Rechtbank GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zaakgegevens: 8152402 VV EXPL 19-79
Grosse aan:
Afschrift aan:
Verzonden d.d.:
vonnis d.d. 9 december 2019 in kort geding
de stichting Stichting De Woonmensen,
gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Seijbel,
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Dorgelo.
Partijen zullen hierna De Woonmensen en [gedaagde] genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 december 2014 van De Woonmensen de woning aan de [adres] te Apeldoorn (hierna: de woning). Op de huurovereenkomst zijn algemene bepalingen van toepassing. In deze algemene bepalingen is onder andere het volgende opgenomen:
“6.12. (…) De huurder moet zich ook als goed huurder gedragen. Richting medewerkers van de verhuurder en ook richting personen die door de verhuurder zijn ingehuurd. De verhuurder zal passende (juridische) maatregelen treffen bij (verbaal) geweld, agressiviteit of ander wangedrag. Dit kan zelfs leiden tot een beëindiging van de huurovereenkomst.”
2.2.
Tussen [gedaagde] en De Woonmensen is begin 2018 een kort geding procedure gevoerd, waarin [gedaagde] herstel van gebreken aan de woning heeft gevorderd. In het vonnis van 18 april 2018 is De Woonmensen veroordeeld tot reparatie van de lekkage aan het dak en tot het laten verrichten van een onderzoek naar de vochtproblemen. In het vonnis is ook overwogen:
“3.4. Eiser heeft zich ter zitting door zijn houding en gedrag niet laten kennen als een mens met wie gemakkelijk te communiceren valt, omdat hij de kennelijk niet te onderdrukken behoefte heeft om door hem beleefd onrecht te verketteren en de daarvoor volgens hem verantwoordelijke personen en instanties te beschimpen. De kantonrechter heeft dat als onaangenaam beleefd en heeft er begrip voor dat ook gedaagde met dit gedrag van eiser worstelt. Gedaagde mag in het kader van de huurrelatie met eiser daaraan ook zeker grenzen stellen, maar zij mag niet haar eigen verplichtingen uit dezelfde huurrelatie daardoor laten beïnvloeden, tenzij aan de zijde van eiser sprake zou zijn van met dat gedrag verband houdend schuldeisersverzuim. Het recht geldt immers ook voor moeilijke mensen.”
2.3. Tussen partijen is eind 2018 ook een bodemprocedure gevoerd, waarin De Woonmensen ontbinding van de huurovereenkomst heeft gevorderd en ontruiming van de woning vanwege de aanwezigheid van hennepplanten in/bij de woning.
In de vonnissen van 2 januari 2019 en 20 februari 2019 zijn deze vorderingen afgewezen. De Woonmensen heeft hoger beroep ingesteld, maar een (eind)beslissing van het Gerechtshof zal naar verwachting nog minstens een jaar op zich laten wachten.
2.4.
[gedaagde] heeft op 23 februari 2015 een e-mailbericht gestuurd aan een medewerker van De Woonmensen met daarin: ‘Ik hoop dat je weg rot in de hell’, ‘jij wil bonje die krijg je’, ‘al kost het mn leven dat weet u dat er bloed aan uw handen kleeft’.
De Woonmensen heeft [gedaagde] in een brief van 9 juli 2015 op zijn gedrag aangesproken en hem een contactbeperking gegeven, zodat hij voortaan slechts eenmaal per maand per e-mail contact mag leggen met een met name genoemde medewerker van De Woonmensen.
Ook in 2016 en 2017 hebben medewerkers van De Woonmensen melding gemaakt van onbeschoft gedrag van [gedaagde] tegenover hen en derden (schilders).
2.5.
Bij brief van 7 maart 2018 heeft De Woonmensen aan de gemachtigde van [gedaagde] geschreven dat [gedaagde] in een telefoongesprek met een medewerker van de Woonmensen dreigementen heeft geuit en dat De Woonmensen dit gedrag onacceptabel vindt. Ook heeft De Woonmensen in een brief aan [gedaagde] hem hierop aangesproken en verzocht dergelijk gedrag niet meer te vertonen. Hierbij is aangezegd dat het, bij herhaling, aanleiding kan zijn om de huurovereenkomst te ontbinden.
2.6.
