4 De beoordeling
Bevoegdheid
4.1.
Voor zover de vorderingen zijn gegrond op inbreuk op het Nederlands deel van EP
668, is de rechtbank op grond van artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo12 internationaal bevoegd
en op grond van artikel 80 lid 2 sub a ROW relatief bevoegd daarvan kennis te nemen.
4.2.
Voor zover het de geldigheid van het Nederlandse deel van EP 668 betreft, is de rechtbank internationaal bevoegd van het geschil kennis te nemen grond van artikel 24 lid 3 Brussel I bis-Vo. De relatieve bevoegdheid berust op artikel 80 lid 1 sub a ROW.
4.3.
Voor zover de vorderingen zijn gegrond op auteursrechtinbreuk en
ander onrechtmatig handelen, is de rechtbank internationaal bevoegd
op grond van artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo. De relatieve bevoegdheid is onbestreden.
Bezwaar tegen vermeerdering van eis in de hoofdzaak in conventie
4.4.
Volgens Kindermann is de vermeerdering van eis in strijd met de goede procesorde en daarom ontoelaatbaar, omdat deze is gebaseerd op informatie in de verpakking en handleiding van het Klick & Show-product, die ten tijde van de dagvaarding al in Barco’s bezit waren. Door de hierop betrekking hebbende vorderingen pas bij conclusie van repliek in conventie in te stellen, wordt Kindermann een gelegenheid om te reageren ontnomen.
4.5.
De rechtbank verwerpt dit bezwaar. In beginsel mag een eisende partij, zolang nog geen eindvonnis is gewezen, haar eis vermeerderen of wijzigen (art. 130 lid 1 Rv). Kindermann heeft gelegenheid gehad om schriftelijk op de eisvermeerdering te reageren, welke gelegenheid zij ook te baat heeft genomen, en is daarnaast in de gelegenheid geweest haar verweer ter zake mondeling tijdens de pleidooizitting toe te lichten. Daarmee is zij door de eisvermeerdering niet in haar belangen geschaad.
Betekenis vonnis in zaak tegen Delta voor deze zaak
4.6.
In de hiervoor onder rov. 2.16 genoemde uitspraak heeft deze rechtbank het Nederlandse deel van EP 668 vernietigd. Deze uitspraak is nog niet in kracht van gewijsde gegaan. In het arrest Enka/Dupont13 is overwogen dat een redelijke wetsuitleg meebrengt dat de rechterlijke uitspraak waarbij een octrooi nietig wordt verklaard aan dat octrooi onmiddellijk zijn rechtsgevolgen ontneemt, op voorwaarde dat die uitspraak te zijner tijd in kracht van gewijsde gaat. In de periode totdat de uitspraak in kracht van gewijsde gaat, de zogenaamde zwevende periode, kan dan ook geen inbreukverbod met betrekking tot het vernietigde octrooi worden verkregen14.
4.7.
Het ligt voor de hand om tijdens de zwevende periode inbreukprocedures te schorsen. In deze zaak heeft echter een volledige behandeling van de zaak, zowel schriftelijk als mondeling, plaatsgevonden voordat het betreffende vonnis in de Delta-zaak werd gewezen. Partijen hebben daarbij een volledig debat gevoerd over (ook) de vraag of, als EP 668 geldig zou zijn, het Click & Show-product, inbreuk maakt op het octrooi. Op grond van dat debat komt de rechtbank – zoals hierna zal blijken – tot het oordeel dat ook wanneer wordt uitgegaan van de geldigheid van EP 668, geen sprake is van inbreuk daarop door Kindermann. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het in deze zaak aangewezen om vonnis te wijzen.
Inbreuk op conclusie 1 van het octrooi?
4.8.
EP 668 heeft betrekking op een systeem, waarmee deelnemers aan een vergadering door middel van een aan hun computer (in de conclusies van het octrooi processing device genoemd, veelal een laptop) verbonden peripheral device (bijvoorbeeld een dongel), voorzien van een input device (bijvoorbeeld een fysieke knop), media-inhoud kunnen tonen op een centraal scherm (in de conclusie first display genoemd) om die zo te delen met de andere deelnemers aan de vergadering.
4.9.
Partijen zijn het erover eens dat conclusie 1 van EP 668, waarin dit systeem wordt geclaimd, in de volgende deelkenmerken kan worden onderverdeeld (in de oorspronkelijke Engelse tekst):
1.1
An electronic meeting tool for communicating arbitrary media content from users at a meeting comprising:
1.2
a node configuration means adapted to operate a display node of a communications network, the display node being coupled to a first display,
1.3
the node configuration means being adapted to receive user selected arbitrary media content from a processing device and to control display of the user selected arbitrary media content on the first display; and
1.4
at least one peripheral device adapted to communicate the user selected arbitrary media content from the processing device via the communications network,
1.5
wherein the peripheral device is a connection unit comprising:
a. a connector adapted to couple to a port of the processing device having a second display, a memory and an operating system; and
b. a transmitter for communicating with the communications network,
c. a program adapted to be loaded onto the processing device and to run on the operating system of the processing device, said program being adapted to obtain user selected arbitrary media content from the processing device, the program being stored on the peripheral device being adapted to screen scrape content of the second display, and
d. an input device to allow the user to carry out a user action that triggers transfer of said user selected arbitrary media content from said processing device to said transmitter through said port, and to the communications network for display on the first display.
