1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2013 tot en met 13 augustus 2013 te Apeldoorn, althans te Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld van in totaal ongeveer 27.520,- euro, althans enig geldbedrag, en/of (een) personenauto('s) van het merk [naam 1] cabriolet met kenteken [kenteken 1] en/of het merk [naam 2] met het kenteken [kenteken 2] hierin bestaande dat verdachte en/of haar medeverdachte(n) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid aan [slachtoffer] heeft verteld - dat zij als wijkverpleegkundige bij [naam 9] (gevestigd aan de [adres 2] te Apeldoorn) werkte en/of had gewerkt en/of - dat zij 1500,- per maand huur moest betalen voor een stacaravan op vakantiepark de [naam 3] en hiervoor werkte als prostituee en/of - dat zij wilde stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en dat zij hiervoor een geldbedrag van in totaal ongeveer 5.000,- euro, althans enig geldbedrag, nodig had om haar pooier af te betalen en/of - haar moeder ernstig ziek was en/of - haar ouders schulden hadden en/of - een personenauto van het merk [naam 2] (met kenteken [kenteken 2] ), total loss was gereden door een ongeval, en zich aldus heeft voorgedaan als ' [naam 4] ' (zijnde de partner ter goeder trouw van [slachtoffer] ), waardoor die [slachtoffer] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; Deeldossier [naam 5]
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 5 augustus 2013 te Apeldoorn, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een) geldautoma(a)t(en) en/of pinautoma(a)t(en) en/of door middel van internetbankieren via bankrekeningnr. [rekeningnummer 1] heeft weggenomen (een) geldbedrag(en), van in totaal ongeveer 15.898,29 euro, toebehorende aan [slachtoffer] , althans aan een ander of anderen dan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich het weg te nemen geldbedrag, althans goed, onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel; Deeldossier [naam 5]
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 5 augustus 2013 te Apeldoorn, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van ABN Amro bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] ten name van [naam 6] (gevestigd te [adres 3] ), (telkens) heeft/hebben weggenomen (een) geldbedrag(en), van in totaal ongeveer 43.780,46 euro, althans enig geldbedrag, toebehorende aan [naam 6]
, althans aan een ander of anderen dan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich (telkens) het weg te nemen geldbedrag, 43.780,46 euro, althans enig geldbedrag, onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel; Deeldossier [naam 7]
zij in of omstreeks de periode 17 april 2013 tot en met 13 augustus 2013, te
Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt),
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of verdachtes mededader(s), telkens een
voorwerp, te weten een geldbedrag(en), (in totaal zijnde een geldbedrag van
ongeveer 71.300,46 (27.520,- euro + 43.780,46 euro) verworven en/of voorhanden
gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat geldbedrag(en)
gebruik gemaakt, terwijl zij en/of verdachtes mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en),
(telkens) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; Deeldossier [naam 5]
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 17 april 2013 tot en met 13 augustus 2013 verrichtte verdachte prostitutiewerkzaamheden en was de heer [slachtoffer] , wonende te Apeldoorn, haar klant2.
Verdachte heeft aan [slachtoffer] meegedeeld:
- dat zij € 1.500,- per maand huur moest betalen voor een stacaravan op vakantiepark De [naam 3]3 en dat ze hiervoor werkte als prostituee;
- dat zij wilde stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en dat zij hiervoor een geldbedrag van in totaal ongeveer € 5.000,00 euro nodig had om haar pooier af te betalen4;
- dat haar moeder ernstig ziek was en dat haar ouders schulden hadden5.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit leugens waren.
Verdachte heeft zich bij [slachtoffer] voorgedaan als ‘ [naam 4] ’6, een goede vriendin die een langdurige relatie met hem wilde7.
[slachtoffer] heeft aan verdachte meerdere malen geldbedragen gegeven dan wel geleend en haar zijn pinpas met pincode gegeven. Ook heeft hij twee auto’s voor haar gekocht, te weten een [naam 2] (met kenteken [kenteken 2] ) en een [naam 1] cabriolet (met kenteken [kenteken 1] )8.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van aangever [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte ook voor bewezen diensten en als gift geldbedragen van [slachtoffer] heeft ontvangen, zodat niet alle door [slachtoffer] afgegeven bedragen onder valse voorwendselen zijn gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Voor het antwoord op de vraag of [slachtoffer] door de leugens van verdachte werd bewogen tot de afgifte van geld en auto’s, komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer (HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600).
