Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2016:7132

Rechtbank Gelderland
23-12-2016
28-02-2017
C/05/311546/KG ZA 16-535
Civiel recht
Kort geding

Kort geding. Artikel 5:56 BW. Tijdelijk gebruik maken van andere onroerende zaak voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van onroerende zaak. Behoorlijke kennisgeving. Schadeloosstelling. Gewichtige redenen om het gebruik te weigeren.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/311546 / KG ZA 16-535

Vonnis in kort geding van 23 december 2016

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te Barneveld,

eiser in conventie,

verweerder in voorwaardelijke reconventie,

advocaat mr. J.I. Veldhuis-Lampe te Meppel,

tegen

de stichting

STICHTING DE BLAUWE REIGER,

statutair gevestigd te Amsterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in voorwaardelijke reconventie,

advocaat mr. N.B.M. [naam 2] te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiser] en de stichting genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 29 november 2016 met de producties 1 t/m 11

- de brief van de stichting van 6 december 2016 met de producties 1 t/m 23

- het e-mailbericht van 7 december 2016 van de stichting met daarbij een conclusie van (voorwaardelijke) eis in reconventie

- het e-mailbericht van 7 december 2016 van [eiser] met productie 12

  • -

    de mondelinge behandeling op 8 december 2016

  • -

    de pleitnota van [eiser]

  • -

    de pleitnota van de stichting

  • -

    de aanvulling van eis in conventie

  • -

    de aanhouding ten behoeve van schikkingsonderhandelingen

  • -

    de brief van [eiser] van 16 december 2016 waarin wordt verzocht om vonnis te wijzen

  • -

    de e-mailberichten van 16 en 17 december 2016 van de stichting waarin wordt medegedeeld dat er geen overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden en dat om vonnis wordt verzocht.

1.2.

Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is op 23 december 2016 vonnis gewezen. Hierna zullen de overwegingen van dat vonnis worden gegeven.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [adres 1] te Barneveld en verhuurt deze. Aan de [adres 2] is een gezondheidscentrum (waaronder een apotheek) gevestigd. Omdat het pand is gedateerd en zich niet langer in goede staat bevindt, wil [eiser] het verbouwen en tevens uitbreiden. Het bruto vloeroppervlak van het pand wordt hiermee uitgebreid van 322 m2 naar 572 m2. [eiser] heeft voor de verbouwing van het pand de benodigde vergunningen aangevraagd en verkregen.

2.2.

De stichting is eigenaar van de aangrenzende onroerende zaak gelegen aan de [adres 3] . Hiertoe behoort een parkeerterrein (bestaande uit 27 parkeerplaatsen), dat is gelegen tussen de onroerende zaak van de stichting en het pand van [eiser] .

Het UWV huurt met ingang van 1 maart 2007 een deel van de onroerende zaak inclusief tien parkeerplaatsen van de stichting voor een aanvangshuurprijs van € 230.998,00 per jaar. De huurovereenkomst loopt af op 28 februari 2017, maar het UWV gebruikt het pand al enige tijd niet meer (volledig), omdat zij inmiddels elders is gevestigd. Twee personen zijn thans in het pand als ‘anti kraak’ woonachtig via leegstandsbeheerder Alvast B.V. De stichting wil het kantoorgebouw aan de [adres 4] met ingang van 1 maart 2017 opnieuw verhuren.

2.3.

Op 9 juni 2016 heeft [naam 1] namens [eiser] per e-mailbericht aan de makelaar van de stichting toestemming gevraagd om gebruik te mogen maken van (een deel van) het parkeerterrein teneinde bouwwerkzaamheden aan het pand van [eiser] te kunnen uitvoeren.

2.4.

Bij e-mailbericht van 19 oktober 2016 heeft [naam 1] namens [eiser] de stichting verzocht om (volgens een bijgevoegde tekening) gebruik te mogen maken van haar parkeerterrein.

2.5.

Bij e-mailberichten van 26 oktober 2016 (13:12, 14:00 en 14:47 uur) heeft de heer [naam 2] bestuurder en advocaat van de stichting, hierop afwijzend gereageerd.

2.6.

Op diezelfde dag heeft [eiser] [naam 2] bericht dat hij graag wil overleggen en dat hij bereid is om een vergoeding te betalen voor het gebruik van een deel van de parkeerplaatsen.

2.7.

Op 2 november 2016 heeft [naam 2] [eiser] gevraagd om een concreet voorstel.

2.8.

Per e-mail van 6 november 2016 heeft [eiser] [naam 2] een aangepaste tekening van de bouwplaats gestuurd. Op die tekening is weergegeven in welke weken en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van de parkeerplaatsen.

