1. Aan eiser is met ingang van 14 mei 2019 een AOW-pensioen toegekend naar de norm voor een gehuwde. Op 10 september 2020 heeft hij een formulier “Onderzoek woonsituatie” ingediend bij verweerder, waarin hij meldt dat hij en zijn vrouw sinds 20 augustus 2020 uit elkaar zijn en dat hij niet verwacht dat zij in de toekomst weer op één adres zullen gaan wonen.
2.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de weigering het AOW-pensioen om te zetten naar dat van een alleenstaande gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Daarbij baseert verweerder zich vooral op de bijdrage van eiser van € 700,00 per maand in het levensonderhoud van zijn huwelijkspartner, het gezamenlijk bezitten van onroerend goed en het hebben van een gezamenlijke bankrekening.
3. Eiser bestrijdt dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Hij heeft reeds zeven jaar een vriend en leeft inmiddels volledig gescheiden van zijn vrouw. De door hen beiden opgebouwde pensioenen worden gelijkelijk verdeeld, waaronder een Duits pensioen, waarvan eiser maandelijks € 700,00 aan zijn gewezen vrouw overmaakt. Verder is hij inderdaad voor 50% eigenaar van de woning waarin zijn gewezen vrouw nog steeds woont, maar daar zijn redenen voor die niets met zorg van doen hebben: eiser zelf heeft het geld niet direct nodig, de kinderen willen niet dat eiser hun moeder op straat zet en de woningwaarde stijgt voortdurend, waar eiser nu van meeprofiteert. Overigens betaalt zijn vrouw alle woonkosten. Tot slot is een scheiding in zijn geval niet zo makkelijk vanwege een schuld aan de Belastingdienst van ongeveer € 50.000,00. Bij scheiding zal deze voor de helft voor rekening van zijn gewezen vrouw komen, terwijl eiser de schuld heeft aan de vervreemding tussen hen beiden. De gezamenlijke bankrekening is inmiddels opgeheven.
4. Volgens vaste rechtspraak, zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2918, is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten pas sprake indien het een door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden. Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om duurzaam gescheiden leven aan te nemen. Eveneens is vaste rechtspraak, zie de uitspraak van de CRvB van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932, dat de echtelijke samenleving kan bestaan zonder dat van samenwonen sprake is. De motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet, nog niet, niet langer of niet opnieuw is verbroken, zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van duurzaam gescheiden leven niet relevant, zie de uitspraken van de CRvB van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093.
5.2
Uit de verklaringen van eiser blijkt van financiële verstrengeling tussen eiser en zijn huwelijkspartner. Ze zijn samen eigenaar van de woning die de huwelijkspartner bewoont. Verder maakt eiser elke maand € 700,00 aan haar over van een hem toekomend pensioen. Op grond van deze feiten en omstandigheden is sprake is van financiële verstrengeling. De redenen die eiser noemt voor deze verstrengeling laten bovendien zien dat daaraan een aspect van verzorging niet vreemd is. Dit alles duidt niet op een situatie waarin eiser en zijn huwelijkspartner een leven leiden als waren zij ongehuwd. De rechtbank ziet steun voor haar oordeel in de uitspraak van de CRvB van 28 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3792. De gronden van eiser slagen niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van
E.T. Rietbroek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2021.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: