3.4.2
Bevragingen
3.4.2.1 [naam 1]
7
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 1 november 2016 om 15:27:51 uur de KENO-sleutel van [naam 1] in Summ-It heeft ingevoerd en dat hij via ‘zoeken en speuren’ heeft gekeken of deze KENO-sleutel in Summ-It onderzoeken voorkwam. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] op 1 november 2016 om 15:29:07 uur de KENO-sleutel van [naam 1] in BVI-IB ingevoerd en deze in Bluespot en SKDB bekeken. Daarna heeft [medeverdachte 1] dezelfde KENO-sleutel gebruikt in Bluespot en informatie over deze persoon opgevraagd.8
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 1] heeft nagetrokken in de politiesystemen.9
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [naam 1] heeft laten opvragen in de politiesystemen via [verdachte] .10
[verdachte] heeft verklaard dat hij vijftien tot twintig bevragingen heeft gedaan via [medeverdachte 1] en dat het zou kunnen dat dit één van de namen was die hij heeft opgevraagd.11
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 1] ’ op verzoek van [medeverdachte 2] , via [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.2 J.P. [naam 2]
12
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 5 november 2016 via BVI-IB, Bluespot en Summ-It, informatie over [naam 2] heeft opgezocht.13
Op 21 februari 2017 heeft in de woning van [naam 2] , een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij is een papier14 aangetroffen, waarop een aantal gegevens stonden over [naam 2] . Bij eerste bestudering van het papier leek het op een soort bevraging van de gegevens uit de politiesystemen over [naam 2] .15
De informatie op het in de woning van [naam 2] aangetroffen briefje, bevatte exact dezelfde informatie als de informatie die [medeverdachte 1] in de systemen had opgevraagd.16
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het handschrift op het handgeschreven briefje, dat in de woning van [naam 2] is aangetroffen, herkent als zijn handschrift. Hij heeft verklaard dat [verdachte] hem om de desbetreffende informatie heeft gevraagd en dat hij het briefje ook aan [verdachte] heeft gegeven.17 [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat het zou kunnen dat hij deze informatie voor [medeverdachte 2] heeft gevraagd.18 [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [naam 2] heeft laten bevragen via [verdachte] .19
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 2] ’ op verzoek van [medeverdachte 2] , via [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 9 januari 2017 heeft gezocht op de KENO-sleutel, de personalia en het BSN-nummer van [naam 3] .
Op 31 januari 2017 heeft [naam 3] (de ex-partner van de vriendin van [verdachte] en vader van haar kind) aangifte gedaan van het feit dat politie-informatie over hem is gegeven aan [verdachte] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] hem vroeg of [naam 3] in verband kon worden gebracht met zedendelicten en dat hij naar aanleiding van dit verzoek, informatie uit de politiesystemen heeft doorgegeven aan [verdachte] . Ook [verdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] om deze informatie heeft gevraagd. Hij wilde [naam 3] confronteren met bewijs dat hij is veroordeeld voor een zedendelict.
3.4.2.4 Opsporingsonderzoek [onderzoeksnaam] , [naam 30] en [naam 31]
20
[medeverdachte 1] was als politieambtenaar verbonden aan het politieonderzoek “ [onderzoeksnaam] ”, een onderzoek naar de handel in verdovende middelen door [naam 30] en [naam 31] ”. Op 28 januari 2017 kwamen in dit onderzoek gesprekken tussen [naam 30] en [naam 31] over getapte telefoonlijnen, waaruit kon worden geconcludeerd dat zij door hadden dat ze getapt werden door het onderzoeksteam en geobserveerd werden door het observatieteam. De informatie dat er getapt werd, was - zo was te horen in de tapgesprekken - afkomstig van [bijnaam] die bij [voornaam] werkt en alles doorgeeft”, waarvan later is vastgesteld dat dit [verdachte] betrof.21
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 28 en 29 januari 2017 aan [verdachte] heeft doorgegeven dat er een strafrechtelijk onderzoek liep, dat ze werden getapt en dat het observatieteam ook reed.22 [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zich tijdens het vissen heeft versproken en aan [verdachte] heeft gezegd dat er een onderzoek liep tegen [naam 30] ( [naam 30] ), maar dat hij [verdachte] de volgende ochtend heeft gesmeekt dit niet tegen [naam 30] te zeggen en daarbij nog extra informatie heeft gegeven zoals dat ze getapt en geobserveerd werden.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem heeft verteld dat de politie de dag daarna een onderzoek zou gaan doen tegen [naam 30] . [verdachte] heeft [naam 30] gewaarschuwd dat de politie alles weet en heeft een dag later nogmaals gezegd tegen [naam 30] dat zij de telefoon moesten weggooien.23
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] informatie uit onderzoek [onderzoeksnaam] , met betrekking tot ‘ [naam 30] ’ en ‘ [naam 31] ’, heeft doorgegeven aan [verdachte] .
3.4.2.5 Een mutatie met kenmerk PL1500_BVH2017199684_1 (zaaksdossier [onderzoeksnaam] )
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 26 juli 2017 het kenteken [kenteken] (het kenteken van [naam 32] , de vriendin van [verdachte] ) heeft ingevoerd in BVI-IB en dat hij in Bluespot mutatie PL1500_BVH_2017199684_1 heeft geopend.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de inhoud van de mutatie op diens verzoek heeft doorgegeven aan [verdachte] en [verdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] heeft gevraagd om genoemde informatie in de politiesystemen op te zoeken.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] informatie met betrekking tot mutatie PL1500_BVH_2017199684_1 (zaaksdossier [onderzoeksnaam] ) heeft geopend en deze informatie heeft doorgegeven aan [verdachte] .
3.4.2.6 [naam 7] , [naam 8] en [naam 9]
24
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 13 september 2017 om 10:39 uur het kenteken [kenteken] heeft ingevoerd en het voertuig en de te naam gestelde [naam 7] in de politiesystemen heeft bevraagd. Op genoemde datum om 10:58 uur heeft [medeverdachte 1] het kenteken [kenteken] ingevoerd en het voertuig en de te naam gestelde [naam 8] in de politiesystemen bevraagd. Ten slotte heeft [medeverdachte 1] op genoemde datum om 11:05 uur het kenteken [kenteken] ingevoerd en het voertuig en de te naam gestelde [naam 9] in de politiesystemen bevraagd.25
Uit een tapgesprek tussen [verdachte] en [naam 33] van 31 juli 2017 blijkt dat beide mannen elkaar rond 15.30 uur die dag zullen ontmoeten bij de [plaats ] In een volgend tapgesprek om 15.56 uur diezelfde dag zegt [verdachte] tegen zijn moeder: “net even naar iemand anders bij [plaats ] die had drie van die (…) weet je wel bonnen”. Op 25 augustus 2017 belt [verdachte] met het telefoonnummer van [naam 33] . Tijdens het overgaan van de telefoon is op de achtergrond een gesprek tussen [verdachte] en [naam 34] te horen. [verdachte] zegt: “Want het beste is eigenlijk het kenteken, als ze iets op naam hebben staan weet je. Kans dat ze helemaal in het systeem staan.” En “Dit is [bijnaam] toch, die zou ook nog 4 of 5 krijgen.”26 Op 26 augustus 2017 stuurt [verdachte] het volgende sms-bericht naar [naam 33] : “Hahahahah Hoelaat kom je dingen ophalen Hahahah (emoticons) heb ze Maarja btr niet op sms”.27 In een tapgesprek op 13 september 2017 om 12.31 uur zegt [verdachte] tegen zijn moeder: “Mag ik je zo terugbellen, want iemand is effe wat voor mij aan het opschrijven uit mijn telefoon.”28 In een tapgesprek van diezelfde dag om 16.24 uur antwoordt [verdachte] op de vraag van [naam 33] of hij nu langs zal rijden: “Hij is al geweest man. Hij heeft iemand gestuurd.”29
Uit onderzoek naar de inhoud van de iPhone van [medeverdachte 1] is gebleken dat onder ‘notities’ een tekst (die was verwijderd maar kon worden teruggehaald) stond met als datum 13 september 2017, waarin de hiervoor genoemde namen en de bijbehorende informatie uit de politiesystemen worden genoemd.30
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] hem via de WhatsApp heeft gevraagd om te kijken of genoemde drie personen getapt werden. De informatie heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp geleverd.31
[verdachte] heeft verklaard, na confrontatie met het sms-bericht van 26 augustus 2017, dat [naam 33] drie bonnetjes had voor [medeverdachte 1] , dat [verdachte] deze door [medeverdachte 1] heeft laten bevragen en dat iemand de bonnetjes weer bij hem heeft opgehaald.32
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] op verzoek van [verdachte] en [naam 33] ‘ [naam 7] ’, ‘ [naam 8] ’ en ‘ [naam 9] ’ heeft bevraagd in de politiesystemen.
3.4.2.7 [verdachte]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] in de periode van 8 september 2015 tot 26 september 2017, op vijftien verschillende data op gegevens van [verdachte] heeft gezocht in de politiesystemen en politie-informatie over [verdachte] heeft geraadpleegd.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [verdachte] diverse malen heeft bevraagd, ook uit eigen interesse. [verdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] twee of drie maal heeft verzocht om hem op te zoeken.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] [verdachte] diverse malen heeft bevraagd in de politiesystemen.
3.4.2.8 [medeverdachte 2]
33
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 21 mei 2016 de KENO-sleutel behorend bij [medeverdachte 2] heeft bevraagd in diverse politiesystemen. Op 9 en 29 augustus 2016, 13 oktober 2016, 5 november 2016, 12 januari 2017 en 9 maart 2017 heeft [medeverdachte 1] dit ook gedaan.34
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] meerdere malen heeft bevraagd.35 Verder heeft hij verklaard dat hij dit niet uit eigen initiatief deed.36 [verdachte] heeft hem tijdens het vissen eens gevraagd om [medeverdachte 2] te bevragen. De vraag was wat [medeverdachte 2] zoal deed, in BVH en Summ-It; wat hij op zijn kerfstok had.37
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem had gevraagd of hij [medeverdachte 2] moest opzoeken en dat hij toen ja heeft gezegd.38
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] diverse malen [medeverdachte 2] heeft bevraagd in de politiesystemen.
3.4.2.9 [naam 15] en [naam 14]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat hij op 28 juni 2016 op de postcode en het huisnummer zoekt van het adres waar [naam 15] staat ingeschreven en doorklikt op diens KENO-sleutel. Ook op 1 juli 2016, 31 augustus 2016 en 5 september 2016 zoekt [medeverdachte 1] op informatie betreffende [naam 15] . Op 24 juli 2017 en 27 september 2017 zoekt [medeverdachte 1] op kenteken [kenteken] welk voertuig op naam staat van [naam 15] .39
Op 31 oktober 2017 is het voertuig van [medeverdachte 2] doorzocht en zijn enkele papieren met handgeschreven teksten aangetroffen, waaronder een papiertje met daarop “ [naam 14] , [kenteken] , WPF, [adres] ”.40 Kenteken [kenteken] staat op naam van [naam 15] .41 Met [naam 14] blijkt [naam 15] te worden bedoeld, die de roepnaam [voornaam] heeft.42 Op [naam 14] is niet afzonderlijk gezocht. [naam 15] is een contact van [medeverdachte 2] .43
[naam 15] is als verdachte aangehouden en verhoord en zijn telefoon is in beslag genomen en onderzocht. In zijn telefoon zijn onder meer de volgende contacten gevonden: [medeverdachte 2] , “ [bijnaam] ” (met een telefoonnummer behorend bij [naam 11] ), “ [bijnaam] ” (met een telefoonnummer behorend bij [naam 24] ), “ [bijnaam] ” (met een telefoonnummer behorend bij [naam 20] ) en “ [bijnaam] ” (met een telefoonnummer behorend bij [naam 22] ).44 [naam 15] heeft verklaard dat hij zichzelf en [naam 11] via [voornaam] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) heeft laten natrekken bij de politie.45
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 15] op verzoek van [verdachte] heeft geraadpleegd in de politiesystemen.46 [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [naam 15] via [verdachte] heeft laten bevragen in de politiesystemen.47
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 15] ’ op verzoek van [medeverdachte 2] , via [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen. Op [naam 14] is niet afzonderlijk gezocht.
3.4.2.10 [naam 13] (geboren [geboortejaar] ), [naam 35] (geboren [geboortejaar] ) en [naam 19]
Uit onderzoek in de logging gegevens van [medeverdachte 1] is gebleken dat hij op 9 augustus 2016 heeft gezocht op de KENO-sleutels [naam 13] en [naam 35] in BVI-IB. Vervolgens werden beide [namen] in Bluespot ingevoerd en bevraagd in Summ-It. [medeverdachte 1] bleek te hebben gezocht op [naam 13] , geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] te [geboorteplaats] en [naam 13] , geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] te [geboorteplaats] . Deze personen kwamen in meerdere rechercheonderzoeken voor, waaronder onderzoek [onderzoeksnaam] (waar ook [verdachte] in voor kwam).48
Op 4 november 2016 heeft [medeverdachte 1] eveneens zoekslagen uitgevoerd op [naam 35] , geboren in [geboortejaar] .49 Verder blijkt dat [medeverdachte 1] ook op 11 juli 2017 het adres [adres] heeft ingevoerd en het adres in GBA, Bluespot en PSHV heeft bekeken. Van hieruit heeft hij doorgeklikt op [naam 13] [geboortejaar] en heeft hij hem bekeken in Bluespot, RDW en het GBA en heeft hij een mutatie geopend.50
Op 26, 27 en 28 augustus 2016 heeft [medeverdachte 1] [naam 19] bevraagd in de politiesystemen. Op 27 augustus 2016 heeft [medeverdachte 1] de KENO-sleutel van [naam 19] in meerdere systemen ingevoerd, waardoor hij zicht kon krijgen op eventuele landelijke rechercheonderzoeken waar [naam 19] bij betrokken was. Ook voerde hij kenteken [kenteken] in van een voertuig dat op naam staat van [naam 19] . Uit een mutatie blijkt dat [naam 36] (dochter van [naam 13] ) op 18 augustus 2016 heeft verklaard dat haar vader “even weg was omdat er een onderzoek naar hem liep”.51
Op een iPad die op 31 oktober 2017 bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] in beslag is genomen, is een foto van een handgeschreven brief aangetroffen. In de brief stond veel informatie over [naam 19] .52
[medeverdachte 1] heeft op de vraag hoe vaak hij [verdachte] informatie heeft gegeven over [naam 13] , geantwoord dat dat ging over die dochter omdat [naam 13] het niet eens was met haar relatie. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij heeft bekeken met wie zij een relatie had, te weten [naam 19] en dat hij die informatie aan [verdachte] heeft gegeven.53 Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij wist dat [medeverdachte 2] [naam 13] had bevraagd.54
[verdachte] heeft bij de politie niets willen verklaren over vader en zoon [namen] , maar heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze personen heeft laten bevragen.55
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat er problemen waren met de dochter van [naam 13] . De dochter ging met een foute relatie om en daar is [medeverdachte 2] ook wel bij betrokken geweest. Dat kan een reden zijn dat hij daarom belang had bij informatie.56 [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat het briefje dat is aangetroffen op zijn iPad ziet op de tweede keer dat hij [naam 19] liet bevragen. De eerste keer kwam [medeverdachte 2] erachter dat hij via [verdachte] informatie uit politiesystemen kon krijgen.57
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de namen ‘ [naam 13] (geboren [geboortejaar] )’, ‘ [naam 35] (geboren [geboortejaar] )’ en ‘ [naam 19] ’ op verzoek van [medeverdachte 2] , via [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.11 [naam 11] en een pand aan [adres]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] informatie over een adres [adres] , een kenteken [kenteken] en de naam [naam 11] op 26 juli 2017 heeft opgevraagd en bekeken.58
Op 31 oktober 2017 is het voertuig van [medeverdachte 2] doorzocht en zijn enkele papieren met handgeschreven teksten aangetroffen. Op één van deze papieren stond (politie)informatie over het adres [adres] , over een kenteken [kenteken] en over [naam 11] .59
[naam 15] heeft verklaard dat hij [naam 11] via [voornaam] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) heeft laten natrekken bij de politie.60
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij genoemde informatie heeft opgezocht voor [verdachte] en dat hij de informatie ook naar buiten heeft gebracht.61 Het briefje is van hem maar het is niet zijn echte handschrift, hij heeft bewust zijn handschrift aangepast. Hij heeft het briefje aan [verdachte] gegeven.62
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de informatie over [naam 11] aan [verdachte] heeft gevraagd en dat hij het handgeschreven briefje met opschrift “ [adres] ” met daarop de geschreven politie-informatie over [naam 11] , van [verdachte] had gekregen.63
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 11] ’ en het adres ‘ [adres] ’ op verzoek van [medeverdachte 2] , via [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.12 [naam 25]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat hij op 8 december 2016, 16 januari 2017, 11 juli 2017 en 10 september 2017 in diverse politiesystemen (Summ-It, Bluespot, BVI-IB en BVH Core) heeft gezocht naar informatie betrekking hebbend op [naam 25] .64
In de iPhone van [medeverdachte 1] , die tijdens de doorzoeking in diens woning op 31 oktober 2017 in beslag is genomen, is een notitie (die was verwijderd maar kon worden teruggehaald) met de datum 10 september 2017 aangetroffen met daarin opgenomen politie-informatie die betrekking bleek te hebben op [naam 25] . In de notitie stond onder meer dat er geen onderzoek liep en dat hij niet werd getapt.65
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] hem een keer heeft gevraagd om [naam 25] te bekijken in de politiesystemen en dat hij de informatie ook aan [verdachte] heeft verstrekt.66
[verdachte] heeft verklaard dat hij [naam 25] heeft bevraagd voor [medeverdachte 2] .67
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 25] ’ op verzoek van [medeverdachte 2] , via [verdachte] , heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.13 [naam 26] , [naam 27] en [naam 28]
Uit onderzoek naar de logginggegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat [medeverdachte 1] op 18 september 2017 [naam 26] , [naam 27] en [naam 28] heeft opgevraagd en bekeken.
Op 31 oktober 2017 heeft in de woning van [medeverdachte 2] een doorzoeking plaatsgevonden. In de woning zijn briefjes aangetroffen met handgeschreven teksten daarop. Op een geel memobriefje (hierna: briefje A) stonden de namen [naam 28] en [naam 27] ieder met een geboortedatum. Op een tweede briefje (hierna briefje: B) stonden de namen [naam 28] , [naam 27] en [naam 26] , ieder met een geboortedatum. Op een derde briefje (hierna: briefje C) stond informatie uit de politiesystemen over [naam 27] waaronder de opmerkingen “draait geen onderzoek” en “niet getapt”. Op een vierde briefje (hierna: briefje D) stond informatie uit de politiesystemen over [naam 26] waaronder de opmerkingen “geen tap, (niet 100% zeker)” en “Let op!! Alle aandacht binnenland/buitenland!!”. Op een vijfde briefje (hierna: briefje E) over [naam 28] ( [bijnaam] ) (de rechtbank begrijpt dat daarmee [naam 28] wordt bedoeld) stond naast informatie uit de politiesystemen de opmerkingen “loopt niet in onderzoek” en “niet getapt!!”.68
De informatie die [medeverdachte 1] over [naam 26] heeft opgezocht komt overeen met de persoonsgegevens op briefje B en de politie informatie op briefje D.69 De informatie die [medeverdachte 1] over [naam 27] heeft opgezocht komt overeen met de persoonsgegevens op briefjes A en B en de politie informatie op briefje C.70 De informatie die [medeverdachte 1] over [naam 28] heeft opgezocht komt overeen met de persoonsgegevens op briefjes A en B en de politie informatie op briefje [medeverdachte 1] voerde ook eerder, namelijk op 27 januari 2017, de KENO-sleutel van [naam 28] in Summ-IT in.71
[medeverdachte 1] heeft verklaard – na confrontatie met de aangetroffen briefjes – dat het was zoals alle anderen keren, “Ze wilden weten of er een onderzoek liep en of ze getapt werden”.72 [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de briefjes niet geschreven heeft, maar dat hij de informatie via WhatsApp aan [verdachte] heeft gestuurd. De informatie zal wel overgeschreven zijn, aldus [medeverdachte 1] .73
[verdachte] heeft verklaard dat de bevragingen van deze namen via hem is gegaan maar dat hij niet meer weet of hij dit via WhatsApp heeft doorgestuurd naar [medeverdachte 2] . 74
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de namen ‘ [naam 26] ’, ‘ [naam 27] ’ en ‘ [naam 28] ’
op verzoek van [medeverdachte 2] , via [verdachte] , heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.14 [naam 23]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat hij op 22 september 2017 om 10:33:15 in BVH Core de achternaam [naam 23] in combinatie met geslacht “man” invoerde en van hieruit door de persoonsgegevens van personen die voldeden aan deze zoekcriteria is gegaan.75 Op genoemde datum om 14:04:13 uur heeft [medeverdachte 1] de KENO-sleutel [naam 23] ingevoerd en heeft hij politiegegevens over deze persoon geraadpleegd.76 had geen registraties bij de Eenheid [plaats ] .
Op een iPad die op 31 oktober 2017 bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] in beslag is genomen, is een foto aangetroffen van een stuk papier. Op het stukje papier stond het kenteken [kenteken] en de naam [naam 23] , geboren [geboortedatum] , geschreven.77
In de iPhone van [medeverdachte 1] , die tijdens de doorzoeking in diens woning op 31 oktober 2017 in beslag is genomen, is een notitie (die was verwijderd maar kon worden teruggehaald) met de datum 22 september 2017 aangetroffen met daarin opgenomen politie-informatie over [naam 23] .78
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 23] voor [verdachte] heeft bevraagd en dat hij de informatie per WhatsApp naar [verdachte] heeft gestuurd.79 [verdachte] heeft verklaard dat hij de politie-informatie met betrekking tot [naam 23] per WhatsApp heeft ontvangen.80
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de gegevens met betrekking van [naam 23] van iemand heeft gekregen om hem te laten bevragen.81
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 23] ’ op verzoek van [medeverdachte 2] , via [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.15 [naam 22]
Uit onderzoek in de logging gegevens Van [medeverdachte 1] is gebleken dat hij op 28 september 2017 in BVH-Core, de achternaam “ [naam 22] ” heeft bevraagd. Vervolgens heeft hij in Bluespot de KENO-sleutel “ [naam 22] ”, behorende bij [naam 22] , geboren [geboortedatum] ingevoerd. In het voertuig van [medeverdachte 2] is op 31 oktober 2017 een briefje aangetroffen met daarop de handgeschreven tekst: “ [naam 22] [geboortedatum] ”. Dit komt overeen met de hiervoor genoemde bevraging door [medeverdachte 1] .82
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 22] heeft bevraagd en dat hij de politie-informatie heeft geleverd aan [verdachte] .83
[verdachte] heeft verklaard dat hij geen herinnering heeft aan dit briefje. Hij heeft ter terechtzitting tevens verklaard dat hij vijftien tot twintig bevragingen heeft gedaan bij [medeverdachte 1] .84 [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij deze persoon waarschijnlijk door [verdachte] heeft laten opvragen. Anders lag het briefje niet in zijn auto.85
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 22] ’ op verzoek van [medeverdachte 2] , via [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.16 [naam 12]
Uit onderzoek in de logging gegevens Van [medeverdachte 1] is gebleken dat hij op 19 juli 2017 politie-informatie heeft opgezocht over [naam 12] .86 Op 21 oktober 2017 om 09:07 uur heeft [medeverdachte 1] het adres [adres] in BV-IB ingevoerd en heeft hij een registratie van een verslag van binnentreden op genoemd adres bekeken. Op genoemd adres is op
17 oktober 2017 binnengetreden naar aanleiding van een anonieme melding dat daar een hennepkwekerij zou zijn. In het verslag van binnentreden stonden geen namen van personen vermeld. Op de dag van bovenstaande bevraging door [medeverdachte 1] , op 21 oktober 2017 omstreeks 12:00 uur, kwam [naam 12] , geboren op [geboortedatum] , zich melden aan het politiebureau [adres] om te vragen waarom de politie was binnengetreden in zijn woning aan de [adres] .87
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het adres [adres] in oktober heeft nagekeken. [verdachte] vroeg hem of die jongen zou worden aangehouden. [medeverdachte 1] heeft toen gezegd dat die jongen niet zou worden aangehouden. [medeverdachte 1] zou er € 150,- voor krijgen van [verdachte] .88
[verdachte] heeft op 1 november 2017 als volgt verklaard: “Vorige keer was de politie een woning binnengevallen. Er lag alleen een brief. De mensen wilden weten wat er was gebeurd. Toen heb ik aan [voornaam] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) gevraagd of hij op het adres kon kijken.”89
Tussenconclusie
Gelet op de door [verdachte] omschreven gang van zaken, kort nadat [naam 12] zich aan het politiebureau meldde, gaat de rechtbank er vanuit dat [verdachte] hier verklaarde over [naam 12] en het adres [adres] . De verklaring die [verdachte] op een later moment heeft afgelegd, inhoudende dat hij de naam [naam 12] en het adres [adres] niet kent, zal de rechtbank dan ook als niet aannemelijk terzijde schuiven. Uit het voorgaande volgt dan ook dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 12] ’ op verzoek van [verdachte] heeft bevraagd in de politiesystemen.
3.4.2.17 P. [naam 20]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat hij op 6 juli 20016, 31 augustus 2017 en 27 september 2017 heeft gezocht op de KENO-sleutel van [naam 20] .90
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 20] op verzoek heeft bevraagd, om te weten of er een onderzoek liep en of er getapt werd. Ook heeft hij verklaard die informatie verstrekt te hebben.91 [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij denkt dat hij de bevraging op [naam 20] heeft laten doen door [verdachte] .92
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 20] ’ op verzoek van [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.18 [naam 21] en [naam 29]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat hij op 20 februari 2017, 30 augustus 2017, 31 augustus 2017 en op 9 september 2017 in diverse politiesystemen heeft gezocht op de KENO-sleutel van
[naam 21] ( [naam 21] ).93 Direct na de bevraging van 9 september 2017 op [naam 21] , heeft [medeverdachte 1] in BVI-IB de KENO-sleutel van [naam 17] ingevoerd. [naam 17] kwam, onder andere met [naam 21] , voor in diverse politieonderzoeken.94
In de iPhone van [medeverdachte 1] , die tijdens de doorzoeking in diens woning op 31 oktober 2017 in beslag is genomen, is een notitie aangetroffen (die was verwijderd maar kon worden teruggehaald) met de datum 30 augustus 2017 met daarin opgenomen politie-informatie over [naam 21] . In de notitie staat onder andere vermeld dat [naam 21] “niet getapt wordt en superheet is”.95 In genoemde telefoon is tevens een verwijderde notitie aangetroffen met de datum 9 september 2017 met daarin opgenomen politie-informatie over ‘ [voornaam] ’ (de rechtbank begrijpt: [naam 17] ).96
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de bevraging naar [naam 21] heeft gedaan en dat hij wel iets naar [verdachte] toe heeft geschreven over hem. Dit moet via WhatsApp zijn gegaan.97
Over [naam 17] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat het klopt dat dit “ook weer zo’n groep criminelen” was die hij voorzag van politie-informatie.98
[verdachte] heeft verklaard dat hij [naam 21] heeft laten bevragen. Dit is via WhatsApp gegaan.99
Tussenconclusie
Uit het vorengaande volgt dat [medeverdachte 1] ‘ [naam 21] ’ en ‘ [naam 29] ’ op verzoek van [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.19 S. [naam 24]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen, blijkt dat hij op 31 augustus 2017 om 17:06 uur heeft gezocht op de achternaam [naam 24] . Vervolgens heeft [medeverdachte 1] in BV-IB gezocht op de KENO-sleutel “ [naam 24] ”, die hoort bij [naam 24] , geboren [geboortedatum] en heeft hij diverse politie-systemen geraadpleegd. Ook op 6 februari 2017 heeft [medeverdachte 1] gezocht op de KENO-sleutel “ [naam 24] ”.100
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 24] voor [verdachte] heeft bevraagd.101
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [naam 24] inderdaad is nagevraagd.102
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de naam ‘ [naam 24] ’ op verzoek van [verdachte] heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.2.20 [naam 16] , [naam 29] en [naam 18]
Uit onderzoek naar de logging gegevens van de zoekvragen van [medeverdachte 1] in de politiesystemen is gebleken dat hij op 17 december 2016 de KENO-sleutel ‘ [naam 29] ’ heeft ingevoerd en heeft hij diverse mutaties met betrekking tot [naam 29] gelezen. Ook op 27 juni 2017 heeft [medeverdachte 1] in de politiesystemen gezocht op [naam 29] .
Verder blijkt dat hij op 12 januari 2017 [naam 16] heeft bevraagd. Hij heeft diens KENO-sleutel ingevoerd en in diverse politiesystemen gekeken. Op 16 juni 2017 heeft [medeverdachte 1] in de politiesystemen gezocht naar informatie over [naam 18] .
[medeverdachte 1] heeft bekend dat hij deze personen heeft opgezocht in de politiesystemen. Hij heeft verklaard dat hij dit uit eigen beweging heeft gedaan en dat hier geen verzoek van [verdachte] aan vooraf is gegaan.
[verdachte] ontkent dat hij genoemde personen heeft laten bevragen.
Tussenconclusie
Uit het vorengaande volgt dat [medeverdachte 1] ‘ [naam 16] ’, ‘ [naam 17] ’ en ‘ [naam 18] ’ heeft bevraagd in diverse politiesystemen.
3.4.3
Omkoping103
Juridisch kader
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van - kort gezegd - omkoping van een (politie)ambtenaar is het volgende van belang. De wetgever heeft er bewust voor gekozen geen criterium te verbinden aan de aard of hoogte van de belofte, gift of dienst. Van het aannemen van een gift is sprake als het betreffende voordeel feitelijk in de macht van de ambtenaar geraakt en van het aannemen van een belofte is sprake als het aanbod is aanvaard. Het aanbieden van geld valt onder het doen van een belofte. Voorts moet er sprake van zijn dat de ambtenaar wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de gift/belofte/dienst werd aangeboden of gedaan om hem iets te laten doen of na te laten in de uitoefening van zijn bediening. Degene die een ambtenaar de gift/belofte/dienst aanbiedt of doet moet daarmee het oogmerk hebben gehad om de ambtenaar iets te laten doen of nalaten in zijn bediening, dan wel dat deze dit doet of nalaat als gevolg van de gift/belofte/dienst. Daarbij komt dat in een situatie waarin in een zekere periode een ambtenaar een aantal giften en/of beloften zijn aangeboden of gedaan en deze in dezelfde periode in een aantal gevallen heeft gehandeld in strijd met zijn ambtsplicht het niet noodzakelijk is dat één op één een verband wordt aangetoond tussen een specifieke gift of belofte en een specifiek handelen in strijd met de ambtsplicht (ECLI:NL:HR:2006:AW3584). Er hoeft derhalve niet voor elke schending een directe gift of belofte te worden bewezen. Dat kan anders zijn indien er in die periode voor bepaalde schendingen van de ambtsplicht duidelijke contra indicaties zijn dat deze zijn gedaan in het kader van de ontvangen giften/beloften.