4.10.
Wat betreft de vraag of het Klick & Show-product inbreuk op deze conclusie maakt, houdt partijen verdeeld of dat product een peripheral device/ randapparaat bevat in de zin van kenmerken 1.4 en 1.5 van conclusie 1. Meer in het bijzonder gaat het erom of de Touch Transmitter mét USB-stick als weergegeven in rov. 2.10 en 2.11 als zo’n peripheral device kan worden gezien.
4.11.
Niet in geschil is dat de Touch Transmitter als zodanig een peripheral device is (zie rov. 4.16), met een connector (kenmerk 1.5.a), een WiFi-zender (transmitter, kenmerk 1.5.b) en een touch button (input device, kenmerk 1.5.d). Kindermann bestrijdt echter dat de Touch Transmitter een screen scrape programma bevat en daarvoor een opslagmogelijkheid heeft (kenmerk 1.5.c). De screen scrape software voor het Klick & Show-product (Wireless Media Software genaamd) is namelijk opgeslagen op een (standaard) USB-stick (rov. 2.11) met massageheugen. Deze USB-stick is niet logisch/elektronisch maar alleen via een keerlus met de Touch Transmitter verbonden, en functioneert onafhankelijk daarvan, als een zelfstandig device, aldus Kindermann. Om de software met de Touch Transmitter te kunnen gebruiken moet de gebruiker de USB-stick eerst uit de Touch Transmitter halen, in zijn laptop steken en de software kopiëren naar en installeren op de laptop. De software blijft, na het verwijderen van de USB-stick, op de computer achter. De gebruiker moet daarna de Touch Transmitter in de laptop steken en het screen scrape programma daarop (doen) draaien. Van één peripheral device die als connection unit alle in conclusie 1 geclaimde functionaliteiten omvat, is volgens Kindermann geen sprake.
4.12.
Barco stelt zich – met verwijzing naar de afbeeldingen van de Touch Transmitter en (onder meer) de vermelding “integrated USB-stick of Sensor-button TOUCH” op pagina 14 van de Klick & Show-handleiding (rov. 2.12) – op het standpunt dat de USB-stick met de Wireless Media Software een integraal onderdeel van de Touch Transmitter, en dus van de peripheral device als bedoeld in conclusie 1, vormt. De USB-stick is namelijk mechanisch geheel geïntegreerd in de plastic behuizing daarvan en wordt daar magnetisch op zijn plek gehouden (en kan er via het koordje worden uitgehaald). In het ontwerp van de Touch Transmitter is dus rekening gehouden met de USB-stick. Daarmee is sprake van de situatie dat de Touch Transmitter “stores” het programma in de zin van kenmerk 1.5.c, nu conclusie 1 immers geen eisen stelt aan de (technische) wijze waarop het screen scrape programma op de peripheral device bewaard wordt, aldus Barco.
4.13.
Barco kan niet in deze lezing worden gevolgd. Naar het oordeel van de rechtbank gaat zij hiermee uit van een te ruime uitleg van conclusie 1 en daarmee van een te ruime beschermingsomvang daarvan. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.14.
De beschermingsomvang van een Europees octrooi wordt op grond van artikel 69 lid 1 van het EOV15 bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies. Daarbij dient, op grond van artikel 1 van het Protocol16, het midden te worden gehouden tussen een uitleg die de beschermingsomvang strikt bepaalt aan de hand van de letterlijke tekst van de conclusies (en als zouden de beschrijving en de tekeningen slechts dienen om eventuele onduidelijkheden in de conclusies op te heffen) en een uitleg waarbij de conclusies alleen als richtlijn dienen en waarbij de bescherming zich uitstrekt tot datgene wat de octrooihouder volgens de gemiddelde vakman, die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. Ingevolge artikel 2 van het Protocol dient bij het vaststellen van de beschermingsomvang op passende wijze rekening te worden gehouden met elk element dat equivalent is aan een in de conclusies omschreven element.
4.15.
De rechtbank merkt als gemiddelde vakman aan een elektrotechnisch ingenieur met specifieke expertise op het gebied van elektronische presentatiesystemen, nu Kindermann heeft gesteld dat het octrooi tot deze vakman is gericht en Barco – die de vakman zelf niet heeft gedefinieerd – dat niet heeft bestreden.
4.16.
In het octrooi wordt de term ‘peripheral device’ niet gedefinieerd. Zoals Kindermann onbestreden heeft aangevoerd zal de vakman daaronder een extern device/apparaat verstaan dat functionaliteit (input en/of output) aan een computer toevoegt, zoals een toetsenbord, een muis, een touchscreen of een externe harde schijf.
4.17.
In conclusie 1 wordt een vergadermiddel met ten minste één peripheral device (kenmerk 1.4) geclaimd, waarbij dat peripheral device een connection unit/ verbindingseenheid is (kenmerk 1.5), die vier elementen omvat (kenmerk 1.5 a t/m d).