De Woonmensen heeft, ter voldoening aan het vonnis van 18 april 2018, een onderzoek laten verrichten door DPA Cauberg-Huygen naar de vochtproblematiek in de woning van [gedaagde]. In e-mailberichten van 9 mei 2018 heeft een medewerker van dit bedrijf aan De Woonmensen bericht: “(…) Zojuist de bewoner (...) aan de lijn gehad. Hij begon direct te schreeuwen en te foeteren. (…)” en ‘Ik ben zojuist gebeld door ons secretariaat en die zijn inmiddels ook uitgescholden door meneer (…)”.
De Woonmensen heeft hierop weer een waarschuwingsbrief gestuurd aan [gedaagde].
2.7.
In juni 2018 heeft [gedaagde] van De Woonmensen een contactverbod ontvangen, waarin is aangegeven dat hij alleen schriftelijk contact mag opnemen met De Woonmensen en dat hem de toegang tot het kantoor is ontzegd.
2.8.
Op 26 oktober 2018 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met De Woonmensen. Op 11 december 2018 heeft hij een medewerker van De Woonmensen op diens privételefoonnummer gebeld en uitgescholden. De Woonmensen heeft hem de dag daarna per brief een contactverbod voor onbepaalde duur opgelegd.
2.9.
Sinds 2018 plaatst [gedaagde] stukjes op zijn openbare Facebook-pagina waarin hij onder ander over misstanden bij (woningen van) De Woonmensen schrijft. Ook plaatst hij vlogs, die door iedereen kunnen worden bekeken. In circa tien vlogs worden medewerkers van De Woonmensen, meestal de directeur en één van de woonconsulenten, met hun naam genoemd en wordt beledigend en intimiderend over hen gesproken.
3 De vordering
3.1.
De Woonmensen vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] zal veroordelen de woning met al het zijne en de zijnen en met alle goederen die
geen eigendom zijn van De Woonmensen te ontruimen, te verlaten en ontruimd te laten en
zonder schade, schoon en onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van De
Woonmensen te stellen, zulks binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis;
2. [gedaagde] zal verbieden, anders dan per gewone post of via het e-mailadres
info@woonmensen.nl, contact te zoeken met De Woonmensen en/of aan De Woonmensen
verbonden medewerkers en/of hen lastig te vallen in de ruimste zin van het woord, anders dan in het kader van een gerechtelijke procedure resp. de onder 1. gevorderde ontruiming, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per overtreding;
3. [gedaagde] zal verbieden zich negatief, in de ruimste zin van het woord, daaronder uitdrukkelijk begrepen beledigingen, intimidaties en dreigementen, en in welke context dan ook, uit te laten over De Woonmensen en/of aan De Woonmensen verbonden personen, zulks mondeling, schriftelijk of via welke wijze van communicatie dan ook, waaronder begrepen e-mail en internetverkeer, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van
€ 250,00 per overtreding;
4. [gedaagde] zal gebieden ervoor zorg te dragen binnen 48 uur na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de door hem op Facebook geplaatste video’s zoals vermeld in productie 28,
zodanig te bewerken dat de in productie 29 onderstreepte passages daarin niet meer
hoorbaar zijn, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere
dag dat [gedaagde] dit verbod overtreedt;
5. [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen een post voor nasalaris, één en ander te voldoen binnen 14 dagen na datum vonnis en - voor het geval tijdige betaling achterwege blijft – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf die datum tot de dag van algeheel voldoening.
3.2.
De Woonmensen stelt dat het gedrag van [gedaagde] in strijd is met artikel 6.12 van de algemene bepalingen en overigens in strijd met het goed huurderschap. De beledigingen en intimiderende uitlatingen zijn onrechtmatig. Het hindert het werk van medewerkers van De Woonmensen en medewerkers voeling zich angstig en bedreigd. De tekortkomingen staan vast en de aard en ernst van de schendingen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure. Het moet zo snel mogelijk stoppen, zodat sprake is van een spoedeisend belang, met name bij de gevorderde ontruiming.
4
4. De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om de vraag of het gedag van [gedaagde] aanleiding is voor ontruiming van de woning. In een kort geding-procedure wordt gevraagd om een (spoed)maatregel te treffen die niet kan wachten op de beslissing in de bodemprocedure. In deze procedures wordt getoetst of het met grote mate van waarschijnlijkheid valt te voorzien dat de beslissing in een bodemprocedure in het voordeel van de eisende partij zal uitvallen. De procedure leent zich, vanwege het spoedeisend karakter, niet voor uitvoerig onderzoek, getuigenverhoren of voorlichting door deskundigen.
4.2.
[gedaagde] betwist dat sprake is van spoedeisend belang omdat het gaat om een volgens De Woonmensen al jaren spelende situatie. Dit verweer wordt verworpen. De Woonmensen stelt niet alleen dat de verhouding met [gedaagde] al jaren problematisch is, maar ook dat sprake is van belediging, intimidatie en bedreiging. Zij heeft er uiteraard belang bij dat haar medewerkers ongehinderd en zonder beledigingen hun werk kunnen uitvoeren en om een dergelijke situatie met spoed te kunnen laten beoordelen en de nodige maatregelen te laten nemen.
4.3.
Op grond van artikel 7:213 BW is een huurder verplicht zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat de huurder zich dient te onthouden van gedragingen die ontoelaatbare overlast veroorzaken, maar ook van andere gedragingen die als onrechtmatig moeten worden aangemerkt. In de tussen partijen gesloten huurovereenkomst is dit in artikel 6.12 van de algemene huurvoorwaarden opgenomen, waarin verder is omschreven dat de huurder niet (verbaal) agressief mag zijn tegenover medewerkers van de verhuurder en ook geen ander wangedrag mag vertonen. Als de huurder zich niet aan deze verplichtingen houdt, levert dat een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst op die in een bodemprocedure kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst.
4.4.
[gedaagde] heeft, zowel in zijn vlogs als ook ter zitting, erkend dat hij in de vlogs mensen beledigt. Ook weet hij dat zijn uitingen door degenen die daarin worden genoemd als ongepast, onaangenaam en kwetsend worden ervaren. Dit is ook onmiskenbaar.
In de vlogs wordt enkele malen door [gedaagde] gezegd dat de WM van (het logo van) De Woonmensen staat voor ‘de w van weer en de m van macht’. De directeur wordt onder meer uitgemaakt voor ‘flapdrol’, ‘circusdirecteur’, ‘klein smiechterig rotmannetje’, ‘lelijke vieze hansworst’ en ‘je lijkt wel een kleine Mengele’ en uitgedaagd met ‘Kom. Klaag me aan, pak me. Toe maar. In de rechtbank, we zien elkaar weer”. Verder spreekt [gedaagde] in de vlogs teksten uit als ‘ik laat van jou geen reet meer heel’ en beschrijft hij een medewerker als ‘de onbeschoftste die ik ook tegen het lijf ben gelopen in een woningbouwsituatie’.
Het is overduidelijk dat het intimiderend is om een medewerkster te feliciteren met haar huwelijk en te zeggen ‘Leuk hè, dat glas wijn in je handen, met je man klinken op je bruiloft. Je moet nog veel meer op internet zetten zal ik zeggen. Ik ben de nagel aan je doodskist geworden’ en ook in volgende vlogs op haar privé-situatie in te gaan.
Weliswaar heeft [gedaagde] ter zitting de juistheid van de transcripties betwist en gesteld dat het transcriptieprogramma niet goed gewerkt heeft, maar deze betwisting kan niet worden gevolgd nu hij dit niet heeft geconcretiseerd en van de zijde van De Woonmensen is verklaard dat de transcriptie niet door een programma is verzorgd maar door een medewerker letterlijk is meegeschreven.
[gedaagde] betwist niet dat hij een medewerker van De Woonmensen heeft opgebeld op een telefoonnummer dat hij via internet had ‘gevonden’ op de website van een volleybalvereniging. De Woonmensen heeft een verklaring van deze medewerker overgelegd, waaruit blijkt dat deze het gesprek als bedreigend ervaren heeft.
4.5.
Deze uitlatingen in de vlogs gaan veel te ver en zijn zeker aan te merken als onrechtmatig. Daarnaast is er sprake van schending van het contactverbod.
Namens [gedaagde] is aangevoerd dat De Woonmensen zelf aanleiding geeft en heeft gegeven voor deze situatie, omdat [gedaagde] aan PTSS lijdt, De Woonmensen voor [gedaagde] veel stress veroorzaakt en stress bij hem leidt tot dit gedrag. Dit verweer ziet met name op de door [gedaagde] ervaren misstanden bij en miskenning door De Woonmensen van de jarenlange aanwezigheid van kankerverwekkende formaldehyde in woningen, de vochtproblemen, het optreden tegen de aanwezigheid van medicinale hennepplanten en het voeren van procedures.
4.6.
Hoewel de aanwezigheid van PTSS bij [gedaagde] door De Woonmensen is betwist en uit de overgelegde stukken nog niet geheel blijkt, zal er vooralsnog van uit worden gegaan dat [gedaagde] inderdaad hieraan lijdt. Dit is echter geen vrijbrief of excuus voor onrechtmatig gedrag. Als [gedaagde] weet dat hij extra gevoelig is voor stress, ligt het ook op zijn weg stressvolle situaties te vermijden of in overleg met zijn behandelaar een manier te vinden om daarmee om te gaan. De Woonmensen heeft terecht aangegeven dat zij nooit door [gedaagde] of zijn gemachtigde is geïnformeerd over een eventuele andere, minder stressvolle mogelijkheid om met [gedaagde] te communiceren, wat dan van [gedaagde] verwacht had mogen worden.
4.7.
Ten aanzien van de formaldehyde kan met de in deze procedure aanwezige gegevens slechts worden geconcludeerd dat het er op lijkt dat er enige tijd in sommige woningen van De Woonmensen in een inbouwkast een verhoogde concentratie formaldehyde aanwezig is geweest. Een onderzoek van de GGD uit 2015 benoemt dit. De Woonmensen heeft naar aanleiding van dit rapport kennelijk passende maatregelen genomen, zodat de concentratie volgens het onderzoek van november 2019 inmiddels binnen de toegestane waarden blijft.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat in zijn woning een dergelijke inbouwkast niet aanwezig is of is geweest. In zoverre is dan ook onbegrijpelijk dat de situatie voor grote stress bij [gedaagde] heeft gezorgd. Het mag zo zijn dat [gedaagde] zich de situatie van ander bewoners aantrekt en voor hun belangen meent te moeten opkomen, maar de in deze procedure aanwezige gegevens ten aanzien van de formaldehydeconcentraties rechtvaardigen de felheid waarmee hij dat doet niet.
4.8.
[gedaagde] voert nog aan dat hij een brief heeft ontvangen van De Woonmensen over de formaldehyde, met daarop een telefoonnummer voor nadere vragen. Toen hij belde werd hem te kennen gegeven dat hij een contactverbod heeft en werd de verbinding verbroken. Ook dat leverde stress op. De Woonmensen heeft, zo stelt zij, via een brief alle bewoners van de Zadelmakersdonk op de hoogte gesteld van de bevindingen rond de formaldehyde en hen een bon van de bouwmarkt aangeboden om de inbouwkast te schilderen, of aangeboden het te laten schilderen. Kennelijk is die brief ook bij [gedaagde] bezorgd. Voor zover dit eenmalig misverstand over de contact(on)mogelijkheden stress heeft veroorzaakt bij [gedaagde] is dat te betreuren. Het geheel van de uitlatingen van [gedaagde] kan daardoor niet verklaard worden.
4.9.
De vochtproblemen in zijn woning heeft [gedaagde] zelf aan de orde gesteld in de door hem begonnen procedure die heeft geleid tot het vonnis van 18 april 2018. Aan het bevolen onderzoek wordt in opdracht van De Woonmensen gewerkt. Vooralsnog is niet in te zien waarom dit voor (extra) stress bij [gedaagde] aanleiding zou moeten zijn. Ook over de kwestie van de hennepplanten loopt een procedure. Het is wel invoelbaar dat het feit dat er een procedure loopt enige stress oplevert, maar tot nu toe heeft [gedaagde] in beide procedures een voor hem gunstig vonnis ontvangen. Het kan De Woonmensen niet worden kwalijk genomen dat ze hoger beroep hebben ingesteld tegen een volgens haar onjuiste beslissing. Zij hoeft niet van dit recht af te zien uitsluitend om [gedaagde] stress te besparen.
4.10.
