Verzoek en verweer
De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
- -
haar vervangende toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om dochter [voornaam minderjarige 1] met haar mee te laten verhuizen naar [plaats 1] ,
- -
haar vervangende toestemming te verlenen voor de daarmee samenhangende verandering van school,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast heeft de vader zelfstandig verzocht:
- -
indien aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met [voornaam minderjarige 1] naar [plaats 1] te verhuizen en/of in te schrijven op een andere school: te bepalen dat deze beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard en een latere ingangsdatum, (naar de rechtbank begrijpt voor de te verlenen toestemming) dan de datum van deze beschikking te bepalen, te weten drie maanden, althans een latere ingangsdatum als de rechtbank juist acht;
- -
een zorg- en contactregeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] te bepalen waarbij:
- -
primair: [voornaam minderjarige 1] om de week van donderdag uit school tot en met maandag naar school bij de moeder is en waarbij [voornaam minderjarige 1] dan op de donderdagen uit school door de moeder wordt opgehaald en op de maandagen weer naar school wordt gebracht, alsmede te bepalen dat [voornaam minderjarige 1] alle vakanties en feestdagen bij de moeder is, behoudens de mei-, zomer- en kerstvakantie, daar die bij helfte dienen te worden gedeeld;
- -
subsidiair: [voornaam minderjarige 1] twee van de drie weekenden bij de moeder is, waarbij het eerste van de twee weekenden van donderdag uit school tot maandag naar school en het tweede weekend van vrijdag uit school tot en met maandag naar school en waarbij [voornaam minderjarige 1] dan op de donderdagen/vrijdagen uit school/uit zwemles door de moeder wordt opgehaald en op de maandagen weer naar school wordt gebracht, alsmede te bepalen dat [voornaam minderjarige 1] alle vakanties en feestdag bij de moeder is, behoudens de mei-, zomer- en kerstvakantie daar die bij helfte dienen te worden gedeeld;
- vast te stellen dat [voornaam minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft.
Feiten
- [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
- -
Bij beschikking van deze rechtbank van 25 maart 2017 is [voornaam minderjarige 1] voor het eerst onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. De ondertoezichtstelling is vervolgens steeds verlengd tot 23 november 2019.
- -
Bij beschikking van 12 juni 2018 van deze rechtbank, hersteld bij beschikking van 18 juni 2018, is – voor zover hier van belang – bepaald dat voortaan aan de ouders gezamenlijk het gezag zal toekomen en is een zorgregeling bepaald, waarbij [voornaam minderjarige 1] bij de vader is:
- -
om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school en iedere woensdag uit school tot donderdag naar school;
- -
de helft van de vakanties, in onderling overleg door de ouders en onder regie van de jeugdbeschermer te verdelen.
- De ouders zijn een “borgingsplan na ondertoezichtstelling”/ouderschapsplan overeengekomen, waarbij parallel solo-ouderschap is afgesproken. Communicatie verloopt via [naam 1] (een gezamenlijke kennis van de ouders). Volgens dit plan is [voornaam minderjarige 1] bij de vader:
- -
in de even weken van woensdag uit school tot en met vrijdag uit school;
- -
in de oneven weken van woensdag naar school tot en met donderdag naar school en van vrijdag uit school tot en met maandag naar school.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 25 september 2020 is – voor zover van belang – het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor een verhuizing naar [plaats 1] met [voornaam minderjarige 1] en de daarmee samenhangende verandering van school afgewezen.
Beoordeling
Ontvankelijkheid
In tegenstelling tot de vader, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de situatie ten tijde van de beschikking van 25 september 2020. Tijdens die beschikking was de woning in [woonplaats] waar de moeder samen met [voornaam minderjarige 1] (en [voornaam minderjarige 2] ) inwoonde nog niet verkocht. Inmiddels heeft de verkoop en levering van die woning plaatsgevonden waardoor de moeder op dit moment feitelijk met [voornaam minderjarige 1] in [plaats 1] in het huis van haar vader verblijft. De rechtbank zal de moeder dus ontvangen in haar verzoeken tot vervangende toestemming en hierna tot een inhoudelijke beoordeling van die verzoeken (en de zelfstandige verzoeken van de vader) overgaan.
Vervangende toestemming verhuizing en- inschrijving school en hoofdverblijfplaats
De moeder stelt dat ondanks haar inspanningen om een woning in [woonplaats] te kunnen vinden, dat niet is gelukt. Een voorrangsverklaring wordt niet aan de moeder verleend, omdat de andere ouder van [voornaam minderjarige 1] wel over woonruimte beschikt. Volgens de moeder kan het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] onverkort worden voortgezet. De moeder is bereid om [voornaam minderjarige 1] op de woensdagen, donderdag en vrijdagen naar [woonplaats] te brengen. De afstand van de (beoogde) school tot de woning van de vader is nog geen half uur rijden. Daarom zijn de schooltijden gunstiger voor de vader en kunnen hij en [voornaam minderjarige 1] per saldo meer tijd met elkaar doorbrengen. Ook de activiteiten waaraan [voornaam minderjarige 1] in [woonplaats] deelneemt kunnen onveranderd doorgaan volgens de moeder.
Verder stelt de moeder zich op het standpunt dat bepaling van het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige 1] niet in haar belang is. Daarin speelt ook mee dat [voornaam minderjarige 1] haar (half)zus bij de moeder woont en op [voornaam minderjarige 1] haar huidige school sprake is van pestgedrag waardoor zij het niet naar haar zin heeft.
De vader voert – samengevat weergegeven – het volgende aan. Door de vader wordt betwist dat er een noodzaak bestond om naar [plaats 1] te verhuizen. De moeder heeft immers de afgelopen zes jaar de tijd gehad om passende huisvesting in [woonplaats] te vinden. Ook heeft de moeder geen inzicht gegeven in de (financiële) inspanningen die zij de afgelopen jaren heeft verricht of had kunnen verrichten ter verkrijging van een woning in [woonplaats] . Verder heeft de moeder geen (speciale) band met [plaats 1] . Zij is enkel daar naartoe verhuisd omdat zij in de woning van haar vader terecht kon. Dit maakt volgens de vader ook dat de verhuizing niet is doordacht. Als de woning van de vader van de moeder ergens anders had gelegen, dan was de moeder daar naartoe verhuisd. Niet alleen voor de huisvesting maar ook voor haar inkomen (UWV, toeslagen, belastingdienst en kinderalimentatie) is zij afhankelijk van derden. Er bestaat volgens de vader dan ook geen garantie dat de moeder en [voornaam minderjarige 1] voor onbepaalde tijd in de woning in [plaats 1] kunnen blijven wonen. [voornaam minderjarige 1] zal dan wellicht opnieuw moeten verhuizen en opnieuw van school moeten wisselen.
Verder stelt de vader dat de mate van communiceren tussen partijen een verhuizing niet kan dragen. De communicatie verloopt tussen partijen al enige tijd via een derde ( [naam 1] ). Een verhuizing naar [plaats 1] zal volgens de vader de verhouding tussen partijen alleen nog maar meer op scherp zetten. Hoewel de vader de huidige zorgregeling in stand zou willen houden en [voornaam minderjarige 1] op dezelfde mate wil blijven zien, kan in de visie van de vader kan de huidige zorgregeling bij een verhuizing naar [plaats 1] niet in stand blijven. Terwijl de huidige zorgregeling na drie jaren, gerechtelijke procedures, een ondertoezichtstelling en een acute uithuisplaatsing eindelijk werd nagekomen. [voornaam minderjarige 1] zal bij een verhuizing namelijk 2,5 uur extra reistijd per week hebben en meerdere keren per week voor en na schooltijd tussen [plaats 1] heen en weer moeten reizen. Dat is niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] . Het centrum van [voornaam minderjarige 1] haar (buiten)schoolse activiteiten zullen bij een verhuizing eveneens in [plaats 1] plaatsvinden. Dit terwijl de vader op dit moment een betrokken co-ouder is. Tot slot woont [voornaam minderjarige 1] al haar hele leven in [woonplaats] . Zij is geworteld in [woonplaats] : zij heeft daar haar vriendjes, gaat daar naar school, heeft daar haar zwemles en haar paardrijles.
De rechtbank stelt voorop dat gezamenlijke uitoefening van het gezag over [voornaam minderjarige 1] meebrengt dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [voornaam minderjarige 1] toestemming van de vader nodig heeft. Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van (één van) de ouders aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) zal de rechtbank bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van [voornaam minderjarige 1] een overweging van eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Bij de beoordeling van onderhavige verzoeken, stelt de rechtbank verder voorop dat deze rechtbank in haar beschikking van 25 september 2020 alle (toen geldende) omstandigheden in acht heeft genomen en de betrokken belangen heeft afgewogen, die uiteindelijk tot een afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming voor een verhuizing naar [plaats 1] heeft geleid. Toen en ook nu gaat de te maken belangenafweging enerzijds om het belang van de moeder om met [voornaam minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats 1] om daar een nieuwe start te kunnen maken en anderzijds het belang van de vader om de huidige zorgregeling of in ieder geval zijn rol in de verzorging en opvoeding op vergelijkbare wijze vorm te kunnen blijven geven en daarbij een onbelemmerd contact met [voornaam minderjarige 1] te kunnen hebben met uiteraard in achtneming van de belangen van [voornaam minderjarige 1] . De enige omstandigheid die veranderd is, of lijkt te zijn, ten opzichte van de beschikking van 25 september 2020 is dat de verkoop van de woning waar de moeder inwoonde heeft plaatsgevonden en de moeder aldus is verhuisd naar [plaats 1] .
De rechtbank ziet zich dan ook op dit moment voor een lastige situatie gesteld. Een situatie waarin de moeder (met [voornaam minderjarige 1] ) feitelijk in [plaats 1] verblijft, terwijl de moeder voorheen (met [voornaam minderjarige 1] ) dichtbij de vader en de school van [voornaam minderjarige 1] in [wijk] woonde en de ouders op grond van parallel solo-ouderschap een co-ouderschapregeling uitvoerde. De rechtbank overweegt dat hoewel de moeder de noodzaak van de verhuizing niet met stukken in deze procedure heeft onderbouwd, voldoende vast staat dat de door de moeder bewoonde woning in [woonplaats] moest worden verkocht omdat haar moeder en stiefvader in een WSNP-traject zaten. In zoverre was de moeder dan ook genoodzaakt om de woning te verlaten en te verhuizen. Gelet op de krapte op de huidige woningmarkt, acht de rechtbank het eveneens voorstelbaar dat het de moeder niet is gelukt om een woning in [woonplaats] te vinden. Wel is de rechtbank met de vader van oordeel dat de moeder de inspanningen die zij de afgelopen jaren heeft verricht om een woning in [woonplaats] te bemachtigen niet dan wel onvoldoende heeft aangetoond. Daarbij komt dat het voor de rechtbank onvoldoende duidelijk is of de moeder voor langere dan wel onbepaalde tijd in de woning van haar vader in [plaats 1] kan en wil verblijven en of zij voornemens is om op enig moment een eigen (huur)woning te betrekken en binnen welke regio deze (huur)woning zou zijn gelegen. Immers, de moeder is al enige jaren voor haar huisvesting afhankelijk van derden (en is dat nu nog steeds) zodat een nieuwe verhuizing naar een eigen (huur)woning niet uit te sluiten valt. Gelet op de door de vader ingenomen stellingen op dit punt had het op de weg van de moeder gelegen om hier meer duidelijkheid over te verschaffen.
Verder overweegt de rechtbank dat [voornaam minderjarige 1] op dit moment in klas 6 van de Vrije School zit en het onzeker is of [voornaam minderjarige 1] volgend jaar zal overgaan naar het middelbare onderwijs. Doordat twee klassen op de school van [voornaam minderjarige 1] zijn samengevoegd, heeft zij feitelijk een klas overgeslagen. De rechtbank acht een wisseling van school in deze eindfase van de lagere school en tijdens het lopende schooljaar ongelukkig en niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] . De moeder heeft gesteld dat [voornaam minderjarige 1] gepest zou worden op haar huidige school, maar dat lijkt niet (langer) aan de orde te zijn. [voornaam minderjarige 1] heeft immers tijdens het kindgesprek aangegeven dat daar in haar huidige klas geen sprake meer van is.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat [voornaam minderjarige 1] (nog altijd) klem zit tussen haar ouders. Zowel de vader als de moeder heeft dit op de zitting naar voren gebracht en de ouders hebben beide hun zorgen hierover uitgesproken. Daarbij komt dat [voornaam minderjarige 1] onder meer door de recentelijke procedures prominenter onderdeel is geworden van de door de ouders gevoerde strijd. De ouders hebben een belaste geschiedenis waarbij sprake is geweest van problematiek ten aanzien van het tot stand brengen en nakoming van het contact tussen [voornaam minderjarige 1] en de vader. De communicatie tussen de ouders is verstoord. De ouders kunnen (op dit moment nog steeds) alleen via een tussenpersoon met elkaar communiceren.
Vaststaat dat [voornaam minderjarige 1] de consistente wens heeft bij de moeder te willen wonen en te willen verhuizen naar [plaats 1] . Naar het oordeel van de rechtbank moet daaraan, bij een kind van haar leeftijd, in beginsel zwaarwegende betekenis worden toegekend. De rechtbank acht het echter aannemelijk dat deze wilsuiting van [voornaam minderjarige 1] is gevormd door de strijd tussen vader en moeder. Op verzoek van de moeder heeft de rechter voorafgaand aan de zitting met [voornaam minderjarige 1] gesproken. [voornaam minderjarige 1] heeft zich bij de rechter in nagenoeg gelijke negatieve bewoordingen als haar moeder uitgelaten over diverse onderwerpen zoals onder meer de school in [woonplaats] (het samenvoegen van klassen waardoor zij op dit moment in klas 6 van de school in [woonplaats] zit). [voornaam minderjarige 1] heeft bij dit gesprek aan de rechter tevens ergernissen/voorbeelden van de thuissituatie bij vader voorgelegd die onderdeel uitmaken van een gewoon gezinssysteem en niet zonder meer een wijziging in de zorgregeling, zoals door [voornaam minderjarige 1] tijdens het kindgepsrek aangegeven, rechtvaardigt. Wel doet dit de vraag rijzen of [voornaam minderjarige 1] de (impliciete) toestemming heeft om het bij beide ouders naar haar zin te hebben. [voornaam minderjarige 1] lijkt gedwongen te worden te kiezen tussen haar ouders. De rechtbank is van oordeel dat de ouders [voornaam minderjarige 1] daarmee plaatsen in een loyaliteitsconflict en in een situatie waarin zij zich niet vrij kan uiten. [voornaam minderjarige 1] is vanwege dit loyaliteitsconflict volledig klem komen te zitten tussen haar ouders. Om zich optimaal te kunnen ontwikkelen is het voor [voornaam minderjarige 1] noodzakelijk dat de ouders met elkaar gaan samenwerken. Dit laatste is de ouders meerdere malen voorgehouden, maar tot een verbetering of enig initiatief tot verbetering van de onderlinge communicatie heeft dit niet geleid. De onderlinge verhouding tussen de ouders verslechtert eerder door de recente procedures, dan dat die verhouding verbetert. Gelet op deze achtergrond, is de rechtbank van oordeel dat aan de wilsuiting van [voornaam minderjarige 1] geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend.
Ondanks voornoemde problematiek hebben de ouders zonder noemenswaardige problemen al geruime tijd een co-ouderschap uitgevoerd op basis van parallel solo-ouderschap. Gelet op het loyaliteitsconflict waar de ouders [voornaam minderjarige 1] voor hebben gesteld is het van belang dat [voornaam minderjarige 1] niet het gevoel krijgt dat zij moet kiezen tussen haar ouders. De rechtbank acht dit het best gewaarborgd als het ouderschap gelijkwaardig verdeeld blijft, zodat [voornaam minderjarige 1] kan profiteren van beide opvoedsystemen. De rechtbank verkeert in de veronderstelling dat een zorgregeling met gelijkwaardig ouderschap als uitgangspunt het beste kan worden nagestreefd vanuit de hoofdverblijfplaats bij vader.
Tegen deze achtergrond en alles in onderling samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat een verhuizing naar [plaats 1] op dit moment niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] is.
De rechtbank zal dan ook geen vervangende toestemming verlenen voor de verhuizing en het verzoek van de moeder daartoe afwijzen. Als gevolg daarvan zal de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor de daarmee samenhangende verandering van school bij gebrek aan belang afwijzen. Ook komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling en beslissing op het voorwaardelijk verzoek van de vader om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en een latere ingangsdatum voor de verhuizing te bepalen.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 1] met ingang van 1 oktober 2021 bij de vader bepalen en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit brengt met zich dat de vader vanaf dat moment aanspraak kan maken op kinderbijslag en mogelijk op kindgebonden budget voor [voornaam minderjarige 1] . Vanaf dat moment is de vader geen kinderalimentatie meer aan de moeder is verschuldigd. Wel zullen vanaf 1 oktober 2021 alle verblijfsoverstijgende kosten van [voornaam minderjarige 1] voor rekening van de vader komen.
Bijzondere curator ex artikel 1:250 BW
Zoals ter zitting met de ouders is besproken, acht de rechtbank het in het belang van [voornaam minderjarige 1] om ambtshalve een bijzondere curator in de zin van artikel 1:250 BW te benoemen. Zodat enerzijds de beslissing die de rechtbank heeft genomen met [voornaam minderjarige 1] neutraal kan worden besproken, zonder dat daarbij direct dan wel indirect (negatieve) emoties van de ene ouder over de andere ouder wordt overgebracht. Anderzijds acht de rechtbank benoeming van een bijzondere curator aangewezen nu duidelijk is dat [voornaam minderjarige 1] nog altijd klem zit tussen haar ouders, zoals hiervoor overwogen. [voornaam minderjarige 1] lijkt hierdoor geen onbelast contact met haar beide ouders te kunnen ervaren. De rechtbank acht het daarom aangewezen dat de bijzondere curator haar zal adviseren over een zorgregeling in het licht van de beslissingen die in deze beschikking zijn genomen.
De rechtbank zal mevrouw drs. [naam 2] benoemen als bijzondere curator over [voornaam minderjarige 1] . Deze onafhankelijke persoon moet [voornaam minderjarige 1] vertegenwoordigen. Van de bijzondere curator wordt in dit verband verwacht dat zij de beslissingen die de rechtbank heeft genomen ten aanzien van het hoofdverblijf/vervangende toestemming met [voornaam minderjarige 1] (op neutrale wijze) doorneemt. Daarnaast wordt van de bijzondere curator verwacht dat zij onderzoekt:
- -
welke zorgregeling in het licht van wat er in het verleden heeft gespeeld en nu speelt het meest in het belang van [voornaam minderjarige 1] wordt geacht en
- -
of er verdere bevindingen naar voren komen die van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] ?
Het staat de bijzondere curator vrij te onderzoeken of tot een door alle betrokkenen gedragen oplossing kan worden gekomen.
De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders hun volledige medewerking zullen verlenen aan de bijzondere curator en haar op eerste verzoek de gevraagde informatie te verstrekken en te reageren op uitnodigingen om met haar in gesprek te gaan. Ter bespoediging van de procedure heeft de griffier reeds per e-mail aan de bijzondere curator de contactgegevens van de advocaten verstrekt zodat via hen contactgegevens van de ouders kan worden verkregen.
Van haar bevindingen ten aanzien van de zorgregeling dient de bijzondere curator vóór 15 november 2021, of zoveel eerder als mogelijk, schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank en aan de ouders.
De rechtbank zal in afwachting van dit verslag en de (eventuele) reactie van de ouders hierop een beslissing op de zorgregeling en de proceskosten aanhouden tot 1 december 2021, pro forma. Zo nodig zal de rechtbank na ontvangst van het schriftelijk verslag van de bijzondere curator en de (eventuele) reactie van de ouders een voortzetting van de mondelinge behandeling ter zitting plannen waarvoor de ouders en de bijzondere curator zullen worden opgeroepen.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] met ingang van 1 oktober 2021 bij de vader;
benoemt tot bijzondere curator over [voornaam minderjarige 1] : mevrouw drs. [naam 2] , kanthoorhoudende te [plaats 2] aan de [adres] ( [postcode] ), telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mailadres: [e-mailadres] ;
beveelt de griffier een kopie van de stukken en deze beschikking toe te zenden aan de bijzondere curator;
verzoekt de bijzondere curator de beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf en de afwijzing van de vervangende toestemming tot verhuizing naar [plaats 1] (op een neutrale wijze) met [voornaam minderjarige 1] te bespreken;
bepaalt dat de bijzondere curator uiterlijk op 15 november 2021 pro forma verslag dient te doen aan de rechtbank en aan de ouders;
bepaalt dat de ouders binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator, desgewenst, hierop schriftelijk kunnen reageren; deze reactie dient aan de rechtbank, aan de bijzondere curator en aan de andere ouder te worden toegezonden;
houdt iedere verdere beslissing over de zorgregeling en de proceskosten aan tot 1 december 2021 pro forma
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming verhuizing en -inschrijving school.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, kinderrechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. S. Verhoef als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2021. |
| | |
| | |
|
| | |