Tussen partijen staat op zichzelf niet ter discussie dat deze vier elementen dus in één afzonderlijk peripheral device moeten zijn vervat.
4.18.
Voor het standpunt van Barco dat een uitleg van deze conclusies in het licht van onder meer de beschrijving en tekeningen vanuit het perspectief van de vakman meebrengt dat van een dergelijk – al deze elementen omvattend – peripheral device ook sprake is als één van die elementen, te weten het screen scrape programma, beschikbaar wordt gesteld op een (slechts) mechanisch met de peripheral device verbonden ander extern apparaat, dat apart op de processing device moet worden aangesloten, biedt het octrooischrift geen steun.
4.19.
In de eerste plaats schrijft de conclusie voor dat de peripheral device een ‘connection unit’ is. Dat duidt geenszins op (de mogelijkheid van) losse apparaten die afzonderlijk met de processing device worden verbonden en door de processing device ook als afzonderlijke apparaten worden herkend.
4.20.
Wat betreft het screen scrape programma schrijft de conclusie (kenmerk 1.5.c) bovendien voor dat dat programma is ‘stored on’ (opgeslagen op) de peripheral device. Paragraaf [0030] van het algemene deel van de beschrijving leert dat het peripheral device daartoe is uitgerust met een massaopslag:
“On the peripheral device a mass storage device is provided that stores the software to be run on the processing device. The mass storage device can be logically closed once the software has been read and loaded and is running from RAM in the processing device.”
Uit het feit dat de beschrijving vermeldt dat de massaopslag van de peripheral device ‘logically’ gesloten kan worden zodra de software is geladen en draait op de processing device, zal de vakman ondubbelzinnig opmaken dat de opslag van het screen scrape programma op logisch/elektronische wijze in het peripheral device is vervat. Dat conclusie 1 niet zou zijn gelimiteerd tot opslag op een massaopslag, omdat dat pas in conclusie 7 wordt geclaimd, zoals Barco stelt, maakt dat niet anders.
4.21.
Ook vanwege de zinsnede in voornoemde paragraaf “once the software has been read and loaded and is running from RAM in the processing device” zal de vakman begrijpen dat het screen scrape programma op logisch/elektronische wijze in het peripheral device moet zijn vervat. Bij een peripheral device waarvan het screen scrape programma alleen mechanisch en niet logisch/elektronisch deel uitmaakt, moet het programma immers worden gekopieerd naar, zoals Braco erkent, het permanente geheugen van de processing device voordat het programma kan worden gebruikt. Dan draait het programma dus niet ‘from RAM (tijdelijke/werkgeheugen) in the processing device’ en is in zoverre het programma ook niet ‘adapted to be loaded onto the processing device and to run on the operating system of the processing device’ zoals kenmerk 1.5.c. ook vereist. Het standpunt van Barco dat conclusie 1 ook de situatie van het installeren van het programma op het permanente geheugen van de computer van de gebruiker omvat, kan de rechtbank dan ook niet volgen.
4.22.
Het voorgaande wordt niet anders door het vervolg van paragraaf [0030] waar staat:
“In embodiments of the present invention, the peripheral device contains multiple internal logical devices that are combined: An HID (human interface device) (…), A mass storage device used to store the application”.
Anders dan Barco ingang wil doen vinden, zal de vakman hierin niet lezen dat de peripheral device ook uit een mechanische combinatie van meerdere technische apparaten kan bestaan. Gelet op het feit dat de peripheral device per definitie functionaliteit toevoegt en volgens het octrooi een verbindingseenheid is, zal de vakman juist begrijpen dat in de peripheral device diverse functionaliteiten logisch/elektronisch zijn gecombineerd. Dat de behuizing van de peripheral device (slechts) een ‘container’ zou kunnen zijn voor meerdere technische apparaten, is voor de vakman geen in technisch opzicht steekhoudende uitleg.
4.23.
Ook uit wat in het algemene deel van de beschrijving over uitvoeringsvormen (embodiments) wordt gezegd, zal de vakman niets anders afleiden dan dat de opslag van het screen scrape programma op logisch/elektronische wijze in het peripheral device is vervat. Zo wordt in paragraaf [0037] beschreven (onderstreping rechtbank):
“In accordance with embodiments of the present invention users start an application from the peripheral device such as a USB dongle, thus making the connection in a 3 step process: (1) connect, e.g. plug in the peripheral device to the processing device, (2) start the screen scraping application, (3) perform a user action such as click on a button on the peripheral device to go allow content to be displayed on the central screen or display. To achieve step 2 Autorun or AutoPlay can be used but (…) most IT departments will disable Autorun/Autoplay. Other OS providers have disabled this function (…). In an embodiment of the present invention a very small service - also called daemon on some OS's – (…) is pre-installed on the processing device (…) to provide a permanently running service that continuously monitors if a peripheral device according to the present invention has been offered up for connection to the processing device. When such a peripheral device is connected, the service will detect this and start the client application software residing in the mass storage area of the peripheral device. Once the service is installed, connectivity with the peripheral device becomes a 2 step process: connect, e.g. plug in the peripheral device to the processing device, and (2) perform a user action such as click on a button on the peripheral device to allow content to be displayed on the central screen or display.”
4.24.
Barco betoogt dat in deze paragraaf slechts een volgorde van stappen wordt beschreven en dat uit de daarop volgende paragrafen [0038] en [0039] blijkt dat daaraan ook stappen kunnen worden toegevoegd (“alternatively or additionally step b, can comprise”), in het licht waarvan paragraaf [0037] zo moet worden gelezen dat het daar besproken stappenproces ook kan worden uitgevoerd met een peripheral device dat twee (na elkaar te gebruiken) connectors heeft. Dit betoog mist doel. Barco gaat bij die lezing immers uit van de veronderstelling dat de connector van de USB-stick in het product van Kindermann, een tweede connector van de peripheral device is. Het gaat er echter om hoe de gemiddelde vakman de kenmerken van de peripheral device van conclusie 1 in het licht van de beschrijving begrijpt. In de hier aan de orde zijnde paragrafen vindt de vakman voor de door Kindermann voorgestane uitleg geen aanwijzingen of steun. In paragraaf [0037] wordt juist uiteengezet hoe het aantal gebruikersstappen om het screen scrape proces te starten, voordelig kan worden beperkt, namelijk door erin te voorzien dat het zich op de peripheral device bevindende screen scrape programma bij het verbinden van die peripheral device met de processing device automatisch wordt gestart. Daardoor hoeft de gebruiker enkel nog maar de peripheral device met de processing device te verbinden (stap één) waarna hij met één simpele gebruikershandeling (als een druk op de knop) zijn scherm kan delen (stap twee). De vakman zal daaruit de gevolgtrekking maken dat het screen scrape programma logisch/elektronisch onderdeel is van de peripheral device die in stap één met de processing device wordt verbonden. De in paragrafen [0038] en [0039] besproken alternatieve of additionele stappen zien in dat kader slechts op de ‘hoedanigheid’ waarin het peripheral device in verband met vooraf geïnstalleerde generieke stuurprogramma’s softwarematig aan de processing device wordt gepresenteerd.
4.25.
Daarop ziet ook paragraaf [0043], waarin uiteengezet wordt dat de peripheral device met bepaalde software instellingen in bepaalde hoedanigheden aan de processing device kan worden gepresenteerd, onder meer als composite device en mass storage device. Ook dat is niet anders te begrijpen dan, zoals door Kindermann in gelijke zin aangevoerd, het (voor de processing device) toegankelijk maken van interne, logisch/elektronisch geïntegreerde, onderdelen van de peripheral device. De stelling van Barco dat paragraaf [0043] ziet op conclusie 16 en bij de uitleg van conclusie 1 buiten beschouwing moet blijven, stuit af op de – ook door haar zelf gestelde omstandigheid – dat conclusie 16 ziet op de peripheral device van conclusie 1.
4.26.
In de door Kindermann aangehaalde paragraaf [0135] van de beschrijving, die gaat over het tweede uitvoeringsvoorbeeld, vindt de vakman verdere bevestiging van de in het algemene deel van de beschrijving (zie met name [par. 0030]) al tot uitdrukking gebrachte leer dat het screen scrape programma logisch/elektronisch onderdeel van de peripheral device is. De processing device zal dat programma (als autorun aanstaat) immers automatisch uitvoeren, zodra het peripheral device op de processing device wordt aangesloten. De rechtbank verwijst naar de hieronder weergegeven onderstreepte delen van paragraaf [0135].
“A client processing device that wants to have its arbitrary media content displayed on the central display connected to the base node (5) connects a peripheral device (D) to its USB port via (2). The peripheral device presents itself to the computer over interface (2) as a composite device comprising a mass storage device and a keypad. (…). If autorun is enabled, then the computer will automatically execute the client software (7) stored in mass storage (8) on the peripheral device. The first user interaction mentioned in the general case is then just the connection of the peripheral device to the USB-port (…)”
4.27.
Barco heeft aangevoerd dat conclusie 1 niet tot deze uitvoeringsvorm is beperkt en dat de derde uitvoeringsvorm – zij verwijst naar paragraaf [0142] van het octrooi – de vakman duidelijk wijst op de mogelijkheid dat een screen scrape programma op een separate reguliere USB-stick (als voorbeeld van een solid state memory) is opgeslagen. Zoals Barco zelf echter erkent, wordt die derde uitvoeringsvorm, omdat daarin een transmitter en input device (kenmerken 1.5 b en d) ontbreken (zie [0144]), niet door conclusie 1 bestreken. In dat licht valt niet in te zien dat deze uitvoeringsvorm een rol speelt bij de uitleg van de in conclusie 1 geclaimde peripheral device.
4.28.
Als de beschrijving van die uitvoeringsvorm echter wel bij de uitleg in ogenschouw wordt genomen, dan vindt de vakman daarin, anders dan Barco ingang wil doen vinden, geen aanwijzing dat het opslaan van een programma op een separate USB-stick, zolang die maar onderdeel uitmaakt van een uit meerdere onderdelen bestaande peripheral device, voldoet aan de kenmerken van conclusie 1. Barco gaat er ook hierbij vanuit dat de peripheral device dan uit twee of meer – niet logisch maar slechts mechanisch verbonden – apparaten met (na elkaar te gebruiken) afzonderlijke connectors bestaat (vgl. r.o. 4.24). In paragraaf [0144] zal de vakman veeleer een verdere aanwijzing vinden voor de uitleg dat de peripheral device als geclaimd, met de daarin vervatte functionaliteiten, als één geheel, met één connector, met de processing device wordt verbonden: “With a solid state memory such as a regular USB memory stick, there is no input device, visual indicator or transmitter of the kinds described above for the connection unit” (onderstreping rechtbank). Dat wordt onderstreept door de paragrafen [0147] en [0151], waaruit volgt dat een “first user” bij deze derde, niet geclaimde, uitvoeringsvorm extra stappen moet doorlopen om zijn scherm te kunnen delen, welke “more complex first user interaction” als nadelig wordt gezien.
4.29.
De in het octrooi opgenomen figuren bieden voor de door Barco voorgestane uitleg van de conclusie evenmin steun. Zoals Kindermann onbestreden heeft gesteld tonen alleen figuren 4 en 10 peripheral devices (dongels) volgens conclusie 1. Die figuren tonen een dongel waarvan het screen scrape programma (in de figuren weergegeven als portable application) een intern opgeslagen onderdeel vormt (vgl. figuur 10: “internal mass storage device storing portable application”).
4.30.
Barco heeft nog aangevoerd dat in de bij figuur 10 behorende beschrijving (negende uitvoeringsvorm, paragraaf [0169]) staat: “Fig. 10 shows a peripheral device in accordance with an independent embodiment of the invention, including an input device. This embodiment can be used with any of the embodiments described above”. Volgens Barco maken de beschrijving en de tekeningen het aldus uitdrukkelijk mogelijk dat een peripheral device met een transmitter en een input device, gecombineerd kan worden met de separate USB-stick met het screen scrape programma van de derde uitvoeringsvorm. Dit standpunt wordt verworpen. De dongel in figuur 10 is reeds een peripheral device met alle kenmerken 1.5 a t/m d van conclusie 1, nu het naast de transmitter en de input device immers ook een interne massaopslag met het screen scrape programma bevat. Niet valt in te zien waarom en hoe deze in combinatie met de derde uitvoeringsvorm gebruikt zou worden. De zinsnede ‘This embodiment can be used with any of the embodiments described above’ zal de vakman dan ook niet lezen als letterlijk geldend voor élke beschreven uitvoeringsvorm17, maar slechts voor de uitvoeringsvormen die daarvoor ruimte bieden. Dat volgt ook uit het feit dat de vierde uitvoeringsvorm voorziet in het via een applicatie kopiëren van het screen scrape programma op de processing device, waardoor een USB-poort (bijvoorbeeld bij tablets en mobiele telefoons) niet nodig is. Bij afwezigheid van zo’n USB-poort kan de dongel van figuur 10 evenmin worden toegepast.
4.31.
Ten slotte heeft Barco nog betoogd dat uit figuur 1b (zie rov. 2.6) blijkt dat het screen scrape programma niet elektronisch verbonden hoeft te zijn met de overige elementen van het peripheral device, nu het programma in die figuur alleen functioneel is verbonden met de processing device en niet samenwerkt met de connector. Dit betoog stuit af op de omstandigheid dat figuur 1b geen peripheral device met alle kenmerken van conclusie 1 toont. In figuur 1b is het screen scrape programma weergegeven als portable application 60. Met betrekking tot die portable application wordt in paragraaf [0092] van de beschrijving uitgelegd dat die bestemd is om te worden geladen en gedraaid op de processing device. Daarna wordt als optie genoemd dat de portable application wordt opgeslagen (stored) op elke connection unit (“Optionally the portable application 60 is stored on each connection unit 47 (…)”). Figuur 1b geeft die optie niet weer. De enige figuren die een peripheral device laten zien volgens conclusie 1, betreffen, zoals reeds overwogen, figuur 4 en 10.
4.32.
In het licht van al het voorgaande heeft Kindermann terecht gesteld dat de beschrijving geen basis biedt voor de door Barco voorgestane uitleg dat het in kenmerk 1.5.c bedoelde screen scrape programma zou kunnen zijn opgeslagen op een device, dat geen logisch/elektronisch deel uitmaakt van de geclaimde peripheral device (maar daaraan enkel mechanisch is gekoppeld) en afzonderlijk met de processing device moet worden verbonden. Waar in het octrooischrift wordt geopenbaard dat het programma op een afzonderlijk met de processing device te verbinden ander device (zoals een USB-stick) kan zijn opgeslagen – zonder dat die tevens een transmitter en input device bevat – is voor de vakman duidelijk dat daarmee geen sprake is van de peripheral device die in conclusie 1 onder bescherming is gesteld.
4.33.