Zoals onder 4.5 overwogen is voorshands ruim voldoende aannemelijk dat sprake is van onrechtmatige uitlatingen in de vlogs en schending van het contactverbod en daarmee ook van wanprestatie in de huurovereenkomst
In een bodemprocedure zal dit aanleiding kunnen zijn voor ontbinding van de huurovereenkomst, maar in die procedure zal ook een belangenafweging moeten plaatsvinden. Gelet op de aard van het gedrag en de duur daarvan en de eerdere waarschuwingen kan ontbinding van de huurovereenkomst een effectieve, geloofwaardige en passende reactie zijn op het onrechtmatig gedrag van [gedaagde]. Anderzijds heeft een huurder uiteraard groot belang bij het hebben en behouden van huisvesting en zal een ontbinding van een huurovereenkomst kunnen leiden tot grote persoonlijke problemen, waaronder dakloosheid. Deze afweging dient in de bodemprocedure plaats te vinden, maar vooralsnog is aannemelijk dat deze afweging zal kunnen leiden tot ontbinding van de overeenkomst.
4.11.
De Woonmensen vordert ook enkele verboden en geboden uit te spreken, waarmee de vlogs niet langer zichtbaar/hoorbaar zullen zijn en verdere ongewenste en onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] expliciet worden verboden. [gedaagde] heeft tegen de toewijzing daarvan geen bezwaar gemaakt. Hij heeft zelf voorgesteld dat de contacten met De Woonmensen voortaan via zijn begeleidster zullen lopen en zich bereid verklaard de gewraakte uitlatingen te verwijderen.
Niet uitgesloten kan worden, dat het toewijzen van de ge- en verboden waartegen geen verweer is gevoerd, zal leiden tot het stoppen van het onrechtmatig gedrag en wellicht tot een (aanmerkelijke) verbetering van de onderlinge verhoudingen. Ook speelt een rol dat de wanprestatie niet gericht is tegen de woning of het directe woongenot van derden/andere huurders van De Woonmensen, maar tegen de goede naam van De Woonmensen en het belang van haar werknemers, waaraan met de ge- en verboden tegemoet wordt gekomen. Dit kan relevant zijn voor de bedoelde belangenafweging in een bodemprocedure. Aan [gedaagde] zal de kans gegeven worden om die belangenafweging positief te beïnvloeden. Om die reden zal thans de ontruimingsvordering niet toegewezen worden. Aan de gevorderde dwangsommen, waartegen geen verweer is gevoerd, zal een maximum van
€ 5.000,00 per ge-/verbod worden verbonden.
4.12.
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van De Woonmensen tot op heden worden vastgesteld op € 101,05 explootkosten, € 121,00 vast recht en € 480,00 salaris van de gemachtigde. Het nasalaris wordt begroot op € 120,00, te vermeerderen met explootkosten als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
5
5. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
5.1.
verbiedt [gedaagde] om, anders dan per gewone post of via het e-mailadres
info@woonmensen.nl, contact te zoeken met De Woonmensen en/of aan De Woonmensen
verbonden medewerkers en/of hen lastig te vallen in de ruimste zin van het woord, anders dan in het kader van een gerechtelijke procedure, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per overtreding, tot een maximum van € 5.000,00,
5.2.
verbiedt [gedaagde] zich negatief, in de ruimste zin van het woord, daaronder uitdrukkelijk begrepen beledigingen, intimidaties en dreigementen, en in welke context dan ook, uit te laten over De Woonmensen en/of aan De Woonmensen verbonden personen, zulks mondeling, schriftelijk of via welke wijze van communicatie dan ook, waaronder begrepen e-mail en internetverkeer, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van
€ 250,00 per overtreding, tot een maximum van € 5.000,00,
5.3.
gebiedt [gedaagde] ervoor zorg te dragen binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de door hem op Facebook geplaatste video’s zoals vermeld in productie 28 bij de dagvaarding, zodanig te bewerken dat de in productie 29 bij de dagvaarding onderstreepte passages daarin niet meer hoorbaar zijn, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat [gedaagde] dit verbod overtreedt, tot een maximum van
€ 5.000,00,
5.4
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de zijde van De Woonmensen tot op heden worden vastgesteld op € 101,05 explootkosten, € 121,00 vast recht en € 480,00 salaris van de gemachtigde, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling niet binnen veertien dagen na heden is gevolgd, en in het nasalaris, dat wordt begroot op € 120,00, te vermeerderen met explootkosten als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.