Onderhavige casus
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [medeverdachte 1] meermalen vertrouwelijke politie-informatie uit de politiesystemen heeft gelekt aan [verdachte] en dat [verdachte] deze informatie doorgaf aan [medeverdachte 2] of aan anderen dan wel dat hij deze informatie voor zichzelf nodig had.
[medeverdachte 1] heeft over de aanloop verklaard dat hij [verdachte] heeft leren kennen tijdens het vissen en dat op enig moment ter sprake kwam dat de informatie die [medeverdachte 1] had geld kon opleveren. [medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat “ [verdachte] zoiets [zei] van "kun jij een kentekentje doen voor 300". Dan zeg ik "ben je gek". En dan doe ik dat toch een keer.”104 Er is tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] vervolgens meermalen gesproken over geld en over hoeveel geld informatie waard was in het criminele milieu. Er is op enig moment besproken dat een kenteken 300 euro “zou doen” en dat een persoon 500 euro zou kunnen opleveren.105 [medeverdachte 1] heeft voorts meermalen verklaard dat zijn motivatie voor het lekken van informatie “de extra centjes” waren en dat [verdachte] hem beloofde geld te zullen betalen voor de informatie.106 [medeverdachte 1] ging er daarbij van uit dat [verdachte] samenwerkte met één of meer anderen, waaronder [medeverdachte 2] .107 [medeverdachte 1] heeft verder nog over de naam [naam 12] (zie hiervoor onder 3.4.2.16) verklaard dat hij hiervoor 150 euro zou krijgen.
[verdachte] heeft verklaard dat hij “dingen” door [medeverdachte 1] kon laten nakijken. Hij gaf via de WhatsApp of een handgeschreven briefje namen en/of kentekens aan [medeverdachte 1] en kreeg dan politie-informatie terug.108 Hij heeft meerdere malen met [medeverdachte 1] over het betalen voor die informatie gesproken. Het ging om 100 euro voor een adres of 300 euro voor een kenteken.109 Hij hield er zelf 100, 200 of 300 euro aan over; dat “verschilde per persoon”.110 [verdachte] heeft verder verklaard dat “iemand” iets aan hem vroeg en dat hij dat dan vroeg aan [medeverdachte 1] “en hij tikt het in. Zo klaar.” Hij zou daar [medeverdachte 1] voor moeten betalen.111 Getuige [getuige] heeft verklaard dat [verdachte] “[van de daken] schreeuwde” dat hij mensen kon natrekken bij de politie voor 400 of 500 euro.112 Uit het tapgesprek tussen [verdachte] en zijn vriendin [naam 32] van 8 augustus 2017 volgt verder dat [verdachte] geïrriteerd is als [medeverdachte 1] met vakantie is, want “Dat is normaal toch ook gewoon inkomen.”113
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de politie-informatie bij [verdachte] opvroeg, voor zichzelf en voor anderen. Het ging volgens [medeverdachte 2] om 500 euro per bevraging. Hij gaf 400 euro aan [verdachte] en hield zelf 100 euro. Hij ging ervan uit dat [verdachte] 300 euro doorbetaalde aan “ [bijnaam] ”. Hij vroeg alleen informatie op bij [verdachte] .114
Uit diverse tapgesprekken blijkt voorts dat er vele malen door [verdachte] wordt gesproken over het feit dat hij geld moet ophalen bij [medeverdachte 2] en dat hij geld van hem heeft gekregen.115
Modus operandi
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor onder 3.4.2 is opgenomen volgt een duidelijke modus operandi. Op verzoek van anderen, waaronder [medeverdachte 2] , vroeg [verdachte] informatie over namen, adressen en/of kentekens, geschreven op briefjes of via WhatsApp, aan [medeverdachte 1] . Deze raadpleegde vervolgens verschillende politiesystemen en gaf de gevraagde informatie, bijvoorbeeld of er getapt werd en of er verder wat bekend was over politiebemoeienis, over deze namen, adressen en/of kentekens weer aan [verdachte] wederom via WhatsApp of op handgeschreven briefjes. [verdachte] gaf de informatie van [medeverdachte 1] door aan degenen die de informatie bij hem opvroegen en werd daarvoor betaald.
Beloften
Voorts volgt uit bovenstaande dat er tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] gesproken is over geld dat door [verdachte] aan [medeverdachte 1] zou worden gegeven in ruil voor de politie-informatie die [verdachte] voor anderen, waaronder [medeverdachte 2] , wilde hebben. Dit geld is dus in het vooruitzicht gesteld met als doel de politie-informatie te verkrijgen. Dit was ook de drijfveer voor [medeverdachte 1] ; hij schond zijn ambtsplicht voor de “extra centjes”. In die gevallen dat [verdachte] informatie opvroeg voor [medeverdachte 2] was tussen hen beide de afspraak dat [medeverdachte 2] aan [verdachte] geld betaalde en dat [verdachte] de informatie opvroeg bij [medeverdachte 1] waarna [verdachte] de verkregen informatie weer doorgaf aan [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] ging er daarbij vanuit dat [verdachte] [medeverdachte 1] zijn deel van het geld gaf. Zij werkten dus nauw samen om de politie-informatie van [medeverdachte 1] te verkrijgen. Aldus stelt de rechtbank vast dat er minst genomen beloften, immers het aanbieden van geld, zijn gedaan door [verdachte] , samen met anderen waaronder [medeverdachte 2] , aan [medeverdachte 1] .
De vraag die voorts aan de rechtbank voorligt, is of er ook daadwerkelijk geld is betaald aan [medeverdachte 1] .
Giften
[verdachte] en [medeverdachte 1] ontkennen dat er ooit daadwerkelijk geld is betaald door [verdachte] aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] ging daar weliswaar van uit, maar hij weet niet of er daadwerkelijk geld aan [medeverdachte 1] is betaald.
