I. de huurprijs van het gehuurde over de periode 12 maart tot en met 15 juni 2020 te verlagen met 100%, althans met een in goede justitie te bepalen percentage, en over de periode 16 juni tot en met 31 december 2020, althans voor de duur van een in goede justitie te bepalen periode, te verlagen met 75%, althans met een in goede justitie te bepalen percentage, althans haar te ontslaan van haar betalingsverplichting uit de huurovereenkomst voor de hiervoor genoemde percentages en periodes;
II. dat Deka dient te gehengen en te gedogen dat de resterende huurpenningen, die Palace Hotel op basis van het onder I. gevorderde nog zou dienen te betalen over de periode april tot en met december 2020, door haar uitgesteld worden voldaan aan Deka in 60 gelijke maandelijkse termijnen, althans in goede justitie te bepalen termijnen, te starten op 1 januari 2023, althans op een in goede justitie te bepalen termijn;
III. Deka te verbieden, op straffe van een dwangsom, om volledige betaling te verlangen van de huur over april tot en met december 2020, althans om van Palace Hotel betaling te verlangen van de huur over deze maanden voor zover die het onder I. en II. toegewezen bedrag of percentage aan huurprijsvermindering te boven gaat;
IV. Deka te verbieden, op straffe van een dwangsom, om bezwarende rechtsmaatregelen te treffen voor door Palace Hotel op grond van dit vonnis onbetaald gelaten huurpenningen over april tot en met december 2020;
V. Deka te verbieden, op straffe van een dwangsom, om een boete of rente in rekening te brengen voor door Palace Hotel op grond van dit vonnis onbetaald gelaten huurpenningen;
VI. voorwaardelijk, voor het geval wordt geoordeeld dat het onder I. tot en met V. gevorderde alleen in een bodemprocedure kan worden toegewezen, om aan een veroordeling van Deka de voorwaarde te verbinden dat Palace Hotel binnen een maand na het wijzen van dit vonnis een bodemprocedure aanhangig maakt;
VII. Deka te veroordelen in de proces- en nakosten.