Overwegingen
1. Eiser werkt als stafmedewerker SZVK bij het Commando Landstrijdkrachten.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser recht heeft een opleiding op wetenschappelijk niveau te volgen. Desondanks heeft verweerder de door eiser geambieerde opleiding aan de Erasmus Universiteit afgewezen. Verweerder vindt het niet proportioneel dat eiser deze dure opleiding volgt terwijl er goedkopere opleidingen bedrijfskunde op wetenschappelijk niveau beschikbaar zijn. Daarmee zou eiser dezelfde verbreding in zijn loopbaanmogelijkheden behalen, evenals een vergelijkbaar diploma.
Een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt volgens verweerder niet. Kapitein [A] heeft aan het begin van zijn militaire loopbaan schriftelijke afspraken omtrent deze opleiding gemaakt. Bij het uitblijven van de bachelor accreditatie op de Koninklijke Militaire Academie heeft hij de opleiding op wetenschappelijk niveau bedongen.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij erop mocht vertrouwen dat hij zelf de keuze kon maken voor een opleiding, omdat hij geen lijst met criteria heeft gezien om vast te kunnen stellen wat noodzakelijke kosten zijn. De door verweerder genoemde opleiding aan de TIAS ligt in dezelfde prijscategorie als de opleiding die hij wenst te doen. Andere opleidingen zijn bovendien in redelijkheid niet geschikt voor eiser. Verweerder heeft voorts niet onderbouwd welke rol reistijd en reiskosten spelen bij de beoordeling van de kosten van opleidingen. Volgens eiser is hem door de trage procedure een jaar lang een WO-master ontzegd en heeft dit gevolgen voor zijn mogelijkheid om majoor te worden.
Verder beroept eiser zich op het gelijkheidsbeginsel. Volgens eiser had [A] geen afspraken had gemaakt over een budget, kosten en/of opleiding. Ook van collega [C] zijn alle opleidingen door Defensie vergoed.
Omdat eisers Persoonlijk Ontwikkelplan in Peoplesoft eerst was voorzien van een positief advies, mag verweerder niet de opleiding alsnog afkeuren, aldus eiser. Onduidelijk is waarom dat advies later is aangepast. Alle gegevens en kosten waren al bekend. Onduidelijk is ook of het aangepaste advies de reden is geweest dat eisers verzoek bij het primaire besluit is afgewezen. De reden daarvoor kan ook het advies zijn van kapitein [B] , [management] . Dat advies is volgens eiser onjuist. Eiser heeft geen enkel vertrouwen meer in de loopbaanbegeleiding van Defensie. Volgens een folder van verweerder vindt de loonbaanbegeleiding plaats vanuit een veilige, neutrale en onafhankelijke context, maar zo heeft eiser dat niet ervaren.
Eiser verwacht dat hij een universiteit mag uitzoeken voor de master bedrijfskunde, de opleiding onder werktijd mag volgen, gelijkgesteld wordt aan iemand die de majoorsopleiding al heeft behaald, bij sollicitaties wordt gelijkgesteld met iemand die de masteropleiding al heeft afgerond, gebruik kan maken van ouderschapsverlof en dat een eventuele dienverplichting ingaat vanaf januari 2018.
4. Op grond van artikel 16, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) wordt de militair op zijn aanvraag door Onze Minister aangewezen voor een opleiding die ziet op zijn persoonlijke ontwikkeling ten behoeve van de verbreding van zijn loopbaanmogelijkheden binnen Defensie. De aanvraag gaat vergezeld van een advies van de employabilitybegeleider.
Op grond van artikel 16, tweede lid, van het AMAR vergoedt Onze Minister de aan een opleiding in het kader van de persoonlijke ontwikkeling verbonden noodzakelijke kosten, die voor rekening van de militair komen.