Voor de beantwoording van de vraag of er geld is betaald aan [medeverdachte 1] is allereerst relevant dat in de telefoon van [medeverdachte 1] een verwijderde notitie is aangetroffen gedateerd 8 september 2016 die luidt:
"Yo mattie. Gister gezeur met de vrouw man. Lag op de bank toen ik je appje kreeg over die 600. Dus ze vroeg zich af waarom ik 600 kreeg. Ja daar kon ik geen verhaal van maken behalve dat ik jou een tijd geleden geld hebt geleend en dat ik het nu terug kreeg. Ze werd gek. Geloofde het niet en wist zeker dat ik met iets bezig was wat niet goed was. Hele avond gezeik gehad en praten, praten en praten. Enigszins goed geluld maar ze is er nog niet van overtuigt. Ik doe vandaag nog wel effe die laatste maar daarna ga ik effe onder de radar. Heb de laatste 2 maanden zoveel bekeken dat ik ook niet ongelimiteerd kan blijven checken. Ergens schuilt toch een beetje de angst op gepakt te worden. De grote mannen weten in ieder geval voorlopig hoe de vlag erbij hangt toch? Hoop dat je het een beetje begrijpt. Jullie moeten sowieso weten dat ik echt NOOIT van mijn leven jullie namen zal zeggen en de namen die ik heb bekeken. De namen zijn volledig veilig bij mij. Geloof me.....!!! Niemand hoeft bang te zijn dat er info van mij los komt. Ik kom vanmiddag effe die laatste brengen uit mijn werk. Dat geld komt dan morgen of in het weekend wel. Kan ik in ieder geval die 600 ontvangen vanmiddag.”116
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze notitie een bericht was voor [verdachte] .117 Hij heeft daarbij verklaard dat hij het bericht nooit heeft verzonden en dat het allemaal onzin was.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] volstrekt onaannemelijk. De notitie komt de rechtbank, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, te weten de afspraken over geld, het veelvuldig lekken van informatie waarbij soms briefjes moesten worden gebracht, zeer waarheidsgetrouw voor. Niet valt in te zien waarom de stukken in de notitie die gaan over het geld, namelijk dat hij een WhatsAppje ontving dat hij “600” zou krijgen, dat hij dat ‘vanmiddag’ wilde hebben en dat de rest van het geld ‘morgen of in het weekend’ wel zou komen, zou hebben verzonnen. Ook blijkt nergens uit deze notitie dat hij die avond niet naar buiten zou hebben willen komen. Of de notitie uiteindelijk wel of niet is verzonden aan [verdachte] is daarbij niet relevant.
Uit deze notitie leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] een WhatsApp-bericht kreeg van [verdachte] dat hij 600 euro kon krijgen en dat [medeverdachte 1] dat die middag wilde hebben. Het geld dat hij voor een andere bevraging zou krijgen, zou morgen of dat weekend “wel komen”. Uit de toon en de inhoud van de notitie leidt de rechtbank voorts af dat [medeverdachte 1] er vanuit ging dat hij het geld gewoon zou krijgen. Uit de notitie blijkt op geen enkele wijze dat [verdachte] alleen geld beloofde maar nooit daadwerkelijk betaalde.
Daarbij zijn in het dossier diverse afgeluisterde gesprekken aanwezig die erop duiden dat er geld is betaald aan [medeverdachte 1] . Op 17 juli 2017 belt [verdachte] met [naam 32] waarin hij zegt: “Moet ik [voornaam] niet teleurstellen, moet ik weer wachten op [voornaam] .”118 Op
20 juli 2017 belt [verdachte] met zijn moeder en daarin zegt [verdachte] “Nu is die man weer terug en die kwam gisteren al halen en heb ik die agent betaald”.119 [verdachte] heeft voorts op 13 september 2017 een sms-bericht naar [naam 33] (zie hiervoor onder 3.4.2.6) gestuurd inhoudende: “Laat me weten [bijnaam] Hahah ik moet ook betalen voor dit toch maar niet over een week pas toch heb gezegd voor morgen middag xx”.120 Op
25 september 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verdachte] en zijn moeder in de auto waarbij [verdachte] op enig moment zegt: “Kijk maar, niet dat je denk dat ik een grapje maak. (…)...Uhh, ik zeg kom je zo ntv bij [bedrijf] wacht dat is hem niet ....uhh, hij app me zo als hij thuis is, ik weet niet hoe laat. Dus ik zeg, kom je langs. En hij zegt, ja ik kom als ik bij mijn maat ben geweest pik. Maar dat is voor dat geld zeg maar wat ik stuurde en kan ik zo langsrijden [bijnaam] kan ik zeggen auto, want ik moet [voornaam] ook betalen en laat die zijn auto open weet je wel. Snap je.”121
Dat, zoals de verdediging heeft aangevoerd, [verdachte] hier alleen maar deed aan “grootspraak” en dat hij steeds zou hebben gelogen, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Niet valt in te zien waarom [verdachte] zowel tegen zijn moeder, als tegen zijn vriendin als tegen iemand die hem betaalde voor informatie zou moeten liegen over het feit dat hij de agent, [medeverdachte 1] , moest betalen. Bovendien past de inhoud van de gesprekken bij de overige bewijsmiddelen. Zo is [medeverdachte 1] de dag voordat [verdachte] het telefoongesprek voerde met zijn moeder dat “die gisteren kwam halen en heb ik die agent betaald”, bij [verdachte] geweest.122 Daarbij heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij met [verdachte] een werkwijze had afgesproken over de betalingen; [verdachte] zou het geld dat hij [medeverdachte 1] zou betalen in de auto van [medeverdachte 1] in een schoen of op de achterbank leggen. [medeverdachte 1] moest daarvoor zijn auto openlaten.123 Dat past precies bij het tapgesprek waarin [verdachte] zegt dat hij “ [voornaam] ” moet betalen en dat deze zijn auto zou openlaten. Bovendien past de inhoud van deze gesprekken bij de inhoud van de hiervoor genoemde verwijderde notitie.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat het ook volstrekt oninvoelbaar is dat [medeverdachte 1] , die naar eigen zeggen het extra geld als motivatie had om zijn ambtsgeheim te schenden, meer dan een jaar informatie zou lekken enkel en alleen omdat hij graag vrienden wilde worden en blijven met [verdachte] zonder dat daarvoor, ondanks vele beloftes daartoe, geld werd betaald. Daarbij komt dat zijn verklaring dat hij er eigenlijk steeds mee wilde stoppen en dat hij steeds minder informatie gaf, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Immers, uit hetgeen hierboven over de namen [naam 26] (3.4.2.13) en [naam 21] (3.4.2.18) is opgenomen, is af te leiden dat [medeverdachte 1] nog in september 2017, een maand voor zijn aanhouding, zeer uitgebreide informatie (zoals: “Let op: alle aandacht binnen- en buitenland!!” en “superheet”) lekte aan [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Conclusie
De rechtbank komt tot het oordeel dat, al het voorgaande in aanmerking genomen, er naast de reeds vastgestelde beloften, ook daadwerkelijk geld is betaald door [verdachte] , samen met anderen, waaronder [medeverdachte 2] , aan [medeverdachte 1] met het doel om hem te bewegen vertrouwelijke politie-informatie met hen te delen en dat [medeverdachte 1] , terwijl hij dat wist, naast het accepteren van de beloften, ook geld heeft aangenomen. Derhalve is sprake van passieve omkoping door [medeverdachte 1] en actieve omkoping door [medeverdachte 2] en [verdachte] . Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat over de gehele periode van mei 2016 tot en met oktober 2017 sprake is geweest van giften/beloften. Voor de bevragingen die zijn gedaan volgens de hiervoor geschetste modus operandi is duidelijk dat deze zijn gedaan in het kader van de ontvangen giften/beloften Dat niet exact duidelijk is voor welke gegevens welke gift/belofte is gedaan is, gelet op het geschetste wettelijk kader, niet noodzakelijk.
