Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het ingestelde beroep ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[adres]
tegen de op 7 mei 2016 door de officier van justitie te Den Haag gegeven gedragsaanwijzing ex artikel 509hh Sv, inhoudende dat verdachte zich met ingang van 7 mei 2016 te 20:00 uur tot en met 4 augustus 2016 te 20:00 uur zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter rondom het perceel gelegen aan [adres] te Wateringen. Op dit adres woont [naam] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van de politie eenheid Den Haag met proces-verbaalnummer PL1500-2016127485 en een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 mei 2016.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2016 in raadkamer behandeld.
Verdachte is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet in raadkamer verschenen; wel
aanwezig was zijn raadsman, mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.
De raadsman heeft bepleit dat de gedragsaanwijzing ten onrechte is gegeven, omdat artikel 509hh Sv ziet op andersoortige feiten dan waarvan verdachte thans wordt verdacht. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het handelen van verdachte niet heeft geleid tot een ernstige verstoring van de levenssfeer personen. Daarbij komt dat verdachte geen conflict heeft met [naam] , maar met [naam] . Verdachte is ook niet eerder vanwege vergelijkbare feiten met justitie in aanraking gekomen. [naam] van verdachte wil niet dat verdachte een locatieverbod heeft en heeft dit onderbouwd met een brief die aan het beroepsschrift is gevoegd. De gedragsaanwijzing levert dan ook een ongeoorloofde inmenging in het gezinsleven van verdachte en [naam] op.
De officier van justitie, mr. M.J. Mos, heeft in raadkamer geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep, nu verdachte belastend gedrag jegens [naam] heeft getoond en de ruiten van haar woning met een paal heeft vernield. Zij heeft betoogd dat gevreesd moet worden voor herhaling, omdat verdachte heeft verklaard dat er een langdurig conflict speelt met zijn familie, hij hierover geen inzicht wil verschaffen en ten tijde van het plegen van het feit onder invloed was van alcohol.
Beoordeling
Als uitgangspunt voor de beoordeling van het beroep geldt dat de rechtbank moet toetsen:
of er ernstige bezwaren bestaan tegen verdachte ter zake van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig is verstoord en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat, dan wel ter zake van een strafbaar feit in verband waarmee de vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag, dan wel in verband waarmee vrees bestaat voor gedrag van de verdachte dat herhaald gevaar voor goederen oplevert;
of de opgelegde gedragsaanwijzing proportioneel is.
De officier van justitie heeft aan de gedragsaanwijzing ten grondslag gelegd dat sprake is van strafbare feiten in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens personen.
Uit voornoemd proces-verbaal blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er voldoende ernstige bezwaren bestaan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan vernieling van de ramen van de woning van [naam] . Uit het verhoor van de verdachte blijkt dat hij zegt dat er enig conflict binnen de familie gaande is. Hij verklaart verder niets over de aard en omvang van dit conflict en welke familieleden hierbij betrokken zouden zijn. In de aangifte van [naam] (gedaan namens [naam] en de [Bouwvereniging] ) wordt niet gerept van een conflict binnen de familie. Aangever verklaart voorts dat [naam] dit (de rechtbank begrijpt: het vernielen van ramen) normaal niet doet.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer blijkt onvoldoende dat naar aanleiding van de verdenking vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens een persoon of personen. De aard en omvang van een mogelijk familieconflict zijn onbekend en onduidelijk is of [naam] van verdachte hierbij betrokken is. Voorts is verdachte niet eerder veroordeeld voor vernieling en is niet gebleken dat verdachte eerder betrokken is geweest bij problemen of incidenten binnen de familie. Onder deze omstandigheden dient het door verdachte ingestelde beroep tegen de gedragsaanwijzing gegrond te worden verklaard.
Beslissing.
De rechtbank:
- verklaart gegrond het door verdachte aangetekende beroep tegen de door de officier van justitie op 7 mei 2016 bevolen gedragsaanwijzing.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. A.M. Boogers, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. E.N.A. Wooning, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2016.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: