Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLEE:2010:BL6875

Rechtbank Leeuwarden
09-03-2010
09-03-2010
17/0300002-09 VON
Strafrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Openlijk geweld, vernieling, skeelerronde, verkeersregelaar, significante of wezenlijke bijdrage

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector straf

parketnummer 17/030002-09

vonnis van de politierechter d.d. 9 maart 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1944 te [geboorteplaats],

wonende te [adres].

De politierechter heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 23 februari 2010.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. van der Veen, advocaat te Drachten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 23 augustus 2008 te of bij Marrum, (althans) in de gemeente Ferwerderadiel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Nieuweweg en/of de Hearewei, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een auto, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, slaan met (een) (vlaggen)stok(ken) op en/of tegen deze auto.

(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 23 augustus 2008 te of bij Marrum, (althans) in de gemeente Ferwerderadiel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:

- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;

- toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht;

- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer].

Vrijspraak

De politierechter stelt omtrent de feiten het volgende vast.

Verdachte trad op 23 augustus samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] in Marrum op als verkeersregelaar ter gelegenheid van de skeelerronde.

Op enig moment is aangever in zijn pick-up komen aanrijden op de kruising waar verdachte en zijn medeverdachte hun werkzaamheden moesten uitvoeren.

Beide verdachten hebben verklaard dat de situatie op de baan op het moment dat aangever aan kwam rijden zodanig kon worden ingeschat dat een stopteken diende te worden gegeven. Dit, omdat zich een aantal skeeleraars op de baan bevond en het peloton aan kwam rijden. Ook aangever heeft verklaard een of twee skeeleraars op de rijbaan te hebben waargenomen. Verdachte heeft verder verklaard dat het een professionele skeelerronde betrof waarbij de snelheid van de skeeleraars kon oplopen tot 40 á 45 km per uur.

Verdachte heeft een stopteken gegeven, waarop aangever uiteindelijk vaart verminderde en zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht. Hierop volgend gaf aangever gas en trok op. Hierbij is de voorkant van de pick-up tegen de scheenbenen van verdachte aangekomen. Verdachte heeft verklaard hierop naar achteren, richting berm, te zijn gesprongen. Hij heeft aangegeven dat hij niet heeft geslagen met zijn vlaggenstok tegen het voertuig. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het mogelijk is dat hij, op het moment dat hij naar achteren sprong, met zijn arm een beweging heeft gemaakt. Hij heeft aangegeven dat hij op dat moment nog steeds de vlaggenstok in zijn hand hield. Wanneer getuigen hebben verklaard dat ook hij met de stok heeft geslagen, kan hij dat alleen verklaren vanuit die beweging waarbij de vlaggenstok wellicht richting het voertuig is gegaan. Verdachte ontkent ten stelligste opzettelijk richting het voertuig te hebben geslagen. Hij geeft aan wel te hebben gezien dat zijn medeverdachte meerdere keren tegen het voertuig van aangever heeft geslagen met zijn vlaggenstok. Op grond van de verklaringen in het dossier kan worden vastgesteld dat het voertuig van aangever tengevolge hiervan beschadigd is geraakt.

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij onder meer aangevoerd dat verdachten als niet-professionele verkeersregelaars enkel de bevoegdheid hebben om aanwijzingen te geven aan het verkeer. Daar houdt hun bevoegdheid op. Wanneer bestuurders geen gevolg geven aan hun aanwijzingen, staan de verkeersregelaar geen middelen ten dienste om hun aanwijzingen af te dwingen. Hetgeen verdachten hier gedaan hebben, is gebaseerd op een verkeerde taakopvatting, zo heeft de officier van justitie gesteld. Het hier gebruikte geweld lijkt te zijn voortgekomen uit irritatie over het feit dat iemand zich niet heeft willen voegen naar de door hen gegeven aanwijzingen.

