Naar zeggen van MB CAC is het ernstigste verwijt dat zij [verweerster, verzoekster in het voorwaardeljike tegenverzoek] maakt, het verwijt ter zake van de case-checks.
Volgens de aantekeningen van [naam general manager] van het gesprek met ‘employee 1’ verklaart deze ten aanzien hiervan:
“MB Spain has been complaining about the quality of work within the Spanish market due to missing training. To resolve the situation CSR’s are asked to do quality checks on the cases of their colleagues. A pattern is set up for this checking and this is sent around by the CSR III.”
Volgens de aantekeningen van [naam general manager] van het gesprek met ‘employee 2’ verklaart deze ten aanzien hiervan:
“(…) lately employees are asked to check the work of their colleagues. Employee explains not being comfortable with this.”
Volgens de aantekeningen van [naam general manager] van het gesprek met ‘employee 3’ verklaart deze ten aanzien hiervan:
“CSR’s were instructed to check cases of other CSR’s. When providing feedback the OM was copied in. This approach felt very uncomfortable to employee three, as checking work of your colleagues it not perceived as normal. Employee 3 considers this to be a managerial task, as it can have an impact on the collegial relation.”
Het verweer van [verweerster, verzoekster in het voorwaardeljike tegenverzoek] ten aanzien van dit punt is reeds onder 3.4. weergegeven. Onder punt 22 van het verzoekschrift stelt MB CAC daar het volgende tegenover:
“[verweerster, verzoekster in het voorwaardeljike tegenverzoek] refereerde in verband met het probleem van de “case checks” overigens ook pas
later en via haar raadsman in het schrijven van 18 mei 2017 aan een taak-omschrijving van een
CSR2, waaruit zou blijken dat het wijzen op elkaars tekortkomingen of fouten en elkaar daarin
begeleiden of hulp bieden zelfs uitdrukkelijk door werkgever aan CSR’s wordt voorgeschreven.
De aantijging/het verwijt zijdens MB CAC aan haar adres zou derhalve onterecht zijn omdat
[verweerster, verzoekster in het voorwaardeljike tegenverzoek] juist in lijn met de regels of de voorgeschreven werkwijze zou hebben gehandeld.
MB CAC merkt naar aanleiding daarvan op dat het weliswaar juist is dat een CSR2 informeel de
gang van zaken op de werkvloer bij wijze van collegiale hulp wel incidenteel kan kortsluiten
met een collega, doch de kwaliteit en structurele controle van werk van collega’s behoort niet
tot diens taakomschrijving. Ook kan een CSR3 de kwaliteit van het werk van een CSR2 (en een
CSR1) wel incidenteel controleren, maar de bevindingen daaruit moeten dan door de CSR3
aan de OM (Operational Manager) worden doorgegeven; die OM kan dan vervolgens zo nodig
ingrijpen en de CSR2/CSR1 gaan begeleiden/coachen. Een dergelijke taak hoort niet te worden
uitgevoerd door een directe collega, maar hoort juist bij de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van een leidinggevende.
In casu is daarvan echter op de Italiaans/Spaanse Markt afgeweken omdat het onder de
‘noodmaatregel’ van [verweerster, verzoekster in het voorwaardeljike tegenverzoek] juist zo was dat een CSR1 en CSR2 elkaars werk moesten
controleren en zij daarop feedback aan elkaar moesten geven in plaats van dat dat laatste door
een OM gebeurde. Er vond dus een letterlijke controle van werk van collega’s plaats, hetgeen
uiteraard geheel onacceptabel is. In dit verband merkt MB CAC overigens nog op dat nieuwe medewerkers aan een zogenoemde “buddy” worden gekoppeld, zodat daaraan incidentele vragen ter verduidelijking van iets kunnen worden gesteld. Het instellen van een structureel systeem van controle en wijzen op fouten is iets heel anders en voor MB CAC onacceptabel, zulks nog los van het feit dat voor de invoering daarvan mogelijk ook de OR eerst nog zou moeten worden geconsulteerd. Het door
[verweerster, verzoekster in het voorwaardeljike tegenverzoek] ingevoerde c.q. toegelaten controlesysteem leidt tot een onveilige werksituatie
voor de werknemers binnen haar team(s) en tot een “afrekencultuur” die haaks staat op de
kernwaarden die MB CAC hanteert (“Everyone counts: We all play in the same team. In an
atmosphere of trust and respect for each other, we treat everybody with fairness, friendliness
and honesty. We share what we know and grow together.”)”
[naam general manager] betwist dat zij van de case-checks op de hoogte was gesteld door [verweerster, verzoekster in het voorwaardeljike tegenverzoek] . Zij is er volgens haar pas mee bekend geraakt in voornoemde gesprekken met anonieme werknemers.