Op grond van artikel 28a, vierde lid, van het AMAR wordt in het loopbaangesprek ten minste aan de volgende aspecten aandacht besteed:
a. de loopbaanwensen van de militair;
b. de kansen en mogelijkheden binnen het door hem gevolgde loopbaanpad;
c. de kansen en mogelijkheden bij het mogelijk wijzigen van het loopbaanpad;
d. de ontwikkelpunten inzake kennis, ervaring en competenties, gericht op het vervolg van de loopbaan.
Op grond van artikel 28a, zesde lid, van het AMAR worden afspraken die in het loopbaangesprek worden gemaakt, vastgelegd in het bij ministeriële regeling vast te stellen persoonlijk ontwikkelplanformulier. Het formulier wordt ondertekend door de militair, de employabilitybegeleider en de commandant operationeel commando.
Op grond van artikel 3:3 van de Voorlopige Voorziening Uitvoeringsregeling AMAR zijn de kosten, genoemd in artikel 16, tweede lid, van het AMAR, die voor vergoeding in aanmerking komen, voor zover zij niet rechtstreeks voor rekening komen van of rechtstreeks worden betaald door het Ministerie van Defensie:
a. inschrijvings-, les-, college-, practicum-, examen- en diplomagelden, met uitzondering van kosten verbonden aan het volgen van praktisch vliegonderricht;
b. studieboeken en studiemateriaal, voor zover direct gerelateerd aan de opleiding;
c. excursie, reis- en verblijfskosten op grond van het Besluit dienstreizen defensie.
Eventuele tegemoetkomingen van derden worden hierop in mindering gebracht.
Het oordeel van de rechtbank
5. Voor zover verweerder van mening is dat eiser geen procesbelang heeft, deelt de rechtbank die mening niet. Weliswaar heeft de Erasmus Universiteit besloten de opleiding in oude vorm stop te zetten, maar uit eisers persoonlijke visie, naar de rechtbank gezonden op 12 maart 2020, blijkt dat eiser nog steeds een opleiding bedrijfskunde op wetenschappelijk niveau wil volgen.
6. Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep kan de beoordelingsruimte op grond van artikel 16 van het AMAR slechts worden gevonden in het gegeven dat sprake moet zijn van een opleiding voor persoonlijke ontwikkeling ten behoeve van de verbreding van de interne loopbaanmogelijkheden. Zie de uitspraak van 15 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1441. Uit het bestreden besluit blijkt dat de opleiding Bedrijfskunde op WO-niveau volgens verweerder aan voormeld criterium voldoet. Naar het oordeel van de rechtbank gaat verweerders beoordelingsruimte niet zo ver dat eisers aanvraag mocht worden afgewezen omdat er goedkopere opleidingen beschikbaar zijn waarmee eiser dezelfde verbreding in zijn loopbaanmogelijkheden en een vergelijkbaar diploma zou kunnen behalen. Welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, is geregeld in artikel 16, tweede lid, van het AMAR, gelezen in samenhang met artikel 3:3 van de Voorlopige Voorziening Uitvoeringsregeling AMAR. Het bestreden besluit berust daarom niet op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank niet toe aan eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel. Ook komt de rechtbank niet toe aan de vraag of verweerder na een positief advies nog een verzoek tot het volgen van een opleiding mag afkeuren. Verweerder heeft immers in het bestreden besluit aangegeven dat eiser recht heeft om onderhavige opleiding te volgen.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Niet in geschil is immers dat de master bedrijfskunde ziet op eisers persoonlijke ontwikkeling ten behoeve van de verbreding van zijn loopbaanmogelijkheden binnen Defensie. Daarom wordt eisers verzoek om de master bedrijfskunde, aan een door hem te kiezen universiteit, te volgen toegewezen. Zoals hierboven aangegeven, moet verweerder daarvan de kosten vergoeden overeenkomstig artikel 16, tweede lid, van het AMAR, gelezen in samenhang met artikel 3:3 van de Voorlopige Voorziening Uitvoeringsregeling AMAR. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
In deze procedure gaat het alleen om de master bedrijfskunde. De rechtbank geeft daarom geen oordeel over eisers andere verwachtingen, bijvoorbeeld aangaande ouderschapsverlof.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).