De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of er gronden zijn om het verzoek tot homologatie af te wijzen. Die afwijzingsgronden kunnen op grond van de toelichting bij het wetsvoorstel (kamerstukken 112018-2019,35249, nr. 3 MvT) worden onderverdeeld in de algemene afwijzingsgronden (artikel 384 lid 2 Fw) en aanvullende afwijzingsgronden (artikel 384 lid 3 tot en met 5 Fw).
De afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw zien op de vraag of het besluitvormingsproces
zuiver is geweest en dienen door de rechter ambtshalve getoetst te worden. In dat kader is in
ieder geval van belang of:
— alle schuldeisers of aandeelhouders op wie het akkoord betrekking heeft naar behoren in
kennis zijn gesteld van het akkoord, de gelegenheid hebben gehad hierover hun stem uit te
brengen en op de hoogte zijn gebracht van de datum waarop de behandeling van het
homologatieverzoek zou plaatsvinden (artikel 384 lid 2 sub b Fw),
— de informatie die in het akkoord en de bij lagen is opgenomen toereikend is (artikel 384 lid 2 sub c Fw), en
— de schuldeisers en aandeelhouders op een correcte wijze zijn onderverdeeld in klassen en
of zij voor het juiste bedrag in hun desbetreffende klasse zijn ingedeeld (artikel 384 lid 2 sub
c en d Fw).