2.9.

Op 8 november 2016 heeft [naam 2] [eiser] medegedeeld dat de stichting haar medewerking weigert.

2.10.

De advocaat van [eiser] heeft de stichting bij brief van 14 november 2016, tevens verstuurd per e-mail, verzocht om medewerking te verlenen aan het uitvoeren van de bouwplannen van [eiser] .

2.11.

Bij e-mailbericht van 16 november 2016 heeft de stichting [eiser] bericht dat zij niet in kennis is gesteld van het voornemen van [eiser] om het pand te gaan verbouwen, dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de bouwplannen en dat zij geen ongeclausuleerde toestemming geeft voor het betreden/gebruiken van haar terrein.

2.12.

De advocaat van [eiser] heeft de stichting bij brief van 18 november 2016, tevens verstuurd per e-mail, nogmaals de tekeningen van de bouwplannen gestuurd met daarbij een toelichting (inclusief tijdspad) op de te verrichten werkzaamheden.

2.13.

Diezelfde dag heeft [naam 2] de advocaat van [eiser] medegedeeld dat het de stichting nog steeds niet duidelijk is welke consequenties de bouwplannen van [eiser] voor haar hebben, dat de stichting een nieuw, duidelijk voorstel (inclusief een garantie voor de schade) wenst te zien dat op 21 november 2016 besproken kan worden.

2.14.

[naam 2] heeft de advocaat van [eiser] bij e-mail van 21 november 2016 bericht dat hij heeft geconstateerd dat er niet is gereageerd op zijn voorstel en dat hij evenmin een schriftelijk voorstel heeft mogen ontvangen. De advocaat van [eiser] heeft [naam 2] diezelfde dag per e-mail een concept dagvaarding gestuurd.

3 Het geschil in conventie

3.1.

[eiser] vordert in conventie – na een aanvulling van eis – dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de stichting:

1. de (afval)containers die nu op het parkeerterrein behorende tot het gebouw aan de [adres 3] staan zodanig verplaatst dat [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden op dit parkeerterrein werkzaamheden kan/kunnen verrichten en een kraan, containers en een bouwkeet kan/kunnen plaatsen op een wijze als nodig is om de bouwwerkzaamheden aan de onroerende zaken aan de [adres 1] te verrichten en deze (afval)containers verplaatst te houden voor de duur van de bouwwerkzaamheden,

2. [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden toe laat tot en gedoogt op het parkeerterrein behorende tot het gebouw aan de [adres 3] en wel voor de duur van de bouwwerkzaamheden en dat de stichting zo nodig haar medewerking verleent door de toegang naar dit parkeerterrein te verschaffen,

3. dient toe te laten en te gedogen dat [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden op het parkeerterrein tot het gebouw aan de [adres 3] een kraan, containers en een bouwkeet plaatst om daarmee bouwwerkzaamheden te verrichten aan het onroerend goed aan de [adres 1] en deze zaken daarop geplaatst houdt gedurende de duur van de bouwwerkzaamheden,

4. dient toe te laten en te gedogen dat een bouwhek wordt geplaatst op de grond van de stichting primair zoals weergegeven op de tekening overgelegd als productie 3 en subsidiair zoals weergegeven op de tekeningen overgelegd als productie 6a en 6b,

5. dient toe te laten en te gedogen dat [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden daadwerkelijk bouwwerkzaamheden verrichten aan het onroerend goed aan de [adres 1] ,

6. aan [eiser] een bedrag van € 1.000,00 verschuldigd is voor elke dag of gedeelte daarvan waarop de stichting het hiervoor genoemde gebruik redelijkerwijs onmogelijk maakt, althans niet toelaat en/of niet duldt,

7. wordt veroordeeld in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten van het exploot van betekening en het nasalaris advocaat in verband daarmee.

3.2.

De stichting voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.

De stichting vordert in voorwaardelijke reconventie – voor zover de vorderingen in conventie geheel of gedeeltelijk worden toegewezen en [eiser] in verband met door hem te verrichten werkzaamheden het terrein van de stichting zal (doen) betreden en gebruiken – dat de voorzieningenrechter

I. [eiser] veroordeelt tot het betalen van schadevergoeding van € 16.229,12 (incl. btw) per maand, dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag voor elke maand, dan wel naar rato voor elk gedeelte van een maand, dat [eiser] het terrein zal (doen) betreden en gebruiken tot het tijdstip dat het terrein niet meer betreden en gebruikt wordt in verband met de werkzaamheden, steeds te betalen voorafgaand aan de maand, waarin de werkzaamheden verricht zullen worden, waarbij de eerste betaling betrekking heeft op het restant van de betreffende maand,

II. [eiser] veroordeelt om voorafgaand aan de werkzaamheden zorg te dragen voor een ten name van de stichting gestelde bankgarantie van een hier te lande gevestigde gerenommeerde bankinstelling voor een bedrag van € 25.000,00, dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag, in verband met schade aan het terrein van de stichting, welke het gevolg is van de werkzaamheden, welke bankgarantie geldig dient te zijn totdat de stichting heeft meegedeeld ter zake niets van [eiser] te vorderen te hebben of totdat in geval van een geschil daarover bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak op het geschil is beslist,

III. [eiser] veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente indien algehele voldoening binnen de bedoelde termijn uitblijft.

4.2.

[eiser] voert verweer.

4.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling in conventie

5.1.

Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is ook niet door de stichting weersproken.

5.2.

Het gaat in deze zaak kort samengevat om het volgende. [eiser] , eigenaar van het pand aan de [adres 1] , wil dit uitbreiden en verbouwen en heeft daartoe een vergunning verkregen. De stichting is eigenaar van het naastgelegen pand aan de [adres 3] en van het tussen de panden van [eiser] en de stichting gelegen parkeerterrein. Om het pand te kunnen verbouwen dient/dienen [eiser] , althans de door hem ingeschakelde derden, te worden toegelaten tot (een deel van) het parkeerterrein van de stichting. Voor de verbouwing is het nodig dat in de omgeving van het pand een kraan, een keet, meerdere containers en een bouwhek worden geplaatst. De stichting heeft de toegang tot het parkeerterrein alsmede het op haar terrein plaatsen van voornoemde zaken geweigerd omdat volgens haar niet duidelijk is wat de bouwplannen precies inhouden en wat de duur van de werkzaamheden is. Meer in het bijzonder heeft de stichting zich op het standpunt gesteld dat een behoorlijke kennisgeving zoals bedoeld in artikel 5:56 BW ontbreekt, het gebruik van het parkeerterrein niet noodzakelijk is en er geen adequate schadeloosstelling (voor onder meer huurderving en schade aan de bestrating en plantenperken) door [eiser] is aangeboden.

5.3.

[eiser] heeft twee verschillende bouwtekeningen overgelegd. Volgens de eerste tekening (productie 3 bij de dagvaarding) worden op een deel van het parkeerterrein van de stichting een keet, drie opslagcontainers, een puincontainer, een kraan en een bouwhek geplaatst en is er een plek gereserveerd voor bouw- en sloopafval. In dat scenario zullen 17 van de 27 parkeerplaatsen toebehorende aan de stichting tijdelijk (gedurende 8 tot 9 maanden) niet bruikbaar zijn. Daarnaast heeft [eiser] twee andere tekeningen overgelegd (producties 6a en 6b bij dagvaarding) met een alternatief scenario dat minder ingrijpend is. Daarbij zullen 12 van de 27 parkeerplaatsen tijdelijk worden gebruikt ten behoeve van het uitvoeren van de verbouwingswerkzaamheden. Op een deel van die 12 parkeerplaatsen zal volgens die tekeningen gedurende enkele dagen in bepaalde weken een kraan worden geplaatst en een beperkt deel zal tijdelijk gebruikt worden vanwege ontgravingswerkzaamheden. Als de kraan niet is opgesteld zullen 2 van de 12 parkeerplaatsen gedurende een bepaalde periode van de bouwwerkzaamheden wel te gebruiken zijn, en mogelijk zelfs 8, zo heeft de advocaat van [eiser] ter zitting verklaard.

Verder zal een bouwhek worden geplaatst, waardoor maximaal 12 parkeerplaatsen (tijdelijk) niet kunnen worden gebruikt. De containers en de keet zullen in dit plan aan de straatkant, en daarmee dus niet op het perceel van de stichting, worden geplaatst. In beide scenario’s dienen afvalcontainers die aanwezig zijn op het terrein van de stichting te worden verplaatst.

5.4.

Artikel 5:56 BW bepaalt dat wanneer het voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak noodzakelijk is van een andere onroerende zaak tijdelijk gebruik te maken, de eigenaar van deze zaak gehouden is dit na behoorlijke kennisgeving en tegen schadeloosstelling toe te staan, tenzij er voor deze eigenaar gewichtige redenen bestaan dit gebruik te weigeren of tot een later tijdstip te doen uitstellen.

5.5.

