Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Gevonden zoektermen (1)
bt2733
Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLEE:2011:BT2733

Rechtbank Leeuwarden
22-09-2011
27-09-2011
AWB 10/2576
Bestuursrecht, Socialezekerheidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Artikel 19, vijfde lid, van de Ziektewet. Memorie van Toelichting.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

procedurenummer: AWB 10/2576

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2011 op grond van afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[naam],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde: D. van der Wal, werkzaam bij Machiels Advocaten te Sneek,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,

gemachtigde: T.R. Vallinga, werkzaam bij het Uwv te Leeuwarden.

Procesverloop

Bij brief van 9 november 2010 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Ziektewet (ZW), hierna: het bestreden besluit. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.

De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 22 juni 2011. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich door zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen.

Motivering

Feiten

1.1 Eiser is laatstelijk voor 40 uur per week als nationaal chauffeur werkzaam geweest in dienst van [naam (ex-)werkgever] te [vestigingsplaats].

1.2 Op 21 april 2010 is eiser wegens fysieke klachten uitgevallen van zijn werk.

1.3 Bij besluit van 16 augustus 2010 heeft verweerder de Ziektewet-uitkering van eiser met ingang van 16 augustus 2010 ingetrokken. Dit besluit heeft verweerder gebaseerd op een rapport van 9 augustus 2010 van de verzekeringsarts W.D. Noorduin. Verweerder heeft hierbij overwogen dat eiser op en na deze datum niet meer ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.

1.4 Het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Dit besluit heeft verweerder gebaseerd op het rapport van de bedrijfsarts J. Miedema van 3 november 2010.

Geschil

2.1 Eiser heeft in beroep aangevoerd dat Miedema onvoldoende heeft ingezien hoe ernstig de problemen van eiser met betrekking tot zijn longen zijn. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser aangevoerd dat de longarts naar zijn mening heeft aangegeven dat hij beperkt belastbaar is en dat hij dagelijks de gevolgen van zijn ziekte ondervindt. Eiser heeft aangegeven dat hij door zijn toenmalige werkgever vanwege zijn longproblemen niet langer ingezet werd op het internationaal transport maar alleen op het nationaal transport, en bovendien zonder laden en lossen. Eiser heeft betoogd dat omdat het dienstverband bij de werkgever is beëindigd het werk op het nationaal transport niet als zijn arbeid kan worden gezien. Daarnaast heeft eiser erop gewezen dat bij het nationaal transport, volgens de Stichting Functiewaardering voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en het verhuur van mobiele kranen, ook het verrichten van laad- en loswerkzaamheden hoort. Eiser heeft hierbij aangegeven dat in de planning met zijn rug- en longproblemen zodanig rekening werd gehouden dat hij geen laad- en loswerkzaamheden hoefde te verrichten.

2.2 Verweerder heeft zijn beslissing op bezwaar gehandhaafd. In reactie op de beroepsgronden heeft verweerder verwezen naar de rapportage van Miedema van 29 december 2010. Daarnaast heeft verweerder verwezen naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) aangaande de vaststelling van de arbeidsmaatstaf in ziektewetzaken. In deze jurisprudentie is aangegeven dat uitgegaan moet worden van de arbeid zoals deze feitelijk werd verricht. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat de beslissing op bezwaar op goede gronden is genomen.

Beoordeling van het geschil

3.1 Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de ZW bestaat recht op ziekengeld indien de verzekerde wegens ziekte of gebrek ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Onder 'zijn arbeid' wordt verstaan het laatstelijk voor de aanvang van de arbeidsongeschiktheid feitelijk verrichte werk. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB dient de ongeschiktheid van een werkloze verzekerde in beginsel te worden beoordeeld naar de laatstelijk voor de aanvang van de werkloosheid feitelijk verrichte arbeid. Als vaststaat dat de verzekerde niet meer in dienst van de vroegere werkgever kan terugkeren, is de maatstaf ingevolge artikel 19, vijfde lid, van de ZW diezelfde arbeid, maar dan verricht in dienst van een soortgelijke werkgever.

3.2 Uit de voorhanden gegevens blijkt dat de laatstelijk verrichte arbeid van eiser nationaal chauffeur was. Hierbij was sprake van een aangepaste functie in die zin dat eiser vanwege zijn rug- en longklachten geen laad- en loswerkzaamheden hoefde te verrichten. Oorspronkelijk is eiser werkzaam geweest als internationaal chauffeur. In augustus 2009 is de voormalige werkgever van eiser failliet verklaard, waarna eiser een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) heeft ontvangen. Per 21 april 2010 heeft eiser zich vervolgens ziek gemeld vanuit deze uitkeringssituatie.

3.3. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat artikel 19, vijfde lid, van de ZW van toepassing is in het geval van eiser. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Door het faillissement van eisers voormalige werkgever in 2009 is terugkeer naar de werkgever niet meer mogelijk. Artikel 19, vijfde lid, van de ZW is ingevoerd ter bevordering van de activerende werking van de ZW door voor arbeidsongeschikten zonder werkgever de maatstaf 'zijn arbeid' te ontdoen van karakteristieke kenmerken die behoorden bij de laatstelijk verrichte arbeid. Blijkens de Memorie van Toelichting is dit artikellid geschreven voor die gevallen waarbij de laatstelijk verrichte arbeid zwaarder is dan dezelfde arbeid bij een soortgelijke werkgever. In het geval van eiser is de omgekeerde situatie aan de orde. In zijn laatst verrichte arbeid heeft eiser geen laad- en loswerkzaamheden hoeven te verrichten terwijl de rechtbank op basis van de informatie van de Stichting Functiewaardering voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en het verhuur van mobiele kranen vaststelt dat inherent aan de functie van nationaal chauffeur het verrichten van laad- en loswerkzaamheden is. Gelet op de volstrekt heldere wettekst is de rechtbank van oordeel dat artikel 19, vijfde lid, van de ZW dient te worden toegepast in het geval van eiser, ondanks de uit de Memorie van Toelichting blijkende bedoeling van de wetgever. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in het geval van eiser als 'zijn arbeid' dient te worden aangesloten bij de werkzaamheden die gewoonlijk kenmerkend zijn voor de arbeid bij een soortgelijke werkgever, dus nationaal chauffeur inclusief laad- en loswerkzaamheden.

3.4 Nu verweerder voor de beoordeling van 'zijn arbeid' de onjuiste maatstaf heeft gehanteerd, namelijk nationaal chauffeur zonder laad- en loswerkzaamheden, kan het bestreden besluit niet in stand blijven. De rechtbank zal het beroep dan ook gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Gelet op de verwevenheid van de arbeidskundige en de medische kant van een Ziektewet-zaak ziet de rechtbank geen ruimte in deze procedure om het medische aspect te beoordelen.

3.5 Met toepassing van artikel 8:75, van de Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van eiser € 874,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift één punt; verschijnen ter zitting één punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 437,00).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt, met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene;

- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 41,00 aan eiser vergoedt;

- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 874,00.

Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Havinga als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2011.

w.g. S.I. Havinga

w.g. P.G. Wijtsma

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.

Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:

de Centrale Raad van Beroep

Postbus 16002

3500 DA Utrecht

In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.