Overwegingen
1. Vergunninghouder is eigenaar van het Wylerbergmeer in Ubbergen. Sinds lange tijd kampt het meer met problemen op het gebied van de waterkwaliteit, met name blauwalg. Om het waterprobleem op te lossen wil vergunninghouder het meer uitbaggeren en de baggerspecie – na het plaatsen van een damwand - in het meer zelf toepassen, waardoor een deel van het meer (9900 m²) gedempt wordt.
2. Verweerder heeft de gevraagde vergunning verleend. Aan deze vergunning zijn voorschriften verbonden.
3. Verzoekster kan zich niet verenigen met de verleende vergunning. Hiertoe heeft verzoekster betoogd dat het Wylerbergmeer een natuurlijk water betreft. Door het verkleinen van dit meer wordt het landschap, de waterhuishouding en de unieke geomorfologie onherstelbaar beschadigd. Bovendien heeft het meer volgens het bestemmingsplan Wylerbergmeer de bestemming ‘water’. Ten onrechte is niet onderzocht of de werkzaamheden negatieve gevolgen hebben op de ter plaatse levende otter en bever en op het nabijgelegen Duitse Wylermeer, dat als Natura 2000 gebied is aangewezen.
4. Artikel 6.21, van de Waterwet luidt:
Een vergunning wordt geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 (…)
Artikel 2.1, van de Waterwet:
1. De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
2 De toepassing van deze wet is mede gericht op andere doelstellingen dan genoemd in het eerste lid, voor zover dat elders in deze wet is bepaald.
Artikel 3.2, tweede lid, van de Keur Waterschap Rivierenland 2014 bepaalt dat het verboden is zonder watervergunning van het bestuur een waterstaatswerk te wijzigen, te vervangen of te verwijderen.
Op grond van het zevende lid kan het bestuur aan een watervergunning het voorschrift verbinden dat de houder van die vergunning een betaling of een andere compensatie verricht met het oog op de bescherming van de belangen waarvoor het vereiste van een vergunning is gesteld.
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder o, wordt onder ‘waterstaatswerk’ het volgende verstaan: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk dat als zodanig in de legger is aangegeven.
5. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat uit artikel 6.21 van de Waterwet volgt dat vergunningen als hier aan de orde uitsluitend kunnen worden geweigerd voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet.1 De door verzoekster aangevoerde gronden passen niet in de doelstelling van de Waterwet en kunnen daarom niet tot weigering van de gevraagde vergunning leiden. Dat verweerder bij het verlenen van de vergunning is afgeweken van het in de Beleidsregels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014 neergelegde beleid, maakt dit niet anders. Gelet op artikel 6.21 van de Waterwet kan de toepassing van het in de Beleidsregel neergelegde beleid niet leiden tot weigering van de vergunning op grond van andere belangen dan die welke volgen uit artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet.
6. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding te veronderstellen dat de verleende vergunning in bezwaar geen stand zal houden. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is daarom geen aanleiding.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 25 februari 2019.
|
griffier
|
|
voorzieningenrechter
|
|
|
|
Afschrift verzonden aan partijen op:
|
|
|
|
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
|