Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2019:5952

Rechtbank Gelderland
05-12-2019
19-12-2019
8051123
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

De vordering van huurder om verhuurder te veroordelen een andere bakwand te plaatsen in het gehuurde wordt afgewezen, omdat er thans geen sprake meer is van een huurovereenkomst tussen partijen.

Rechtspraak.nl
TvHB 2020/8, UDH:TvHB/16102 met annotatie van Th.S.M. Fraai

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zaakgegevens: 8051123 VV EXPL 19-67

Zittingsplaats Zutphen (ex artikel 254 lid 2 Rv)

Grosse aan: mr. Kobossen

Afschrift aan: mr. Den Besten

Verzonden d.d.:

vonnis d.d. 5 december 2019 ex art. 254 Rv van de kantonrechter

in de zaak van

[eiser]

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

hierna te noemen “ [eiser] ”

gemachtigde: mr. J.P. den Besten

tegen

1 de vennootschap onder firma Poza De Hertenhorst

gevestigd te Beekbergen,

en haar vennoten:

2. [eiser sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [eiser sub 3] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

hierna te noemen “De Hertenhorst c.s.”

gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen.

1 Het procesverloop

in conventie en in reconventie

Dit blijkt uit:

- de kort gedingdagvaarding van 28 oktober 2019 met producties 1 tot en met 26;

- de eis in reconventie;

- de producties 1 tot en met 20 van De Hertenhorst c.s.;

- de producties 27 tot en met 30 van [eiser] ;

- de mondelinge behandeling van 14 november 2019, bij gelegenheid waarvan voormelde

producties in het geding zijn gebracht. De gemachtigden van beide partijen hebben

pleitaantekeningen voorgedragen en van het overige verhandelde is aantekening gehouden

door de griffier.

Hierna is vonnis bepaald.

2 De feiten

in conventie en in reconventie

2.1

De Hertenhorst c.s. exploiteert een camping in Beekbergen. De horeca op deze camping bestaat uit (onder meer) een cafetaria/snackbar en een restaurant.

In de snackbar bevindt zich een zogenaamde bakwand. Deze bakwand bevat onder meer een gasfornuis, een bain marie, een bakplaat, een elektrische frituur en twee frituurpannen op gas.

2.2

Tussen partijen is in november 2017 een huurovereenkomst gesloten. Deze is schriftelijk vastgesteld en vermeldt onder meer:

“- dat de verhuurder jaarlijks, te beginnen per 1 april 2018, (…) de exploitatieruimte gedurende het hele jaar mag gebruiken voor exploitatiedoeleinden waar deze ruimte voor bedoeld is.

- Deze overeenkomst wordt stilzwijgend jaarlijks verlengd,

tenzij er opzegging heeft plaatsgevonden voor 1 oktober van betreffend jaar.

(…)”

2.3

Bij brief van 12 augustus 2019 heeft de gemachtigde van De Hertenhorst c.s. de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2019.

3 De vordering en het verweer

in conventie en in reconventie

3.1

[eiser] vordert - na wijziging van de eis - dat de kantonrechter bij vonnis,

uitvoerbaar bij voorraad, De Hertenhorst c.s. hoofdelijk zal veroordelen

1) de bakwand te verwijderen en een nieuwe bakwand te plaatsen op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat De Hertenhorst c.s. daarmee in gebreke blijft;

2) tot toelating van [eiser] en de haren tot het gehuurde zolang de huurovereenkomst tussen partijen voortduurt op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat De Hertenhorst c.s. daarmee in gebreke blijft;

3) tot betaling van een voorschot op de geleden schade van € 98.000,00 althans een in goede justitie te bepalen bedrag.

3.2

[eiser] legt aan haar vordering, bezien tegen de achtergrond van de feiten en

voor zover thans van belang, het volgende ten grondslag.

De bakwand in het gehuurde functioneert niet goed en kan niet meer worden gerepareerd. [eiser] heeft hierdoor nagenoeg het hele zomerseizoen geen gebruik kunnen maken van de twee frituren, de bakplaat en de bain marie. Hierdoor schiet De Hertenhorst c.s. tekort in de nakoming van haar verbintenis uit hoofde van de huurovereenkomst. Zij moet de bakwand daarom vervangen.

