Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1978 en de Tunesische nationaliteit te bezitten. Eiser heeft op 14 oktober 2019 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij sinds 2007 atheïst is. Eiser heeft met familie en buren problemen ondervonden omdat zij op de hoogte waren van zijn overtuiging. Eiser vreest hierdoor bij terugkeer voor zowel de autoriteiten als zijn omgeving. Hij zal zich verder als atheïst in Tunesië niet vrijelijk kunnen uiten. Eiser heeft zich daarom genoodzaakt gezien om te vluchten.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen.1 Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder heeft ook geloofwaardig bevonden dat eiser een atheïstische levensovertuiging heeft. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij te vrezen heeft voor problemen die verlening van internationale bescherming rechtvaardigen. Eiser is namelijk afkomstig uit Tunesië dat is aangemerkt als veilig land van herkomst. Op 6 mei 2021 heeft in dit kader nog een herbeoordeling plaatsgevonden en de conclusie is ongewijzigd. Eiser valt niet onder één van de uitzonderingscategorieën. Verder is eiser er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Tunesië ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiser heeft immers in de periode van april 2017 tot oktober 2018 als atheïst in Tunesië verbleven en heeft in die periode geen problemen ondervonden van de Tunesische autoriteiten. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat eiser een paspoort had in Tunesië en op gecontroleerde wijze zijn land van herkomst heeft verlaten. Voorts heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat, indien zich problemen voordoen in Tunesië, voor hem geen mogelijkheid bestaat om de bescherming van de autoriteiten in te roepen.
4. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder de asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Eiser heeft in Tunesië namelijk wel degelijk te vrezen als atheïst. Ten onrechte is atheïsme niet meegenomen in de herbeoordeling veilig land van herkomst van 6 mei 2021. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder heeft miskend dat de uitzonderingscategorie van LHBTI’s op de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst rechtstreeks het gevolg is van het feit dat LHBTI’s niet te verenigen zijn met de islam in Tunesië. Ditzelfde geldt evenzeer voor atheïsten. Verweerder heeft daar ten onrechte geen rekening mee gehouden. Uit de herbeoordeling blijkt voorts dat de vrijheid van meningsuiting in Tunesië in het geding is. Eiser zal als atheïst dus niet vrijelijk zijn overtuiging kunnen uiten. Dit blijkt ook uit de problemen die hij heeft gehad met zijn familie en omgeving. Hij vreest bij terugkeer vanwege zijn overtuiging gedood, dan wel onmenselijk behandeld te worden. Eiser kan de bescherming van de Tunesische autoriteiten niet inroepen. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar verschillende rapporten en artikelen2 waaruit blijkt dat Tunesië voor atheïsten niet veilig is en dat de overheid hen geen bescherming biedt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Bij de recente herbeoordeling is de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst ongewijzigd voortgezet.3In de herbeoordeling zijn een tweetal uitzonderingscategorieën opgenomen.4 Volgens eiser zouden atheïsten ook tot de uitzonderingscategorieën moeten behoren. Eiser heeft weliswaar verwezen naar een aantal artikelen waaruit zou blijken dat Tunesië voor atheïsten niet veilig is, maar verweerder wijst er naar het oordeel van de rechtbank terecht op dat deze stukken dateren van ruim vóór de heroverweging van 6 mei 2021. Met betrekking tot de vrijheid van godsdienst zijn er geen wijzigingen sinds de laatste herbeoordeling in september 2020. Tunesië wordt ook niet genoemd in het Annual Report of the U.S. Commission on International Religious Freedom over 2020. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat vrijheid van godsdienst in de Grondwet van Tunesië is verankerd. Verweerder heeft ook terecht ter zitting gesteld dat de positie van atheïsten niet vergelijkbaar is met de gemaakte uitzonderingscategorie voor LHBTI’s. Homofilie wordt immers in Tunesië strafbaar gesteld, terwijl dit bij atheïsme geenszins het geval is. Ook de door eiser gelegde relatie tussen een gebrek aan vrijheid van meningsuiting in Tunesië en het niet kunnen uiten van zijn overtuiging, heeft verweerder ter zitting terecht niet gevolgd. Vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting zijn immers twee verschillende grondrechten die apart van elkaar worden beoordeeld.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder dan ook terecht geconcludeerd dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Tunesië, waaronder atheïsten, geen internationale bescherming nodig hebben. Het is vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat Tunesië in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is. Eiser is daarin niet geslaagd.
6. Verweerder heeft er naar het oordeel van de rechtbank namelijk terecht erop gewezen dat eiser in de periode van april 2017 tot oktober 2018, waarin hij als atheïst in Tunesië heeft verbleven, geen problemen heeft ondervonden van de Tunesische autoriteiten. Verweerder heeft daarbij terecht betrokken dat eiser een paspoort had in Tunesië en op gecontroleerde wijze zijn land van herkomst heeft verlaten. Voorts heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat, indien er zich problemen voordoen in Tunesië, voor hem geen mogelijkheid bestaat om de bescherming van de autoriteiten in te roepen. Eiser heeft immers nooit geprobeerd de bescherming in te roepen. Eiser heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat Tunesië ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Eisers beroepsgronden slagen niet.
7. Gelet op het voorgaande is de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier en bekendgemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.