Dit geldt ook voor de bevraging van de naam [medeverdachte 2] . Deze naam is op verzoek van [verdachte] bevraagd in de systemen door [medeverdachte 1] . [verdachte] had deze informatie niet voor zichzelf nodig en uit de vele tapgesprekken over geld dat [verdachte] van [medeverdachte 2] zou krijgen en de geschetste modus operandi kan het niet anders zijn dan dat ook deze bevraging voor [medeverdachte 2] was en dat deze bevraging in het kader van de giften/beloften is gedaan.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het voorgaande ook geldt voor de gegevens die in het kader van het onderzoek [onderzoeksnaam] en de daarbij behorende informatie over [naam 30] en [naam 31] zijn gelekt door [medeverdachte 1] aan [verdachte] . De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat [medeverdachte 1] zich in deze zaak enkel heeft versproken en dat deze bevragingen niet moeten worden gezien in het kader van de aan [medeverdachte 1] beloofde/gegeven gelden door [verdachte] . Daarvoor is het volgende relevant.
[medeverdachte 1] is in mei 2016 begonnen met het lekken van informatie voor (het beloofde) geld en is hiermee doorgegaan tot aan zijn aanhouding in oktober 2017. De informatie uit het [onderzoeksnaam] onderzoek is gelekt in januari 2017 en valt derhalve midden in die periode. Bovendien betreft het contacten van [verdachte] en heeft [verdachte] hen er - onder andere - van op de hoogte gebracht dat zij werden getapt en geobserveerd. Dat is precies díe informatie waarover [medeverdachte 1] verklaard heeft dat hij deze vaak gaf op de verzoeken van [verdachte] . Dit alles past derhalve precies in de hiervoor geschetste modus operandi. Daarbij komt dat de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij zich versproken had en daarvan baalde en de volgende ochtend [verdachte] belde om hem te smeken deze informatie niet door te geven aan vader en zoon [namen] de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig voorkomt. [medeverdachte 1] is juist de volgende ochtend veel meer informatie gaan geven aan [verdachte] . Immers, pas die ochtend vertelde hij over het tappen en de observaties, terwijl hij de dag ervoor alleen zou hebben gezegd dat er een onderzoek op [naam 30] liep. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat ook deze informatie gelekt is voor geld of een belofte daartoe.
Dat is anders voor een aantal andere bevragingen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat de namen [naam 16] , [naam 17] en [naam 18] door [medeverdachte 1] zijn bevraagd op verzoek van en tegen betaling of belofte van betaling door [verdachte] zodat vrijspraak van deze namen moet volgen.
Ten aanzien van de naam van [verdachte] zelf heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij deze naam vaak uit eigen initiatief heeft opgezocht. De bevragingen op deze naam beginnen ook al ver voor de tenlastegelegde periode. [verdachte] heeft verklaard dat hij wel eens aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd om zijn naam te bevragen.
De mutatie in het kader van het onderzoek ‘ [onderzoeksnaam] ’ heeft [medeverdachte 1] opgezocht op verzoek van [verdachte] . Dit betrof de valse melding die door de politie in het systeem was geplaatst om de politiemol te ontmaskeren. Deze melding ging over de vriendin van [verdachte] en hij wilde van [medeverdachte 1] weten wat er aan de hand was, waarna [medeverdachte 1] de mutatie in het systeem heeft bekeken en deze informatie heeft gedeeld met [verdachte] .
Ook de naam [naam 3] heeft [medeverdachte 1] opgezocht op verzoek van [verdachte] . [naam 3] is de ex-partner van de vriendin van [verdachte] en vader van haar kind en [verdachte] wilde weten of deze [naam 3] in verband kon worden gebracht met zedenfeiten.
Ten aanzien van deze namen en de mutatie is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat deze niet vallen binnen de geschetste modus operandi. Het motief om deze bevragingen te laten doen door [medeverdachte 1] was voor [verdachte] immers niet het geld dat hij ervoor zou krijgen, maar lag in de privésfeer en ten aanzien van zijn eigen naam was het nieuwsgierigheid van zowel hem als [medeverdachte 1] . Dat deze bevragingen zijn gedaan in het kader van giften/beloften is dan ook niet uit het dossier af te leiden.
Dit maakt dat, alhoewel hierbij sprake is van het schenden van het ambtsgeheim door [medeverdachte 1] en dit aldus volstrekt ontoelaatbaar gedrag is voor een politieambtenaar, deze bevragingen niet vallen onder de tenlastegelegde omkoping. [verdachte] wordt hiervan dan ook vrijgesproken.