Parketnummer : 05/720344-16
Datum uitspraak : 30 januari 2018
vonnis van de meervoudige kamer
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2018.
1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van december 2014 tot en met juni 2016 in de gemeente Apeldoorn, althans (in ieder geval) in Nederland, (telkens) (een) geheim(en), waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten (als) politieambtenaar, verplicht was te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden, door (telkens) personen en/of informatie te bevragen in de computersystemen van de politie en/of (vervolgens) (telkens) de aangetroffen gegevens over deze personen en/of verkregen informatie door te spelen en/of te verstrekken aan een ander en/of anderen, te weten [naam 1]
en/of [naam 2] en/of [naam 3] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , p. 10 en 11;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , p. 17-19;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2018.
3 Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van december 2014 tot en met juni 2016 in de gemeente Apeldoorn, althans (in ieder geval) in Nederland, (telkens) (een) geheim(en), waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten (als) politieambtenaar, verplicht was te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden, door (telkens) personen en/of informatie te bevragen in de computersystemen van de politie en/of (vervolgens) (telkens) de aangetroffen gegevens over deze personen en/of verkregen informatie door te spelen en/of te verstrekken aan een ander en/of anderen, te weten [naam 1]
en/of [naam 2] en/of [naam 3] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
7 Overwegingen ten aanzien van de straf
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft in zijn strafeis meegewogen dat er lange tijd is verstreken tussen het gepleegde feit en de behandeling van de zaak.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen verweer gevoerd omtrent de strafmaat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid van surveillant bij de politie meermalen en gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim. Hij heeft informatie over voertuigen en personen in de computersystemen van de politie opgevraagd en heeft deze, soms zeer gevoelige, informatie met derden gedeeld. Verdachte was ervan op de hoogte dat hij hierdoor zijn geheimhoudingsplicht schond. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts overweegt de rechtbank dat een politieambtenaar, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving inneemt. Om die reden wordt van een politieambtenaar volledige integriteit verwacht. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de maatschappij in de politie mag en moet kunnen hebben.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte, blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 28 november 2017, nog niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte zich, blijkens zijn verklaring ter zitting en zoals volgt uit het reclasseringsadvies van 4 januari 2018, inmiddels bewust is van de ernst van zijn gedrag en de gevolgen hiervan. Er is sprake van een positieve gedragsverandering waardoor de kans op herhaling als laag wordt ingeschat. Ten slotte wordt in het advies opgemerkt dat een taakstraf verdachte, gezien zijn functie, in een lastige situatie kan brengen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een geldboete in deze zaak passend en geboden is. Zij zal aan verdachte een geldboete opleggen van € 1.500,--.
9 De beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
- een geldboete van € 1.500,-- (vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. T.C. Henniphof en mr. S.A. van Hoof (rechters) in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher (griffier) en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2018.
|
|
|
|
|
|
|
|
|