Conclusie is daarom dat de Touch Transmitter in combinatie met de ‘losse’ USB-stick met de Wireless Media software, geen peripheral device in de zin van conclusie 1 van EP 668 vormt. Bij die stand van zaken is van letterlijke inbreuk op die conclusie geen sprake.
4.34.
Als het gaat om de door haar gestelde equivalente inbreuk, heeft Barco aangevoerd dat de USB-stick in het product van Kindermann, net als (de opslag van) de peripheral device, screen scrape software – binnen handbereik – beschikbaar stelt om op de processing device te kunnen laden en laten draaien. Daarover oordeelt de rechtbank als volgt.
4.35.
Voor het kunnen aannemen van inbreuk bij wege van equivalentie is een eerste vereiste dat het afwijkende element vanuit technisch oogpunt gelijkwaardig is aan het geclaimde kenmerk. Aan dat vereiste is voldaan als het product of de werkwijze met het afwijkende element het probleem dat het octrooi oplost, ook oplost, en het afwijkende element in dat kader dezelfde functie vervult als het geclaimde kenmerk. Dit vereiste vormt de basis voor het beroep op equivalentie. Wordt hier niet aan voldaan, dan valt het alternatieve product of de werkwijze met het afwijkende element niet onder de beschermingsomvang van het octrooi.18
4.36.
Met het Klick & Show-product wordt aan het vereiste van technische equivalentie niet voldaan, omdat de opslag van de screen scrape software op de USB-stick van dat product vanuit technisch oogpunt niet gelijkwaardig is aan de opslag van de software op de peripheral device volgens kenmerk 1.5.c van het octrooi. Het octrooi leert de vakman namelijk dat de omstandigheid dat het screen scrape programma tezamen met de andere geclaimde functionaliteiten (kenmerk 1.5.a, b en d) onderdeel is van één met de processing device te verbinden peripheral device, meerdere voordelen met zich brengt.
4.37.
Zoals Kindermann onbestreden heeft gesteld, levert het screen scrape programma op de peripheral device in elk geval het door het octrooi beschreven voordeel op van (meer) gebruikersgemak voor de niet-deskundige gebruiker van het vergadersysteem. Zij heeft in dit verband specifiek verwezen naar paragraaf [0019], waarin als één van de problemen bij elektronische vergadersystemen wordt genoemd de “High demands on technical expertise of users in current systems that are supposed to be designed to support everyday use by the non-expert user.” Ook wijst Kindermann onbetwist op paragraaf [0078] van het octrooi, waarin wordt gewezen op het gegeven dat het octrooi voorziet in tijdswinst, onder meer bij het voorbereiden van een vergadering en bij het gebruik van de ‘electronic meeting tools’.
4.38.
Uit de hiervoor besproken paragrafen [0037], [0135] en [0151] (zie rov. 4.24, 4.26 en 4.28) komt naar voren dat het octrooi de problemen van gebruikersgemak en tijdswinst onder meer beoogt te ondervangen door het aantal stappen dat een gebruiker – waaronder in het bijzonder ook een ‘first user’ – moet doorlopen om zijn scherm in een vergadering te kunnen delen, zo eenvoudig en beperkt mogelijk te houden. De gebruiker hoeft slechts één peripheral device op zijn computer aan te sluiten, die alle voor de schermdeling benodigde functies tegelijkertijd beschikbaar stelt. In het Klick & Show-product van Kindermann is dat niet het geval, omdat de USB-stick met de Wireless Media eerst op de processing device moet worden aangesloten, waarna het screen scrape programma op de processing device opgeslagen moet worden, voordat de Touch Transmitter – na aparte aansluiting daarvan op de processing device – kan worden gebruikt. Het betoog van Barco stuit hierop af.
4.39.
Nu de Touch Transmitter aldus niet technisch gelijk is te stellen aan de in conclusie 1 geclaimde peripheral device, moet ook de stelling van Barco dat Kindermann met verhandeling van losse Touch Transmitters bij wege van equivalentie inbreuk maakt op conclusie 1, worden verworpen.
4.40.
De (standpunten met betrekking tot de) overige niet-inbreuk verweren van Kindermann behoeven gezien het voorgaande geen bespreking.
Inbreuk op overige conclusies van het octrooi
4.41.
Gelet op wat over conclusie 1 is overwogen, is evenmin sprake van inbreuk op onafhankelijke conclusies 8 en 16. Zoals Barco zelf stelt, ziet conclusie 8 op de methode van werking van de producten uit conclusie 1, waaronder het peripheral device, conform de uitleg die daaraan in het kader van conclusie 1 moet worden gegeven. Conclusie 16 ziet op de peripheral device volgens conclusie 1.
4.42.
Uit het oordeel met betrekking tot de onafhankelijke conclusies 1 en 8 vloeit voort dat Kindermann met het Klick & Show-product ook geen inbreuk maakt op de ingeroepen afhankelijke conclusies van EP 668. Daarmee liggen alle op octrooi-inbreuk gestoelde vorderingen voor afwijzing gereed.
4.43.
