Rechtbank DEN HAAG
Kenmerk UTL-I-2009 028 458
Raadkamernummer [-]
De rechtbank Den Haag, uitleveringskamer, doet de volgende uitspraak op een verzoek van de Rwandese autoriteiten tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
wonende aan de [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting ‘Alphen aan den Rijn’ aan de Eikenlaan te Alphen aan den Rijn,
verder te noemen: de opgeëiste persoon.
Overweging vooraf
Zoals de rechtbank hierna zal overwegen is op het verzoek (onder meer) toepasselijk de Wet
overlevering inzake oorlogsmisdrijven (hierna: WOO). De rechtbank zal om verwarring te
voorkomen in deze uitspraak niet de term ‘overlevering’ gebruiken, maar ‘uitlevering’.
De term overlevering lijkt in de praktijk uitsluitend verbonden aan het rechtshulpverkeer tussen Nederland en internationale gerechten en het rechtshulpverkeer binnen de Europese Unie. Rechtshulpverkeer met landen buiten de Europese Unie waarbij verzocht wordt personen van de rechtsmacht van een staat naar de rechtsmacht van een andere staat te brengen, pleegt te worden aangeduid als uitlevering. Daarom zal de rechtbank deze terminologie aanhouden in deze uitspraak.
2 De inhoud van het verzoek
Blijkens het uitleveringsverzoek zijn de Rwandese autoriteiten voornemens om de opgeëiste persoon te vervolgen voor de volgende feiten, omschreven in het uitleveringsverzoek als ‘charges’ en in het bevel tot aanhouding als ‘counts’:
i. i) Genocide;
ii) Medeplichtigheid aan genocide;
iii) Samenspannen tot genocide;
iv) Moord als misdrijf tegen de menselijkheid;
v) Uitroeiing als misdrijf tegen de menselijkheid.
De feiten zijn volgens het uitleveringsverzoek gepleegd in de periode 6 april 1994 tot en met 4 juli 1994 in Rwanda.
Aan deze verdenking worden door de verzoekende staat de volgende feiten ten grondslag gelegd.
De opgeëiste persoon is getrouwd met [naam 1] en was director bij het [organisatie 1] . In de feitenomschrijving is opgenomen dat de opgeëiste persoon onderdeel was van [organisatie 2] en [organisatie 3] . De beschuldiging in Rwanda is dat hij gedurende de genocide in Rwanda alleen dan wel samen met leden van het leger (ex-Forces Armee Rwandese), [burgermilitie 1] leiders, interim overheid en anderen de [burgermilitie 1] milities onder zijn supervisie heeft voorbereid, heeft gefaciliteerd en voorzien heeft van materialen in verschillende regio’s, waaronder Byangabo, Busogo, Rwinzovu, Shingiro, Kerara, Nyabirehe in Mukingo Commune en Nkuri Commune in de Ruhengeri Prefecture en Karago Commune in Gisenyi Prefecture, Replubliek Rwanda. De opgeëiste persoon zou alleen of tezamen en in vereniging met anderen, waaronder [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] . [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben gedood, leden van de [burgermilitie 1] en andere burgermilities zoals [burgermilitie 2] hebben getraind, aangemoedigd, bewapend en voorzien hebben van inlichtingen en met lokale bestuurders de distributie van wapens georganiseerd en gepland hebben. Zo zou de opgeëiste persoon een militie genaamd ‘[burgermilitie 3]’ gefinancierd en mede opgericht hebben, een rol gespeeld hebben bij de moord op verschillende families, toegezien hebben op verschillende moorden bij wegblokkades waar [slachtoffer 3] zijn vermoord, milities hebben aangespoord om [slachtoffer 3] te vermoorden en hun middelen hebben gegeven zoals auto’s om naar de gebieden te gaan.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de korte aanduiding van de aanklacht op pagina 2 van het aanhoudingsbevel van de opgeëiste persoon complicity in genocide twee keer wordt genoemd. In de feitelijke uiteenzetting op pagina 3 en verder in het aanhoudingsbevel is echter sprake van dezelfde vijf counts als de charges die in het uitleveringsverzoek zijn genoemd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de dubbele vermelding van complicity in genocide op een vergissing berust.