Op basis van dit artikel dient allereerst te worden beoordeeld of het voor de uitvoering van de werkzaamheden die [eiser] wil (laten) verrichten noodzakelijk is dat gebruik wordt gemaakt van het perceel van de stichting. De eigenaar hoeft slechts noodzakelijk gebruik te dulden. Niet vereist is dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn. De stelling van de stichting dat [eiser] met de bouwplannen het volledige perceel vol bouwt staat niet aan de toepassing van artikel 5:56 BW in de weg.

5.6.

De stichting heeft betwist dat het primaire plan (zoals weergegeven op de tekening die is overgelegd als productie 3) noodzakelijk is, hetgeen onvoldoende is weersproken door [eiser] . Het gebruik van andermans onroerende zaak moet tot een minimum worden beperkt en is slechts toegestaan wanneer alternatieven redelijkerwijs kunnen worden geacht te ontbreken. Dat is in dit geval niet zo. [eiser] heeft immers een alternatief, minder belastend plan opgesteld, dat is weergegeven op de tekeningen die zijn overlegd als productie 6a en 6b. De stichting heeft niet gemotiveerd betwist dat het subsidiaire plan noodzakelijk is. Met dit alternatief wordt het gebruik van het parkeerterrein beperkt. In dat geval worden de containers en de keet aan de straatkant (aan de voorzijde van het perceel van [eiser] ) geplaatst. Weliswaar dient met het bouwmateriaal dan wel over het fietspad te worden gegaan, maar er kunnen adequate verkeersmaatregelen (in de vorm van waarschuwingsborden) worden genomen om de overlast voor het fietsverkeer te beperken.

Voldoende aannemelijk is dan ook geworden dat het voor [eiser] noodzakelijk is om van een beperkt deel van het parkeerterrein van de stichting (conform de tekeningen die zijn overgelegd als productie 6a en 6b) gebruik te maken ten behoeve van bouwwerkzaamheden, en dat de stichting dit gebruik dient te dulden.

5.7.

De stelling van de stichting dat een behoorlijke kennisgeving van het gebruik zou ontbreken, kan niet gevolgd worden. [eiser] heeft de stichting tijdig aangekondigd dat hij bouwwerkzaamheden (waar reeds een vergunning voor was verleend) aan zijn pand wil verrichten. Weliswaar had [eiser] duidelijker kunnen aangeven wat de impact van die werkzaamheden voor het gebruik van de parkeerplaatsen van de stichting zal zijn, maar inmiddels is ter zitting, mede door het overleggen van de tekeningen en de daarop gegeven toelichting, duidelijk geworden wat de gevolgen van de werkzaamheden (en het daarbij behorende tijdspad) voor het gebruik van het parkeerterrein van de stichting zijn, zodat ook aan dit vereiste is voldaan.

5.8.

Tot slot heeft [eiser] aangegeven dat hij bereid is de schade aan onder meer de bestrating en de beplanting van de stichting die zal ontstaan ten gevolge van de te verrichten werkzaamheden aan de stichting te vergoeden, zodat ook dit niet in de weg kan staan aan het toewijzen van de onderhavige vorderingen. Indien er aantoonbare derving van huuropbrengsten zal zijn, dient ook deze schade te worden vergoed. Thans is het pand weliswaar nog tot eind februari 2017 verhuurd aan het UWV, maar wordt daarvan nog maar zeer beperkt gebruik gemaakt, omdat het UWV inmiddels naar een andere locatie is verhuisd. De stichting heeft nog aangevoerd dat het UWV, dat ook tien parkeerplaatsen huurt, aan haar te kennen heeft gegeven dat zij bezwaar heeft tegen het gebruik van het parkeerterrein door [eiser] , maar de stichting heeft hiervan geen stukken overgelegd. Nu het voor de stichting minst belastende plan wordt toegewezen, kan nog steeds gebruik worden gemaakt van een groot aantal (in ieder geval tien) parkeerplaatsen. Indien dit, mogelijk (ook) bij een opvolgende huurder, alsnog tot problemen en daarmee huurderving leidt, zal [eiser] deze schade aan de stichting dienen te vergoeden.

5.9.

De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden toegewezen, zoals hierna is weergegeven. De stichting heeft niet weersproken dat het voor het betreden van het parkeerterrein en het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden noodzakelijk is om de (afval)containers die thans op het parkeerterrein staan te verplaatsen, zodat ook deze vordering toewijsbaar is.

5.10.

Aan de veroordelingen zal een dwangsom worden verbonden die zal worden beperkt en gematigd.

5.11.

De stichting zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:

- dagvaarding € 96,57

- griffierecht 288,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal € 1.200,57

5.12.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6 De beoordeling in voorwaardelijke reconventie

6.1.

De stichting heeft een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. Nu aan de voorwaarde, te weten dat de vorderingen in conventie (deels) worden toegewezen en [eiser] in verband met door hem te verrichten werkzaamheden het terrein van de stichting zal (doen) betreden en gebruiken, is voldaan, zal de vordering in reconventie hierna inhoudelijk worden beoordeeld.

6.2.

De stichting vordert dat [eiser] wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding van een bedrag van € 16.229,12 per maand dat [eiser] het terrein zal doen betreden en gebruiken. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de voorzieningenrechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

6.3.

Vastgesteld kan worden dat de stichting heeft nagelaten feiten en omstandigheden aan te dragen die meebrengen dat sprake is van onverwijlde spoed bij de gevorderde voorziening. Daar komt bij dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is dat sprake zal zijn van schade ter grootte van het gevorderde bedrag. Voor zover al enige schade zal ontstaan door de te verrichten werkzaamheden is thans nog niet duidelijk aan welk bedrag moet worden gedacht. Bovendien bestaat er geen reden om te veronderstellen dat [eiser] in gebreke zal blijven met de voldoening van een bedrag aan schade. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] de schade niet wil of kan betalen. Daar komt bij dat het gebruik van het parkeerterrein gelet op het bepaalde in artikel 5:56 BW plaatsvindt tegen schadeloosstelling. [eiser] heeft te dien aanzien ook verklaard dat hij bereid is om de ontstane schade te vergoeden, hetgeen hiervoor onder 5.8. reeds is overwogen. Dit betekent dat de reconventionele vordering onder I. zal worden afgewezen en dat de vordering sub II. (het verstrekken van een bankgarantie) evenmin voor toewijzing in aanmerking komt.

6.4.

De stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:

- salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)

Totaal € 408,00

7 De beslissing

De voorzieningenrechter

in conventie

7.1.

gebiedt de stichting de (afval)containers die op het parkeerterrein behorende tot het gebouw aan de [adres 3] staan zodanig te verplaatsen dat [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden op dit parkeerterrein werkzaamheden kan/kunnen verrichten en een kraan kan/kunnen plaatsen zoals weergegeven op de bij dit vonnis als bijlage I en II gevoegde tekeningen teneinde de bouwwerkzaamheden aan de onroerende zaken aan de [adres 1] te verrichten en deze (afval)containers verplaatst te houden voor de duur van de bouwwerkzaamheden,

7.2.

gebiedt de stichting [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden toe te laten tot en te gedogen op het parkeerterrein behorende tot het gebouw aan de [adres 3] voor de duur van de bouwwerkzaamheden en gebiedt de stichting zo nodig haar medewerking te verlenen door de toegang naar dit parkeerterrein te verschaffen,

7.3.

gebiedt de stichting [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden toe te laten en te gedogen op het parkeerterrein behorende tot het gebouw aan de [adres 3] een kraan te plaatsen zoals weergegeven op de bij dit vonnis als bijlage II gevoegde tekening, om daarmee bouwwerkzaamheden te verrichten aan de onroerende zaken aan de [adres 1] en deze kraan conform die tekeningen daarop geplaatst te houden gedurende de periodes dat de kraan nodig is voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden,

7.4.

gebiedt de stichting toe te laten en te gedogen dat een bouwhek wordt geplaatst op de grond van de stichting zoals weergegeven op de bij dit vonnis als bijlage I gevoegde tekening gedurende de duur van de bouwwerkzaamheden en/of zoals weergegeven op de bij dit vonnis als bijlage II gevoegde tekening vanaf de tijd dat de kraan nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden en/of daar ontgraafwerkzaamheden plaatsvinden, totdat deze graafwerkzaamheden en werkzaamheden met de kraan zijn afgerond,

7.5.

gebiedt de stichting toe te laten en te gedogen dat [eiser] en/of door hem ingeschakelde derden bouwwerkzaamheden verrichten aan de onroerende zaken aan de [adres 1] ,

7.6.

veroordeelt de stichting om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 7.1. en/of 7.2. en/of 7.3. en/of 7.4. en/of 7.5 uitgesproken hoofdveroordeling(en) voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,

7.7.

veroordeelt de stichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.200,57,

7.8.

veroordeelt de stichting in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de stichting niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

7.9.

verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

7.10.

wijst het meer of anders gevorderde af,

in voorwaardelijke reconventie

7.11.

wijst de vorderingen af,

7.12.

veroordeelt de stichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 408,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 23 december 2016. De overwegingen waarop dit vonnis stoelt zijn afzonderlijk vastgelegd op 4 januari 2017.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.