Over de door Barco gestelde auteursrechtinbreuk op onderdelen van haar ClickShare-handleiding overweegt de rechtbank als volgt. Als al geoordeeld zou moeten worden dat de betreffende onderdelen auteursrechtelijk beschermde werken vormen en Kindermann daarop jegens Barco inbreuk heeft gemaakt, dan vormt dat in de omstandigheden van dit geval onvoldoende rechtvaardiging voor oplegging van een verbod. Vast staat immers dat Kindermann, die eerst in (een laat stadium van) de loop van deze procedure met de aanspraken van Barco is geconfronteerd, haar handleiding naar aanleiding daarvan direct heeft aangepast. Indien Barco deze aanspraken voorafgaand aan de procedure kenbaar had gemaakt, zou zij – zo is onbetwist – dat evenzeer hebben gedaan en zou de vordering niet nodig zijn geweest19. Dat sprake is van herhaling van de gestelde inbreuk, is voorts gesteld noch gebleken.
4.44.
Gelet op het voorgaande en in aanmerking nemend dat de inbreuk (zo daarvan sprake zou zijn) slechts enkele onderdelen van de ClickShare-handleiding betreft, en in zoverre beperkt is te noemen, terwijl onweersproken is dat Barco daarvan geen nadeel heeft ondervonden, ziet de rechtbank ook onvoldoende aanleiding voor toewijzing van een recall met betrekking tot de handleiding en de (als onderdeel van de recall brief) gevorderde rectificatie op dit punt. De op auteursrecht gestoelde vorderingen zullen dus worden afgewezen.
4.45.
Barco heeft aangevoerd dat Kindermann jegens haar op grond van artikel 6:162, 6:193b en 6:194 BW onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij in strijd met de daarvoor geldende regelgeving heeft nagelaten de volgende informatie op te nemen bij/op de verpakking/handleiding van haar Klick & Show-product:
i) het volledige postadres van de fabrikant of importeur, meer in het bijzonder de straatnaam, op het product;
ii) een volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring;
iii) het maximaal radiofrequent vermogen dat wordt uitgezonden in de frequentieband(en) waarin de radioapparatuur functioneert;
iv) informatie over beperkingen betreffende de ingebruikneming of van voorschriften voor machtiging tot het gebruik in bepaalde lidstaten, meer specifiek: de beperking voor het gebruik binnenshuis op 5 Ghz en een zogenaamd boeksymbool met (relevante) landcodes.
4.46.
Kindermann betwist niet dat van de betreffende gebreken feitelijk sprake is (geweest). Zij heeft te kennen gegeven deze gebreken – voor zover in haar nieuwe handleiding niet al gedaan – te zullen herstellen. Daarbij heeft zij er wat betreft de EU-conformiteitsverklaring op gewezen dat deze te allen tijde op haar website beschikbaar is geweest en dat geldt ook voor haar volledige adresgegevens (inclusief straatnaam), die voorts eenvoudig te vinden zijn geweest in onder meer haar handleiding.
4.47.
De rechtbank stelt vast dat Barco niet (nader) heeft toegelicht waarom het ontbreken op het product van de straatnaam in het postadres (rov. 4.45 onder i), op zichzelf dan wel in combinatie met andere factoren, als onrechtmatig handelen jegens haar kan worden gekwalificeerd. De rechtbank gaat daarom aan dit punt in het betoog van Barco voorbij.
4.48.
Dat Kindermann voor haar Klick & Show-product, hoewel niet bij haar Klick & Show-product opgenomen (rov. 4.45 onder ii), wel over een EU-conformiteitsverklaring daarvoor beschikte, heeft Barco niet weersproken. Daarop stuit haar vordering, voor zover gegrond op artikel 6:162 BW, af. De door Barco voor die grondslag ingenomen stelling dat Kindermann zich een ongeoorloofde voorsprong heeft verschaft door (anders dan Barco) niet de benodigde testen en onderzoeken voor haar product te laten uitvoeren, kan immers, gegeven die door Kindermann verkregen EU-conformiteitsverklaring, niet worden gevolgd. Dat van de gestelde voorsprong al sprake zou zijn vanwege de enkele omstandigheid dat Kindermann die EU-conformiteitsverklaring niet in haar handleidingen had opgenomen, heeft Barco niet gesteld en valt zonder nadere toelichting ook niet in te zien. Vast staat ten slotte dat de verklaring inmiddels wel van de handleiding deel uitmaakt, zodat in zoverre ook het belang bij een hierop geënte vordering is komen te ontbreken.
4.49.
Barco’s stelling dat sprake is van een misleidende mededeling in de zin van artikel 6:194 sub f BW, omdat niet van een EU-conformiteitverklaring is gebleken, stuit evenzeer af op de omstandigheid dat Kindermann wel over die verklaring beschikt.
4.50.
