van de eerste vijf jaar. Artikel 7: 303 BW is immers krachtens artikel 7:291 lid 1 BW van dwingend recht.
Tot slot is de deskundige terecht uitgegaan, en zal de kantonrechter uitgaan, van een huurprijs waarover geen btw verschuldigd is. Weliswaar zijn partijen volgens artikel 4.4 van de huurovereenkomst de verschuldigdheid van omzetbelasting over de huurprijs overeen-gekomen, maar aan die aanvankelijke partijbedoeling is in de loop der jaren (zoals de huurder in de conclusie van antwoord in reconventie onder 57, nadien niet betwist, heeft gesteld) geen gevolg gegeven. Dat de reden hiervan een tijdelijke tegemoetkoming van de verhuurder aan huurder was, en dat afgesproken is dat de aanspraak van de verhuurder op btw op enig moment zou herleven, heeft de verhuurder slechts gesteld maar niet bewezen of aangeboden te bewijzen. De verhuurder heeft kennelijk niet eerder dan in rechte aanspraak op btw gemaakt en heeft nooit met btw vermeerderde facturen voor de huurprijs verstuurd, die hij en de huurder toch nodig zouden hebben gehad om die belasting te betalen, aan te geven, af te dragen en/of te verrekenen. De verhuurder heeft zich jarenlang de betaling van een huurprijs zonder btw laten welgevallen en heeft daar nooit tegen geprotesteerd. Hierdoor is bij de huurder het vertrouwen gewekt dat over de huurprijs (definitief) geen btw verschuldigd was. Onder deze omstandigheden heeft de verhuurder zijn recht om alsnog aanspraak te maken op btw over de huurprijs verwerkt.