De officier heeft voorts nog gewezen op de omstandigheid dat een bestuurder die de aanwijzingen negeert hiermee een strafbaar feit pleegt. Hierbij zal de reeds op hem als bestuurder rustende zorgplicht verzwaard zijn doordat hij een aanwijzing van een verkeersregelaar heeft genegeerd.

De raadsvrouw van verdachte heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Verdachte verklaart dat medeverdachte [medeverdachte] de enige was die met de stok op de auto heeft geslagen en ontkent dat hij ook met de stok op de auto van aangever heeft geslagen. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de medeverdachte. De getuigen [getuige1] en [getuige2] spreken ook over één verkeersregelaar die op de auto heeft geslagen. De getuige [getuige3] weet niet zeker of verdachte ook heeft geslagen. De andere getuigen verklaren wel dat verdachte heeft geslagen, maar deze verklaringen lopen uiteen over de plaats waar verdachte zou hebben geslagen.

Op grond van voorgaande is er wel wettig, maar geen overtuigend bewijs voor het ten laste gelegde, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, nu ook geen opzet aanwezig was voor het in vereniging plegen van geweld.

De politierechter overweegt als volgt.

Verdachte heeft consequent ontkend tegen het voertuig van aangever te hebben geslagen met zijn vlaggenstok. Hij heeft aangegeven dat de enige verklaring voor het anders waarnemen door getuigen hiervan moet worden gezocht in een door hem onbewust gemaakte beweging bij het achteruit springen nadat de pick-up zijn scheenbenen raakte. De politierechter acht deze verklaring van verdachte geloofwaardig en gaat hiervan uit.

Wel is vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte] meerdere keren tegen het voertuig van aangever heeft geslagen, tengevolge waarvan het voertuig beschadigd is geraakt.

Primair wordt verdachte verweten dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen. Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring hiervan is in de eerste plaats vereist dat bij verdachte sprake moet zijn van opzet op het in vereniging plegen van geweld. Daarnaast is vereist dat verdachte aan dit geweld een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.

De politierechter is van oordeel dat de enige omstandigheid dat verdachte samen met [medeverdachte] als verkeersregelaar optrad ten tijde van de verweten gedragingen onvoldoende is om te kunnen aannemen dat bij verdachte sprake is van opzet op het in vereniging plegen van geweld. Van andere omstandigheden die deze conclusie kunnen dragen is de politierechter niet gebleken. Evenmin kan tot de conclusie worden gekomen dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door [medeverdachte] gepleegde geweld.

Op grond van het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde.

Subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd het medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van het goed van een ander.

Omdat de politierechter als uitgangspunt neemt dat verdachte niet zelf (opzettelijk) tegen het voertuig van aangever heeft geslagen, zal moeten worden beoordeeld of de gedragingen van [medeverdachte] aan verdachte kunnen worden toegerekend. Hiervoor dient te worden beoordeeld of sprake is van een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering van de delictueuze gedraging.

Op grond van hetgeen feitelijk is voorgevallen kan naar het oordeel van de politierechter niet worden geconcludeerd dat verdachte willens en wetens heeft samengewerkt tot het plegen van geweld tegen het voertuig. Het handelen van de medeverdachte is een reactie geweest op de verrichtingen van de bestuurder van de pick-up. Gelet op het korte tijdsbestek waarin een en ander zich heeft afgespeeld, heeft verdachte daar noch een rol in gehad, noch heeft hij de mogelijkheid gehad zich van het handelen van zijn medeverdachte te kunnen distantiëren. De politierechter is op grond hiervan van oordeel dat in het geval van verdachte geen sprake is van medeplegen en dat hiermee de gedragingen van zijn medeverdachte niet aan hem kunnen worden toegerekend. Verdachte zal dan ook eveneens worden vrijgesproken van het hem subsidiair ten laste gelegde.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De politierechter is van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.

DE UITSPRAAK VAN DE POLITIERECHTER LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, politierechter, bijgestaan door mr. E. Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2010.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.