vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer: 9194428 CV EXPL 21-6687
vonnis van: 19 november 2021
fno.: 515
vonnis van de kantonrechter
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. K.M. van Boven,
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: I. Al Amudi.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- -
dagvaarding van 20 april 2021, met producties;
- -
antwoord, met producties;
- -
instructievonnis;
- -
repliek, tevens vermeerdering van eis, met producties;
- -
dupliek, tevens eis van compensatie, met producties;
- -
akte uitlating producties van [eiser] ;
- -
dagbepaling vonnis.
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.:
1.1.
[eiser] is professioneel fotograaf en handelt tevens onder de naam [naam bedrijf] .
1.2.
[gedaagde] die een eenmanszaak heeft met als activiteiten reisorganisatie, informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureau en reisbemiddeling exploiteert de website [website] .
1.3.
[eiser] is rechthebbende op de foto “Markthal Rotterdam”, hierna de foto.
1.4.
Ten behoeve van de excursie “Private South Holland” heeft [gedaagde] op haar website een foto geplaatst van de markthal Rotterdam.
1.5.
Bij brief van 18 december 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] aangeschreven in verband met een inbreuk op het auteursrecht van de foto en aanspraak gemaakt op schadevergoeding.
1.6.
Op 12 januari 2021, 3 februari 2021 en 24 februari 2021 zijn namens [eiser] brieven naar [gedaagde] verzonden.
Vordering
2. [eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 525,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 18 december 2020 tot aan de dag van voldoening. Verder vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 86,10 ter zake van vaststelling van de schade en € 78,75 aan buitengerechtelijke incassokosten. Bij vermeerdering van eis vordert [eiser] tevens veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, begroot op € 1.113,00 aan salaris gemachtigde. [eiser] stelt daartoe, zakelijk weergegeven, dat hij rechthebbende is op de foto en dat hij schade heeft geleden door de inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten door [gedaagde] . De door [eiser] gehanteerde licentievergoeding staat vermeld op zijn website.
Beoordeling
4. Niet bestreden is dat [eiser] het auteursrecht heeft op de foto. Op basis van de gepresenteerde gegevens is in dit geding ook afdoende aangetoond dat de door [gedaagde] gebruikte foto de foto van [eiser] is. Dat deze door [gedaagde] in een lagere resolutie is gebruikt maakt dat niet anders. Daarmee heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op het auteursrecht van [eiser] . Dat zij deze foto via internet heeft gevonden zonder dat daar een naamsvermelding bij stond, staat aan die inbreuk niet in de weg. Het is ook niet de verplichting van [eiser] om die beschikbaarheid te blokkeren, zoals [gedaagde] heeft betoogd. Dat er soortgelijke afbeeldingen van de Markthal te Rotterdam op internet te vinden zijn, staat aan de inbreuk en het onrechtmatige karakter daarvan door [gedaagde] evenmin in de weg.
5. [gedaagde] heeft de hoogte van de schade bestreden en daarbij verwezen naar de door haar gebruikte foto’s en licenties die zij heeft betaald voor haar website, maar deze tarieven kunnen niet als uitgangpunt dienen voor de door [eiser] geleden schade, nu niet duidelijk is waarop die tarieven zijn gebaseerd. Anderzijds is het onwaarschijnlijk dat indien [gedaagde] [eiser] langs de reguliere weg had benaderd zij het door [eiser] gehanteerde tarief had betaald, zodat het door [eiser] in dit geding gehanteerde tarief niet als uitgangspunt kan gelden. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de omvang van de schade ligt bij [eiser] . De enkele verwijzing naar zijn tarieven is gelet op de betwisting van de zijde van [gedaagde] onvoldoende. [eiser] heeft nagelaten afdoende overtuigende stukken in het geding te brengen waaruit valt op te maken dat hij deze foto voor de door hem gehanteerde tarieven ten behoeve van een website die vergelijkbaar is aan die van [gedaagde] , heeft geleverd. De wel door [eiser] overgelegde stukken bieden die duidelijkheid niet. Enerzijds omdat het deels om een offerte gaat en anderzijds omdat voor zover sprake is van facturen, daaruit niet blijkt wat de aard van de opdracht en opdrachtgever is en de omvang van de verspreiding. Bovendien blijkt daaruit niet dat het deze foto betreft. De verwijzing naar eerdere uitspraken, dan wel de tarievenlijst Stichting Beeld Anoniem geeft evenmin voldoende duidelijkheid omtrent de in dit geval door [eiser] geleden schade. Deze tarievenlijst is anders dan [eiser] kennelijk meent niet bedoeld om als onderbouwing van de schade in het individuele geval dienst te doen. De uitspraken bieden onvoldoende duidelijkheid nu er alleen uitspraken zijn overgelegd die het standpunt van [eiser] onderbouwen, maar er ook voldoende uitspraken, ook van Hoven, zijn die een andere lijn volgen. Dat leidt ertoe dat de schade, bij gebreke aan andere aanknopingspunten, zal worden geschat op
€ 50,00.
6. Voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten is geen aanleiding. De in het geding gebrachte eenvoudige brieven rechtvaardigen een dergelijke vergoeding niet, nu de kosten die daarmee gepaard gaan, geacht worden te zijn begrepen in een proceskostenveroordeling.
7. Er is evenmin aanleiding voor een volledige proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 1019h Rv. Het betreft hier een zeer eenvoudige zaak en het feit dat bij conclusie van repliek een aantal verweren van [gedaagde] besproken moet worden, leidt niet tot de conclusie dat de zaak daarmee een ingewikkelder karakter krijgt.
8. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
9. Nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, is er aanleiding de proceskosten tussen partijen als na te melden.
BESLISSING
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 50,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2020 tot aan de voldoening;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en getekend door mr. C.W. Inden, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.