3.1.
[eiser] vordert in conventie – na een aanvulling van eis – dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de stichting:
1. de (afval)containers die nu op het parkeerterrein behorende tot het gebouw aan de [adres 3] staan zodanig verplaatst dat [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden op dit parkeerterrein werkzaamheden kan/kunnen verrichten en een kraan, containers en een bouwkeet kan/kunnen plaatsen op een wijze als nodig is om de bouwwerkzaamheden aan de onroerende zaken aan de [adres 1] te verrichten en deze (afval)containers verplaatst te houden voor de duur van de bouwwerkzaamheden,
2. [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden toe laat tot en gedoogt op het parkeerterrein behorende tot het gebouw aan de [adres 3] en wel voor de duur van de bouwwerkzaamheden en dat de stichting zo nodig haar medewerking verleent door de toegang naar dit parkeerterrein te verschaffen,
3. dient toe te laten en te gedogen dat [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden op het parkeerterrein tot het gebouw aan de [adres 3] een kraan, containers en een bouwkeet plaatst om daarmee bouwwerkzaamheden te verrichten aan het onroerend goed aan de [adres 1] en deze zaken daarop geplaatst houdt gedurende de duur van de bouwwerkzaamheden,
4. dient toe te laten en te gedogen dat een bouwhek wordt geplaatst op de grond van de stichting primair zoals weergegeven op de tekening overgelegd als productie 3 en subsidiair zoals weergegeven op de tekeningen overgelegd als productie 6a en 6b,
5. dient toe te laten en te gedogen dat [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden daadwerkelijk bouwwerkzaamheden verrichten aan het onroerend goed aan de [adres 1] ,
6. aan [eiser] een bedrag van € 1.000,00 verschuldigd is voor elke dag of gedeelte daarvan waarop de stichting het hiervoor genoemde gebruik redelijkerwijs onmogelijk maakt, althans niet toelaat en/of niet duldt,
7. wordt veroordeeld in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten van het exploot van betekening en het nasalaris advocaat in verband daarmee.