Barco heeft aangevoerd dat sprake is van een misleidende mededeling in de zin van artikel 6:194 onder a BW, vanwege het verzuim melding te maken van beperkingen met betrekking tot gebruiksmogelijkheden van het Klick & Show-product – de rechtbank begrijpt dat Barco doelt op de beperking hiervoor genoemd in rov. 4.45 onder iv – en dat zij niet het maximaal radiofrequent vermogen als eigenschap heeft vermeld (rov. 4.45 onder iii). Zij heeft echter niet toegelicht dat en waarom het ontbreken van deze specifieke informatie op de verpakking en/of in de handleiding van het Klick & Show-product de gemiddelde (Nederlandse) afnemer daarvan, misleidt of kan misleiden en door dat misleidende karakter zijn economische gedrag kan beïnvloeden20. Los daarvan is onbestreden dat Kindermann – die met deze bezwaren van Barco eerst bij conclusie van repliek in conventie is geconfronteerd – de betreffende informatie direct in haar handleiding heeft opgenomen. Gelet op het voorgaande heeft Barco, die niet meer op het verweer ter zake van Kindermann heeft gereageerd, onvoldoende aangevoerd om te oordelen dat zij er recht op en belang bij heeft dat een verbod op deze grondslag wordt toegewezen.
4.51.
Barco’s betoog dat sprake is van oneerlijke handelspraktijken in de zin van artikel 193b jo. artikel 6:193c lid 1 onder b en 6:193d lid 1 BW wordt ook verworpen. Nog daargelaten of haar een beroep op deze artikelen toekomt, faalt dit betoog om dezelfde redenen als haar op artikel 6:194 BW gegronde betoog. Dat en waarom het ontbreken van informatie over gebruiksmogelijkheden dan wel andere informatie (Barco heeft die in dit kader niet nader gespecificeerd) op de verpakking of in de handleiding van het Klick & Show-product ertoe zou kunnen leiden dat de gemiddelde consument (in Nederland) een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen, heeft Barco niet toegelicht. Voorts geldt ook in dit verband dat Kindermann ontbrekende informatie (inclusief haar EU-conformiteitsverklaring, zie rov. 4.48), zodra zij daarop is aangesproken, in haar handleiding heeft opgenomen. De rechtbank komt daarom ook in dit kader niet tot het oordeel dat Barco recht heeft op en belang heeft bij toewijzing van het gevorderde.
4.52.
De op de artikelen 6:162, 6:194 en 6:193b BW gestoelde verbodsvordering ligt gelet op het voorgaande voor afwijzing gereed. Nu geen grond bestaat voor het verzenden van een recall-brief, is toewijzing van de als onderdeel van die brief opgenomen passage met betrekking tot onrechtmatig handelen evenmin aan de orde.
Conclusie vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
4.53.
Het voorgaande betekent dat alle vorderingen in conventie, zowel in de hoofdzaak als in het incident betreffende de provisionele voorziening, zullen worden afgewezen.
4.54.
Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat, als EP 668 geldig zou zijn, geen sprake is van inbreuk daarop, behoeft op de voorwaardelijke reconventionele vordering niet te worden beslist.
4.55.
Barco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de hoofdzaak en in het incident in conventie worden veroordeeld in de proceskosten van Kindermann. De door Kindermann voor de procedures in conventie en voorwaardelijke reconventie opgegeven kosten bedragen in totaal € 159.546,50, waarvan € 6.210,- (€ 2.130,10 + € 4.080,-) aan verschotten en
€ 153.336,40 aan salaris advocaat. Daarvan is volgens de informatie van Kindermann een bedrag van € 1.202,85 toe te rekenen aan het verweer tegen de niet-octrooirechtelijke vorderingen. Nu daarvan weer een deel is toe te rekenen aan de gestelde auteursrechtinbreuk (tezamen met het octrooirechtelijk deel: het IE-deel), is het deel toe te rekenen aan het verweer tegen het overige gestelde onrechtmatig handelen (het niet IE-deel), in relatie tot de totale kosten verwaarloosbaar klein (naar schatting minder dan 0,5 %). De rechtbank zal daarom voor het gehele bedrag van € 153.336,40 van de toepasselijkheid van artikel 1019h Rv uitgaan.
4.56.
Kindermann heeft aangevoerd dat haar kosten volledig moeten worden toegerekend aan de procedure in conventie, nu de voorwaardelijke reconventionele vordering tot vernietiging in feite slechts het spiegelbeeld is van een deel van haar verweer in conventie. De rechtbank gaat daar, mede in aanmerking genomen dat Barco zich daartegen niet heeft verzet, in mee.
4.57.
De rechtbank ziet geen aanleiding de opgegeven kosten als niet redelijk en evenredig aan te merken. Zij begroot de kosten in conventie als volgt. Aangezien de werkzaamheden met betrekking tot het in omvang beperkte incident grotendeels samenhangen met de hoofdzaak, worden de kosten - die op dit punt ook niet zijn uitgesplitst - aan de hoofdzaak toegerekend en in het incident begroot op nihil. In de hoofdzaak in conventie begroot de rechtbank de tot op heden gemaakte kosten aan de zijde van Kindermann op de door haar genoemde bedragen aan salaris advocaat en verschotten, in totaal dus op € 159.546,50, te vermeerderen met nasalaris, dat (bij gebreke van een opgave) wordt begroot op het daarvoor geldende forfaitaire tarief, een en ander te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente met ingang van de in de beslissing vermelde termijnen.