4 De toepasselijke verdrags- en wetsartikelen
Op de beslissing zijn de volgende verdrags- en wetsartikelen van toepassing:
- artikelen 2, 18, 26 en 28van de Uitleveringswet;
- artikelen 1, 2 en 6 van de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven;
- artikelen II, III, IV van het Genocideverdrag;
- artikel 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- artikelen 2, 3 en 4 van de Wet internationale misdrijven.
5 Beslissing
De rechtbank:
verklaart toelaatbaar de uitlevering aan de Rwandese autoriteiten van [de opgeëiste persoon] voornoemd ter fine van strafvervolging ter zake van de onder 2. genoemde feiten.
Deze uitspraak is gewezen door:
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
mr. N.I.S. Boers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Kok, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 12 november 2021.
Kenmerk UTL-I-2009 028 458
Raadkamernummer [-]
Advies inzake uitlevering aan de minister van Justitie en Veiligheid
De rechtbank Den Haag, uitleveringskamer, heeft bij uitspraak van heden, 12 november 2021, de uitlevering aan Rwanda van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
wonende aan de [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting ‘Alphen aan den Rijn’ aan de Eikenlaan te Alphen aan den Rijn,
verder te noemen: de opgeëiste persoon,
toelaatbaar verklaard. Een gewaarmerkt afschrift van deze uitspraak wordt u hierbij gezonden.
De rechtbank adviseert u in overwegingen omtrent de beslissing of de uitlevering ook daadwerkelijk kan worden toegestaan het navolgende te betrekken.
De rechtbank heeft met zorg kennis genomen van de berichten over het proces van [naam 2] , waarin veelvuldig gerefereerd wordt aan onder meer beïnvloeding van de rechtspleging en veronachtzaming van de onschuldpresumptie, ook door de president van Rwanda. Weliswaar zal de opgeëiste persoon onder de zgn. Transfer Law en niet voor commune delicten worden berecht, maar de berichtgeving geeft ernstig te denken. De rechtbank adviseert u daarom de Kenyan Sector van de International Commission of Jurists (hierna: ICJ Kenya) het proces en de detentieomstandigheden nauwlettend te laten monitoren.
Door de Rwandese autoriteiten zijn garanties gegeven voor een eerlijk proces. Deze zijn
gecodificeerd in onder meer artikel 14 van de op de onderhavige zaak van toepassing zijnde
Law 47/2013 van 16 juni 2013, inzake de overdracht van zaken aan de Republiek Rwanda
(hierna: Transfer Law). Op grond van de Transfer Law vindt berechting plaats door een
speciale kamer van het High Court in Kigali. Daarnaast kent de Transfer Law bepaalde
procedurele waarborgen, zoals immuniteit voor de advocaten die een verdachte in deze soort
zaken bijstaan. De personen die verdacht en veroordeeld worden onder het regime van de
Transfer Law ondergaan hun hechtenis respectievelijk gevangenisstraf in afzonderlijke,
speciaal voor hen ingerichte (afdelingen van) penitentiaire faciliteiten.
Ten behoeve van een berechting onder deze Transfer Law heeft Nederland eerder de
uitlevering van drie personen aan Rwanda toegestaan, te weten [naam 3] , [naam 4]
en [naam 5] . Deze rechtbank heeft ook de uitlevering van [naam 6] toelaatbaar verklaard maar deze zaak bevindt zich nog in de cassatiefase. De Rwandese strafzaken tegen [naam 3] en [naam 4] zijn nog niet afgerond, maar door ICJ Kenya zijn wel driemaandelijks zogenaamde monitoring reports vrijgegeven. Ook het proces van [naam 5] zal worden gemonitord.
De rechtbank adviseert u om - indien u de verzochte uitlevering van de opgeëiste persoon toestaat - ook het proces in de onderhavige zaak te doen waarnemen en de waarnemingsrapporten publiek toegankelijk te maken.
De rechtbank geeft u voorts in overweging om het specialiteitsbeginsel te bedingen.
Deze uitspraak is gewezen door:
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
mr. N.I.S. Boers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Kok, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 12 november 2021.