vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer: 9031142 CV EXPL 21-2628
vonnis van: 16 juli 2021
fno.: 33623
vonnis van de kantonrechter
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigden: mrs. L. Nix en K.P.W. van der Sanden
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J. Fellinger
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 februari 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juni 2021. [eiser] is verschenen, vergezeld door twee zoons, zijn boekhouder [naam 1] en de gemachtigden. [gedaagde] is verschenen met [naam 2] en de gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] nog aanvullende producties overgelegd en heeft [eiser] een akte eiswijziging genomen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. [eiser] heeft opnieuw zijn eis gewijzigd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
Vordering en verweer
2. [eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, na eiswijzigingen, de ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.420,00 per maand tot aan de ontruiming, € 7.500,00 aan contractuele boetes, € 1.051,00 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3. Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] zijn verplichting uit de huurovereenkomst tot volledige en stipte betaling van de huur al jaren stelselmatig niet nakomt. Ook al is [gedaagde] nu bij met de huurbetalingen, de tekortkomingen uit het verleden rechtvaardigen de gevorderde ontbinding en ontruiming. Op grond van artikel 25.3 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst is [gedaagde] een boete verschuldigd wegens de te late betalingen.
4. [gedaagde] verzet zich tegen de ontbinding en ontruiming. Er liepen veel zaken door elkaar heen en pas vlak voor de zitting is duidelijkheid gekomen over de precieze hoogte van de huurachterstand. [gedaagde] heeft dat toen afgelost. [eiser] vond het ook goed dat [gedaagde] niet altijd stipt op de eerste van de maand betaalde. Verder doet [gedaagde] een beroep op huurkorting in verband met corona.
Beoordeling
5. In deze zaak gaat het allereerst om de vraag of de huurovereenkomst moet worden ontbonden. Daarna zullen de nevenvorderingen worden besproken.
6. Tussen partijen staat vast dat ten tijde van de zitting de huurachterstand geheel is ingelopen. Conform het geldend beleid is de ontbinding op grond van huurachterstand niet toewijsbaar.
7. [eiser] heeft de ontbinding ook gegrond op stelselmatige tekortkoming van [gedaagde] in de tijdige betaling van de huurprijs. Alhoewel uit de overgelegde betaaloverzichten voldoende is gebleken dat meermalen [gedaagde] in gebreke is geweest om de huurprijs tijdig en volledig te voldoen ziet de kantonrechter daarin thans geen aanleiding om de huurovereenkomst te ontbinden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
8. Voorop wordt gesteld dat [gedaagde] niet eerder tot betaling van huurachterstand is veroordeeld. Verder is van belang dat [eiser] bij het aangaan van de huurovereenkomst ook andere betaalverplichtingen is aangegaan in het kader van een overeenkomst van geldlening en pacht van de onderneming in het gehuurde. Ter zitting is besproken dat de administratie van de verschillende betalingen van [gedaagde] , mede in verband met contante betalingen, niet steeds inzichtelijk is (geweest). Daar komt bij dat de ontijdige en onvolledige huurbetalingen deels hebben plaats gevonden tijdens de corona pandemie. Volgen [gedaagde] zou hij eerst uitstel van betaling hebben gekregen, maar werd dit hem vervolgens niet toegestaan, en moest alles worden betaald. Ook heeft [gedaagde] zich beroepen op een afspraak met [eiser] , die zou inhouden dat [gedaagde] de huur ook later dan de eerste van de maand mag betalen. Het bestaan van dergelijke afspraken heeft [eiser] betwist. Hoe dit ook zij, vast staat dat [gedaagde] thans de volledige huur heeft betaald en dat hij groot belang heeft bij het beschikking blijven houden over de bedrijfsruimte.
9. In de gegeven omstandigheden, en gelet op de door [gedaagde] te betalen contractuele boete wegens de ontijdige betaling van de huurprijs (waarover hierna meer) is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde ontbinding nu niet gerechtvaardigd is.
10. Het beroep van [gedaagde] op huurkorting wegens corona kan niet slagen. Hiervoor is vereist dat [gedaagde] concreet stelt en onderbouwt dat hij door corona omzetverlies heeft geleden. Op zijn minst mag dan van [gedaagde] worden verwacht dat hij inzicht geeft in zijn omzetcijfers over 2019 en 2020. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Zijn aanbod op zitting om deze cijfers alsnog te overleggen, is te laat. [gedaagde] had dat immers ook al bij antwoord kunnen en moeten doen. Een en ander daargelaten dat [gedaagde] evenmin bij antwoord de voor huurkorting vereiste vordering in reconventie op de wettelijk voorgeschreven wijze heeft ingesteld.
11. Onbestreden is dat in de artikelen 4.8 en 4.10 van de huurovereenkomst is bepaald [gedaagde] gehouden is de huur uiterlijk voor de eerste dag van de periode waar de huur betrekking op heeft te voldoen. [gedaagde] heeft de voorwaarden en condities van de door hem aangevoerde uitgestelde betaling tegenover de betwisting van [eiser] niet geconcretiseerd, en ook niet onderbouwd met bewijsstukken. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de huur uiterlijk op de eerste dag van de maand had moeten worden betaald. Uit de overgelegde betaaloverzichten en betaalbewijzen blijkt dat [gedaagde] in de periode augustus 2020 tot en met juni 2021 (de periode waarop de gevorderde contractuele boete betrekking heeft) niet op tijd heeft betaald. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de contractuele boete, met inachtneming van het volgende.
12. Volgens vaste rechtspraak van de rechtbank Amsterdam en inmiddels ook het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2019:4499) dient de boetebepaling waar [eiser] zich op beroept aldus te worden uitgelegd dat de [eiser] voor iedere maand of gedeelte daarvan dat er huurachterstand bestaat 1% boete over de gehele op dat moment bestaande achterstand mag berekenen (met een minimum van € 300,00) per maand achterstand of gedeelte daarvan zonder dubbeltelling of repetitie. De vordering tot betaling van boete zal met inachtneming daarvan worden toegewezen als na te melden en het meer gevorderde wordt mitsdien afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
13. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gesteld en met bewijsstukken onderbouwd dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure.
14. [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 3.300,00 aan contractuele boetes.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- exploot € 85,81
- salaris € 622,00
- griffierecht € 507,00
-----------------
totaal € 1.214,81
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.