De verdachte heeft leugenachtige mededelingen gedaan met de bedoeling om het slachtoffer te bewegen tot afgifte van geldbedragen en tot de aankoop van de [naam 2] en de [naam 1] cabriolet voor haar. De rechtbank beziet deze leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang en overweegt daarover het volgende.
Verdachte heeft bewust misbruik gemaakt van de verliefdheid van [slachtoffer] . Zij liet hem geloven dat zij zijn vriendin was, althans dat zij een bestendige relatie hadden. Ook liet ze hem geloven dat zij uit de prostitutie wilde maar dat zij en haar ouders schulden hadden, dat zij werd bedreigd9 en dat haar moeder ernstig ziek was. [slachtoffer] , die nog nooit een relatie/vriendin had gehad en heel graag met haar een toekomst wilde opbouwen10, werd hierdoor bewogen om verdachte, naast de vergoeding voor haar diensten, geldbedragen te geven dan wel te laten opnemen van zijn rekening met zijn pinpas. Ook werd hij hierdoor bewogen twee auto’s voor haar te kopen, te weten een [naam 2] en een [naam 1] cabriolet. De [naam 1] cabriolet, kocht [slachtoffer] voor verdachte nadat zij had verteld dat zij de [naam 2] total loss had gereden bij een ongeval11.
Naar het oordeel van de rechtbank laat het handelen van de verdachte zich kwalificeren als oplichting in de zin van artikel 326, eerste lid, Sr.
De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan
oplichting. Dat [slachtoffer] ook geld aan verdachte heeft gegeven ter betaling van door haar verrichte diensten, doet daar niet aan af.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 486, 488-490 en p.492;
- schriftelijke bescheiden inhoudende een bankafschrift en bericht van de bank p. 492 en p.499;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2017.
Verdachte heeft de bankpas en pincode van de bankrekening van [slachtoffer] aan medeverdachte [medeverdachte 1] verstrekt. Medeverdachte [medeverdachte 1] maakte gebruik van bankpas en pincode van verdachte12.
Op 5 augustus 2013 is de opnamelimiet van de voornoemde bankpas van [slachtoffer] verhoogd vanaf een IP adres dat op naam staat van medeverdachte [medeverdachte 1]13. Bij een van de geldautomaten waar geld op 5 augustus 2013 van de bankrekening van [slachtoffer] is opgenomen is medeverdachte [medeverdachte 1] herkend van camerabeelden door een verbalisant.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachte die bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de diefstal. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens de [naam 8] te Scherpenzeel, p. 63-65;
- het proces-verbaal van verhoor van gemachtigde aangever [aangever 2] p. 565-567;
- het proces-verbaal van bevindingen p. 706-708;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2017.
In de ten laste gelegde periode heeft verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1] verteld dat [slachtoffer] beheerder was van de bankrekening van de [naam 8] ( [naam 8] )14. Verdachte heeft aan [slachtoffer] de bankpas en de pincode van deze bankrekening gevraagd en gekregen. Deze bankpas en pincode heeft zij doorgegeven aan de medeverdachte inclusief het apparaatje waarmee geld van deze rekening kon worden overgeboekt naar andere bankrekeningen15. Op 5 augustus 2013 hebben er overboekingen plaatsgevonden vanaf de bankrekening van de [naam 8] en daarbij is gebruik gemaakt van een IP-adres dat op naam staat van medeverdachte [medeverdachte 1]16. Ook zijn er bedragen van de rekeningen van [naam 8] overgeboekt naar onder andere de bankrekening ten name van medeverdachte [medeverdachte 1]17.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten die bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens de [naam 8] te Scherpenzeel, p. 63-65;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 57-61;
- het proces-verbaal van bevindingen met bijlage p. 706-709;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2017.
In de ten laste gelegde periode heeft verdachte zowel de bankpas en pincode van de bankrekening van [slachtoffer] als de bankpas en pincode, inclusief apparaat voor het doen van overboekingen, van de bankrekening van de [naam 8] aan medeverdachte [medeverdachte 1] verstrekt.
Er is diverse malen geld overgemaakt van de bankrekening van [slachtoffer] naar de bankrekening van verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 1] maakte gebruik van de bankpas en de pincode van verdachte18. Voor de overboekingen op 5 augustus 2013 vanaf de bankrekening van de [naam 8] is gebruik gemaakt van een IP-adres dat op naam staat van medeverdachte [medeverdachte 1]19. Ook zijn er bedragen van de rekeningen van [naam 8] overgeboekt naar onder andere de bankrekeningen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]20. Op 5 augustus 2013 wordt er van de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 1] in totaal € 11.100,00 contant opgenomen en € 1.500,00 afgeschreven bij betaalautomaten van casino’s en een wedkantoor21. Op 5 augustus 2013 is van de bankrekening van [medeverdachte 1] € 4.066,00 overgemaakt naar de rekening van verdachte 22. Op 5 augustus 2013 wordt er van de bankrekening van verdachte in totaal
€ 1.000,00 opgenomen bij betaalautomaten23.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten. Zij hebben van diefstal afkomstige gelden overgemaakt op verschillende rekeningen, en hebben deze geldbedragen vervolgens opgenomen.
3 Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2013 tot en met 13 augustus 2013 te Apeldoorn, althans te Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld van in totaal ongeveer 27.520,- euro, althans enig geldbedrag, en/of (een) personenauto('s) van het merk [naam 1] cabriolet met kenteken [kenteken 1] en/of het merk [naam 2] met het kenteken [kenteken 2] hierin bestaande dat verdachte en/of haar medeverdachte(n) met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid aan [slachtoffer] heeft verteld - dat zij als wijkverpleegkundige bij [naam 9] (gevestigd aan de [adres 2] te Apeldoorn) werkte en/of had gewerkt en/of - dat zij 1500,- per maand huur moest betalen voor een stacaravan op vakantiepark de [naam 3] en hiervoor werkte als prostituee en/of - dat zij wilde stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en dat zij hiervoor een geldbedrag van in totaal ongeveer 5.000,- euro, althans enig geldbedrag, nodig had om haar pooier af te betalen en/of - haar moeder ernstig ziek was en/of - haar ouders schulden hadden en/of - een personenauto van het merk [naam 2] (met kenteken [kenteken 2] ), total loss was gereden door een ongeval, en zich aldus heeft voorgedaan als ' [naam 4] ' (zijnde de partner ter goeder trouw van [slachtoffer] ), waardoor die [slachtoffer] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 5 augustus 2013 te Apeldoorn, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een) geldautoma(a)t(en) en/of pinautoma(a)t(en) en/of door middel van internetbankieren via bankrekeningnr. [rekeningnummer 1] heeft weggenomen (een) geldbedrag(en), van in totaal ongeveer 15.898,29 euro, toebehorende aan [slachtoffer] , althans aan een ander of anderen dan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich het weg te nemen geldbedrag, althans goed, onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 5 augustus 2013 te Apeldoorn, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van ABN Amro bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] ten name van [naam 6] (gevestigd te [adres 3] ), (telkens) heeft/hebben weggenomen (een) geldbedrag(en), van in totaal ongeveer 43.780,46 euro, althans enig geldbedrag, toebehorende aan [naam 6]
, althans aan een ander of anderen dan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich (telkens) het weg te nemen geldbedrag, 43.780,46 euro, althans enig geldbedrag, onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
zij in of omstreeks de periode 17 april 2013 tot en met 13 augustus 2013, te
Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt),
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of verdachtes mededader(s), telkens een
voorwerp, te weten een geldbedrag(en), (in totaal zijnde een geldbedrag van
ongeveer 71.300,46 (27.520,- euro + 43.780,46 euro) verworven en/of voorhanden
gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van die/dat geldbedrag(en)
gebruik gemaakt, terwijl zij en/of verdachtes mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en),
(telkens) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder het onder de feiten 1 tot en met 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in inverzekeringstelling doorgebracht alsmede een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, met als bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van artikel 9a Sr. Daarbij heeft zij gewezen op het nonpunishment-beginsel als bedoeld in artikel 26 van het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, waarin wordt voorzien in de mogelijkheid om aan slachtoffers van mensenhandel geen straf op te leggen voor hun betrokkenheid bij onrechtmatige handelingen waartoe zij gedwongen zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 december 2016;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 17 januari 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere, ernstige, vermogensdelicten.
Verdachte, die prostitutiewerkzaamheden verrichtte, heeft haar klant [slachtoffer] opgelicht en tezamen met anderen in totaal een groot bedrag van hem gestolen. [slachtoffer] was een klant van verdachte, maar verkeerde door haar geraffineerde manier van doen in de veronderstelling dat zij een relatie hadden. Bovendien heeft zij met de bankpas van de [naam 8] tezamen met anderen grote bedragen van de rekening van de [naam 8] , die [slachtoffer] beheerde, gestolen. Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Verdachte heeft deze feiten gedurende een periode van 4 maanden op geraffineerde wijze gepleegd.
Uit de processtukken en uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat verdachte de voornoemde feiten onder dwang of druk van anderen heeft verricht.
