1 [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats 1] (Verenigd Koninkrijk),
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] (Verenigd Koninkrijk),
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats 1] (Verenigd Koninkrijk),
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats 1] (Verenigd Koninkrijk),
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats 2] ,
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats 3] (Verenigd Koninkrijk),
eisers,
advocaat mr. A.H. Ekker te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UBER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
niet verschenen.
2 De beoordeling
2.1.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
2.2.
Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.3.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht 1.666,00
- salaris advocaat 1.770,00 (1,0 punt × tarief € 1.770,00)
Totaal € 3.536,89
3 De beslissing
De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de besluiten van gedaagde aangaande de beweerdelijke schending van door gedaagde gehanteerde voorwaarden en/of de beweerdelijke frauduleuze handelingen van eisers en/of de beëindiging van de tussen gedaagde en eisers bestaande overeenkomst en/of deactivering van de door Uber Driver accounts van eisers zijn aan te merken als uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, waaronder profilering, gebaseerde besluiten waaraan voor eisers rechtsgevolgen zijn verbonden of die hen anderszins in aanmerkelijke mate treffen, in de zin van artikel 22 lid 1 AVG,
3.2.
vernietigt de geautomatiseerde besluiten van gedaagde aangaande de beweerdelijke schending van door gedaagde gehanteerde voorwaarden en/of de beweerdelijke frauduleuze handelingen van eisers en/of de beëindiging van de tussen gedaagde en eisers bestaande overeenkomst en/of deactivering van de door Uber Driver accounts van eisers,
3.3.
beveelt gedaagde om binnen een week na betekening van dit vonnis de deactivering van de Uber Driver account van eisers ongedaan te maken,
3.4.
veroordeelt gedaagde om aan eisers een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 3.3. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
3.5.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiser sub 1 te betalen een bedrag van € 19.012,00, (negentien duizendtwaalf euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiser sub 2 te betalen een bedrag van € 15.968,00, (vijftien duizendnegenhonderdachtenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiser sub 3 te betalen een bedrag van € 16.012,00, (zestien duizendtwaalf euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.8.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiser sub 4 te betalen een bedrag van € 19.518,00, (negentien duizendvijfhonderdachttien euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.9.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiser sub 5 te betalen een bedrag van € 8.206,00, (acht duizendtweehonderdzes euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.10.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiser sub 6 te betalen een bedrag van € 20.258,00, (twintig duizendtweehonderdachtenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.11.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eisers te betalen een bedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 30 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.12.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 3.536,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.13.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de bepalingen onder 3.2. tot en met 3.12. uitvoerbaar bij voorraad,
3.14.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021.1