De omzet over 2019 is vergeleken met de omzet over 2018 in elkaar gestort.

De Hertenhorst c.s. moet een voorschot op de geleden schade betalen.

Tussen partijen geldt een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. De Hertenhorst c.s. heeft niet rechtsgeldig opgezegd en heeft [eiser] ten onrechte gesommeerd het gehuurde te ontruimen.

3.3

De Hertenhorst c.s. vordert in reconventie dat [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld

1) tot betaling van een bedrag van € 15.639,54 ten titel van huurpenningen en nutsvoorzieningen over de periode 1 september 2018 tot en met 1 september 2019;

2) tot betaling van een bedrag van € 750,00 ten titel van buitengerechtelijke incassokosten;

3) tot betaling van de verschuldigde wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,

4) in de proceskosten, inclusief het nasalaris.

3.4

De Hertenhorst c.s. legt aan haar vordering, bezien tegen de achtergrond van hetgeen zij in conventie als verweer heeft gevoerd en de vaststaande feiten, het volgende ten grondslag.

[eiser] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Ook is zij nog de overeengekomen voorschotbedragen voor het gebruik van energie verschuldigd.

Het totaal verschuldigde bedrag beloopt € 15.639,54.

3.5

Partijen hebben verweer gevoerd tegen de onderscheiden vorderingen en geconcludeerd tot afwijzing.

Op de inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

In conventie

4.1

Partijen hebben een schriftelijke overeenkomst gesloten, op grond waarvan [eiser] met ingang van 1 april 2018 de kantine en de snackbar/kampwinkel van De Hertenhorst mocht gebruiken. In de overeenkomst is opgenomen dat de “verhuurder”

- waar bedoeld is de “huurder” - jaarlijks deze ruimten mag gebruiken. Verder is vermeld dat de overeenkomst “jaarlijks wordt verlengd”, tenzij er opzegging heeft plaatsgevonden voor 1 oktober van het betreffende jaar. Vast staat voorts, dat enkel over de maanden april tot en met augustus huur is verschuldigd. De overige maanden mag [eiser] de ruimten gebruiken en is zij slechts de energiekosten verschuldigd.

Hieruit volgt dat partijen zijn overeengekomen dat er sprake is van een huurovereenkomst met een eerste duur van vijf maanden die jaarlijks per 1 april opnieuw aanvangt voor een periode van vijf maanden. Voor de overige maanden kwalificeert de overeenkomst niet als huurovereenkomst, omdat immers voor die maanden geen huur is verschuldigd.

De huurovereenkomsten moeten naar het oordeel van de kantonrechter gezien de overeengekomen duur daarvan als huurovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:301 lid 1 BW worden aangemerkt. De overeenkomst kon dus zonder dat een wettelijke opzeggingsgrond nodig was, door De Hertenhorst worden opgezegd. Omdat De Hertenhorst de overeenkomst heeft opgezegd, naar moet worden aangenomen ook ten aanzien van het gebruik, is geen volgende huurovereenkomst tot stand gekomen en eindigde ook het recht van [eiser] om de ruimten te gebruiken per 1 oktober 2019.

4.2

Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen tot het vervangen van de bakwand en de toelating tot de ruimten zullen worden afgewezen.

4.3

Met betrekking tot het gevorderde voorschot op de gestelde geleden schade wordt het volgende overwogen. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is onder meer noodzakelijk dat de vordering van de eisende partij op de gedaagde partij voldoende aannemelijk is.

4.4

De Hertenhorst c.s. heeft de gestelde schade gemotiveerd betwist. Voor zover er al van zou moeten worden uitgegaan dat schade is geleden die voor rekening van

De Hertenhorst c.s. moet komen, heeft te gelden dat uit het enkele presenteren van niet-gespecificeerde omzetcijfers uit naar lijkt de eigen administratie, onvoldoende blijkt van de gestelde schade als gevolg van het niet (goed) functioneren van delen van de bakwand, waarop het gevorderde voorschot voor een aanzienlijk deel betrekking heeft. Een andere grote schadepost wordt gevormd door de gemaakte juridische kosten, maar deze zullen, behoudens hier niet gestelde bijzondere omstandigheden, in een bodemprocedure niet worden toegewezen. Gelet hierop is niet voldaan aan de vereisten voor toewijzing van een voorschot op de schadevergoeding zodat ook dit deel van de vordering zal worden afgewezen.

4.5

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

In reconventie

4.6

De Hertenhorst c.s. heeft een specificatie in het geding gebracht waaruit volgt dat [eiser] het gevorderde bedrag is verschuldigd. [eiser] heeft aangevoerd dat zij ook voor afgetapte elektriciteit moet betalen, maar deze stelling is door De Hertenhorst c.s. betwist en door [eiser] niet onderbouwd. Uit de enkele door [eiser] als productie 6 overgelegde rapportage van BeTec kan niet worden opgemaakt dat zij betaalt voor de bovenwoning.

Ook heeft [eiser] betoogd dat door De Hertenhorst c.s. een bedrag van € 0,80 per m³ in rekening wordt gebracht, maar ook deze stelling is in het geheel niet onderbouwd. Voorshands is door [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat het voorschotbedrag te hoog is geweest. Dit betekent dat, nu [eiser] de juistheid van de specificatie niet heeft betwist en overigens in haar als productie 25 overgelegde berekening ook uitgaat van de verschuldigdheid van ten minste het gevorderde bedrag, De Hertenhorst c.s. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] dit bedrag nog moet voldoen. [eiser] heeft gesteld de huur te hebben opgeschort totdat de bakwand zou zijn vervangen of gerepareerd. Omdat De Hertenhorst c.s. niet (langer) gehouden is tot vervanging of reparatie komt haar geen opschortingsrecht (meer) toe.

De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de onbetwiste hoogte van de huurachterstand en in aanmerking genomen dat De Hertenhorst c.s. op haar beurt de energiekosten heeft moeten voldoen, De Hertenhorst een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, zodat deze zal worden toegewezen. Uit genoemde productie 25 lijkt te volgen dat [eiser] op 9 september 2019 nog bedragen heeft betaald. In het overzicht van

De Hertenhorst c.s. zijn deze niet meegenomen. De mogelijk nog door [eiser] gedane betalingen zal zij daarom in mindering mogen brengen.

4.7

[eiser] is de gevorderde wettelijke handelsrente over de huur verschuldigd, die zoals gevorderd vanaf de datum van de dagvaarding zal worden toegewezen, omdat zij de rente op dat moment ingevolge het bepaalde in art. 6:119a BW al verschuldigd was. Over de voorschotten voor de energie is geen wettelijke handelsrente verschuldigd omdat ten aanzien daarvan geen sprake is van een handelstransactie. In plaats daarvan zal - ambtshalve - de gewone wettelijke rente worden toegewezen, eveneens vanaf de datum van dagvaarding omdat reeds toen sprake was van verzuim.

4.8

De medegevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, omdat niet voldoende is onderbouwd en ook niet is gebleken dat kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De enkele mails van 9 en 15 oktober 2019 van (het kantoor van) de gemachtigde van De Hertenhorst waarin telkens met één zin wordt gerefereerd aan de huurachterstand rechtvaardigen deze vergoeding niet.

4.9

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.

5 De beslissing

De kantonrechter:

In conventie

5.1

wijst de vordering af;

5.2

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak vastgesteld op

€ 400,00;

in reconventie

5.3

veroordeelt [eiser] aan De Hertenhorst c.s. te betalen een bedrag van € 15.639,54, vermeerderd met de wettelijke rente over de energiekosten en met de wettelijke handelsrente over de huur, alles vanaf 28 oktober 2019 tot aan de dag der voldoening en onder aftrek van hetgeen na 1 september 2019 nog is betaald;

5.4

veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van De Hertenhorst gevallen, welke kosten worden vastgesteld op € 200,00 aan salaris gemachtigde en op € 120,00 aan nasalaris;

5.5

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.6

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.