De rechtbank merkt hierover op dat uit de eigen verklaringen van verdachte in combinatie met haar bericht in haar dagboek/blog van 19 oktober 2013 blijkt dat verdachte haar prostitutiewerkzaamheden in ieder geval tot die datum vrijwillig verrichtte met het doel snel veel geld te verdienen en dat deze datum van 19 oktober 2013 na de ten laste gelegde periode ligt. Weliswaar werd verdachte, naar haar zeggen, aangezet tot deze strafbare feiten door haar pooier, maar niet is gebleken dat zij hier onvrijwillig aan heeft meegewerkt. De rechtbank neemt verdachte deze handelwijze kwalijk.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het vrijwel blanco strafblad van verdachte, de ouderdom van de feiten en dat verdachte spijt heeft van haar handelen alsmede het reclasseringsadvies. De Reclassering Nederland heeft geconcludeerd dat verdachte kampt met een persoonlijkheidsproblematiek en dat dit haar in combinatie met relatieproblemen en schulden kwetsbaar maakte.
De rechtbank vindt in de ernst van de feiten redenen om verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen van langere duur dan door de officier van justitie is geëist alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. Hieraan zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een reclasseringstoezicht verbinden, alsmede een meldplicht en het volgen van een ambulante behandeling.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen de heer [slachtoffer] en [naam 8] [naam 6] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de respectievelijke onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
Gevorderd worden bedragen van in totaal respectievelijk € 92.877,27 en € 26.434,82.
Ten aanzien van benadeelde partij [naam 8] [naam 6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 8] [naam 6] hoofdelijk toe te wijzen tot het bedrag van € 26.537,53, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 138 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het strafmaatverweer heeft de verdediging verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren nu de gevorderde bedragen niet direct herleidbaar zijn tot een strafbaar feit van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ten aanzien van de aanwezige schade onvoldoende is onderbouwd, nu door medeverdachte [medeverdachte 1] is verklaard dat hij in een civielrechtelijke procedure reeds is veroordeeld tot schadevergoeding, en de vordering op geen enkele wijze melding maakt van een eventuele reeds toegekende schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat daardoor niet zonder meer duidelijk is welke schade (nog) voor vergoeding in aanmerking komt. Dat maakt dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, en dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaard zal worden in haar vordering.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] hoofdelijk toe te wijzen tot het totaalbedrag van € 90.035,47 waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het strafmaatverweer heeft de verdediging verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder de feiten 1 tot en met 4 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 15.898,29 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient hoofdelijk tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De door de benadeelde partij opgevoerde schade bestaat uit geldbedragen die de benadeelde partij heeft overgemaakt naar de privérekening van verdachte en uit geldbedragen die de benadeelde partij zou hebben uitgegeven voor verdachte. Vast staat evenwel dat verdachte ook (seksuele) diensten voor de benadeelde partij heeft verricht en dat de benadeelde partij hiervoor (ook giraal) heeft betaald. Onduidelijk is welke bedragen de benadeelde hiervoor verschuldigd was. De rechtbank acht daarom onvoldoende onderbouwd welk deel van de als schade opgevoerde bedragen toe te rekenen is aan de bewezen strafbare feiten.
De vordering tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand voor de benadeelde partij zal de rechtbank enkel toewijzen voor zover dat betrekking heeft op de gemachtigde die de benadeelde partij in deze procedure heeft bijgestaan, onder toepassing van het liquidatietarief in kantonzaken, ter hoogte van twee punten (één voor het opstellen van het voegingsformulier en één voor de aanwezigheid ter terechtzitting, waarbij één punt wordt begroot op € 452,00. De meer of anders gevorderde proceskosten zullen worden afgewezen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partijen, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en deels toegewezen vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 5 augustus 2013.
9 De beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt, dat deze gevangenisstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haarmedewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- haar medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis op werkdagen tussen 13:00 uur en 16:30 uur, zal melden bij de Reclassering Nederland, adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verplicht is medewerking te verlenen aan het vaststellen van een diagnose en zich vervolgens te laten behandelen bij Altrecht of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 8] [naam 6]
verklaart de benadeelde partij [naam 8] [naam 6]
niet-ontvankelijk in haar vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 15.898,29 (vijftienduizend achthonderd achtennegentigduizend euro en negenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 904,00;
- -
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 15.898,29 (vijftienduizend achthonderd achtennegentigduizend euro en negenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 114 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- -
verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag aan de benadeelde partij of de Staat is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
- -
bepaalt dat, indien veroordeelde of haar mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde of haar mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen (voorzitter), mr. S. Kropman en mr. H.G. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2017.
|
|
|
|
|
|
|
|
|