Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Gevonden zoektermen (1)
onderwijs
Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2021:7475

Rechtbank Amsterdam
18-11-2021
17-01-2022
AMS 21/2758
Socialezekerheidsrecht
Bodemzaak,Eerste aanleg - enkelvoudig

Vaststelling einddatum prestatiebeurs; uitleg artikel 5.2 van de Wsf en artikel 3a van het Bsf; duur van de prestatiebeurs wanneer een niet-economisch actieve EU-studerende collegegeldkrediet geniet en daarna migrerend werknemer wordt

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 21/2758

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

( [gemachtigde eiser] ),

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. B.C. Rots).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiser vanaf 1 maart 2021 geen recht meer heeft op een prestatiebeurs in de zin van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf).

Bij besluit van 8 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 14 september 2021 en 20 september 2021 zijn gronden aangevuld.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is een student uit een EU/EER-land en studeert sinds september 2014 in Nederland. Met ingang van 1 december 2014 is hem studiefinanciering toegekend. Gedurende de eerste dertien maanden heeft eiser alleen een collegegeldkrediet ontvangen, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor een prestatiebeurs. Daarna is eiser aangemerkt als migrerend werknemer en ontving hij ook een prestatiebeurs. Eiser heeft hierdoor in totaal vier jaar collegegeldkrediet ontvangen, maar slechts 35 maanden aan prestatiebeurs.

2. Verweerder heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat eiser geen recht meer heeft op een prestatiebeurs, omdat aan hem al vier jaar studiefinanciering is toegekend. Daarom bestaat met ingang van 1 maart 2021 alleen nog recht op een lening.

3.1.

Eiser kan zich hiermee niet verenigen. Hij stelt dat hij ook recht heeft op de resterende dertien maanden prestatiebeurs. De beslissing van verweerder is ten onrechte gebaseerd op het feit dat hij vier jaar collegegeldkrediet heeft ontvangen. Het collegegeldkrediet is geen prestatiebeurs in de zin van de Wsf en dus is de vierjaarstermijn niet al begonnen te lopen vanaf het moment dat eiser het krediet ontving. Pas op het moment dat eiser als migrerend werknemer is aangemerkt en hij een aanvullende beurs kreeg, is de termijn gaan lopen. Volgens artikel 5.2, derde lid, van de Wsf is een collegegeldkrediet namelijk alleen mogelijk gedurende een periode waarin aanspraak gemaakt kan worden op een prestatiebeurs en dit betekent dat eiser, uitgaande van deze bepaling, überhaupt geen aanspraak zou hebben gemaakt op het collegegeldkrediet. Verweerder heeft deze bepaling dan ook ten onrechte aan zijn besluit ten grondslag gelegd.

3.2.

Volgens eiser kan zijn situatie ook niet vergeleken worden met die van Nederlandse studenten die bij aanvang van hun studiefinanciering al een prestatiebeurs ontvingen. Door dit wel te doen, wordt eiser achtergesteld ten opzichte van Nederlandse studenten, hetgeen volgens het EU-recht niet is toegestaan.

3.3.

Daarnaast stelt eiser dat hij op grond van het vertrouwensbeginsel recht heeft op de volle vier jaar prestatiebeurs, omdat op de website van verweerder vermeld staat dat studenten recht hebben op vier jaar basisbeurs en aanvullende beurs.

4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het collegegeldkrediet onderdeel is van de studiefinanciering. Dit betekent dat de vier jaar waarin aanspraak gemaakt kan worden op een prestatiebeurs zijn aangevangen op het moment dat eiser voor het eerst collegegeldkrediet heeft ontvangen. Dat eiser, gezien zijn situatie, hierdoor minder dan vier jaar prestatiebeurs kon ontvangen, doet hier niet aan af. De wetgever heeft nadrukkelijk voor deze opzet gekozen ten aanzien van migrerende werknemers. Verder meent verweerder dat de website duidelijk de voorwaarden omschrijft, zoals dat collegegeldkrediet deel is van de studiefinanciering. Eiser mocht er daarom niet zomaar vanuit gaat dat hij vier jaar prestatiebeurs zou ontvangen.

Oordeel van de rechtbank

5.1.1.

De rechtbank overweegt dat uit artikel 3.1 van de Wsf, voor zover relevant, volgt dat studiefinanciering voor een opleiding in het hoger onderwijs bestaat uit een basislening, een aanvullende beurs of aanvullende lening en collegegeldkrediet. De studiefinanciering kan geheel of gedeeltelijk worden toegekend in de vorm van een gift, een prestatiebeurs of een lening.

5.1.2.

Uit artikel 5.2 van de Wsf volgt dat, voor zover hier relevant, de prestatiebeurs hoger onderwijs eenmalig aan een hogeronderwijsstudent wordt verstrekt gedurende vier jaar. De basislening, aanvullende lening en het collegegeldkrediet kunnen worden verstrekt gedurende de periode waarin aanspraak kan worden gemaakt op de prestatiebeurs hoger onderwijs. Gedurende drie jaar na deze periode, kan het collegegeldkrediet worden verstrekt en kan daarnaast studiefinanciering worden verstrekt in de vorm van een lening.

5.2.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser geen recht meer heeft op een prestatiebeurs. Eiser heeft in zoverre gelijk dat artikel 5.2, derde lid, van de Wsf het collegegeldkrediet afhankelijk stelt van de periode waarin aanspraak gemaakt kan worden op de prestatiebeurs. Maar omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor migrerende werknemers, kon hij gedurende de eerste dertien maanden van zijn studiefinanciering geen aanspraak maken op een prestatiebeurs.

5.3.

Niet in geschil is dat ingevolge artikel 24 van Richtlijn 2004/38 (de Unieburgerrichtlijn) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie1 het verweerder is toegestaan om de eerste dertien maanden aan eiser, als niet-economische actieve EU-studerende, slechts het collegegeldkrediet toe te kennen. Artikel 2.2, tweede lid, van de Wsf kent aan de regelgever de bevoegdheid toe om af te wijken van, onder andere, de voorwaarde in artikel 5.2 van de Wsf. Dit is gebeurd in artikel 3a van het Besluit studiefinanciering 2000 (Bsf). Dit artikel maakt het voor eiser mogelijk om collegegeldkrediet te ontvangen al voordat hij aanspraak kon maken op een prestatiebeurs. Slechts in zoverre wordt afgeweken van artikel 5.2 van de Wsf. Dit betekent echter niet dat hiermee de vierjaarsperiode voor een prestatiebeurs niet is aangevangen. De regelgever onderstreept deze bedoeling in de nota van toelichting bij het Bsf.2

6. Van een onterechte toepassing van de regels die gelden voor Nederlandse studenten op eisers situatie, omdat dit de facto leidt tot een ongelijke behandeling, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Net als Nederlandse studenten, ging eisers prestatiebeursperiode lopen op het moment dat hij voor het eerst collegegeldkrediet heeft opgenomen. Deze gelijke behandeling is in lijn met de hoofdregel van artikel 24 van de Unieburgerrichtlijn, te weten dat Unieburgers op het grondgebied van het gastland gelijk worden behandeld met onderdanen van dat gastland. Dat eiser hierdoor minder lang aanspraak maakt op een prestatiebeurs dan de gemiddelde Nederlandse student acht de rechtbank geen ongelijke behandeling, maar een logisch gevolg van het feit dat eiser pas later onder het Europese werknemersbegrip viel.

7. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat verweerder geen toezeggingen of andere uitlatingen heeft gedaan of gedragingen heeft verricht waaruit eiser in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat hij nog aanspraak kan maken op dertien maanden prestatiebeurs. Op de door eiser aangehaalde webpagina3 wordt verwezen naar de situatie zoals die geldt voor Nederlandse studenten of daarmee gelijkgestelde personen. Zoals hiervoor aangegeven, viel eiser in de eerste dertien maanden van zijn studie hier niet onder, omdat hij toen niet kwalificeerde als migrerend werknemer. Eisers situatie als EU-student staat er niet beschreven. Omdat de webpagina expliciet spreekt van het standaard krijgen van een basisbeurs en studentenreisproduct – wat evident niet klopt in eisers situatie – mocht eiser al geen vertrouwen ontlenen aan deze algemene webpagina. Het had op zijn weg gelegen om zich nader te informeren wat in zijn situatie van toepassing was.

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de rechtbank eiser niet in het gelijk stelt.

9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van mr. G.J. Tingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2021.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Conc.: GJT

D:

BA

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

1 ECLI:EU:C:2005:169.

2Stb. 2006, 374.

3 https://duo.nl/particulier/oud-stelsel-hbo-en-universiteit.jsp.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.