13. [verweerder] verzoekt primair de verzoeken van Lebara af te wijzen. Subsidiair bepleit hij - indien het verzoek van Lebara op één van de gronden wordt toegewezen - dat hem de wettelijke transitievergoeding ad € 79.394,92 bruto wordt toegekend, een billijke vergoeding van € 531.820,56 bruto en een extra vergoeding (de cumulatie-vergoeding) ter hoogte van de helft van de transitievergoeding, zijnde € 39.697,46 bruto.
13. [verweerder] voert – samengevat – aan dat de in het verzoekschrift genoemde gronden voor het ontslag onvoldoende zijn om een ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen. Hij stelt dat de verwijten niet juist, onterecht of niet onderbouwd zijn.
13. [verweerder] voert allereerst inhoudelijk verweer tegen de door Lebara genoemde verwijten zoals genoemd in ov 1.14.
13. [verweerder] was als [functie] wel betrokken bij de verkoop van de aandelen Lebara, YGT en YT aan Palmarium (en Cenover), maar niet bij de wijze waarop Palmarium deze aankoop zou financieren. [verweerder] had ook geen kennis van of contact met de investeerders en geen enkele betrokkenheid bij de voorwaarden van de financiering of hoe Lebara naar eventuele investeerders werd gepresenteerd. Vieo en Palmarium waren derden en maakten geen deel uit van de Lebara Group. Zij hadden hun eigen adviseurs.
13. [verweerder] heeft zich wel bezig gehouden met de zogenoemde Vendor Due Diligence VDD), dat was zijn rol bij Lebara. PWC heeft in opdracht van Lebara Mobile Group deze VDD opgesteld, maar die ging ook maar beperkt over de waardebepaling. [verweerder] is er niet ínhoudelijk bij betrokken geweest. Er was ook geen sprake van een belangenconflict; de prijs voor Lebara stond vast, die was niet onredelijk (7 keer de EBITDA) en Palmarium kende de vennootschappen beter dan wie dan ook. Welk verwijt [verweerder] dan ook wordt gemaakt, is niet duidelijk. Van de verkoopprijs voor Lebara, YGT en YT waren de kosten van de bonussen al afgetrokken. De verkopers (de oprichters) betaalden derhalve deze bonus; niet de koper.
13. [naam 1] heeft [verweerder] op 12 februari 2019 geïnstrueerd ervoor te zorgen dat de factuur van Illuminare werd ontvangen en voldaan. Er was voor [verweerder] geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de werkzaamheden niet voor Lebara maar voor Vieo (of zelfs helemaal niet) werden verricht. Het was al eens eerder voorgekomen dat op deze wijze een factuur door [verweerder] voor [naam 1] werd geaccordeerd, waarbij de secretaresse van [naam 1] verwees naar diens instructie dat er nog dezelfde dag betaald moest worden. De overeenkomst met de vennootschap Paysure is nooit tot stand gekomen.
13. De documentatie van Lebara en de overige vennootschappen is op orde, ondanks de onderbezetting van het legal team. Er wordt ook niet duidelijk gemaakt welke documentatie ontbreekt.
13. Verder voert [verweerder] aan dat Lebara al sinds 8 oktober 2019 bezig is [verweerder] buiten de deur te zetten, tegen een zo laag mogelijke vergoeding. Allereerst door te proberen op basis van een onjuiste voorstelling van zaken het beeld te schetsen dat de functie van [verweerder] zou komen te vervallen, waarbij hem een beëindigings-overeenkomst werd aangeboden. Toen [verweerder] weigerde, werd hem een functie in het Verenigd Koninkrijk aangeboden met zeer slechte arbeidsvoorwaarden. Hij zou alleen betaald worden als er cashflow was en moest afstand doen van iedere ontslag-bescherming en van zijn SIS-bonus. Hoewel de gesprekken gaande waren over de beëindigingsovereenkomst, werd het voorstel ingetrokken en werd er jegens hem een onderzoek gestart. Dat onderzoek heeft geleid tot deze ontbindingsprocedure, hoewel [naam 2] geen van de beschuldigingen ook maar enigszins aannemelijk heeft kunnen maken. Voorstellen van [verweerder] om in gesprek te blijven eventueel met behulp van een mediator, zijn steeds afgewezen.
13. E-grond
[verweerder] was niet bekend met de afspraken rond de financiering van de koopprijs. Er was geen sprake van een belangenconflict en hij had geen belang bij een succesvolle verkoop aan Vieo. Niet staat vast dat er onrechtmatigheden zijn voorgevallen bij de financiering van de koop/verkoop en welke rol [verweerder] daarin heeft gespeeld. De verwijten worden [verweerder] onterecht gemaakt. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is dan ook geen sprake.
13. G-grond en I-Grond
Volgens [verweerder] is ook geen sprake van een verstoorde arbeidsrelatie, althans voor zover die er is, is die uitsluitend veroorzaakt door Lebara. Lebara dient de verstoring dan eerst te proberen op te lossen, eventueel met behulp van een mediator. Een weigering daartoe mag geen grond zijn om nu de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Bovendien ontkent [verweerder] dat er geen mogelijkheden zijn om hem te herplaatsen. Er is geen sprake omstandigheden die zodanig zijn dat van Lebara niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Er is geen sprake van een g-grond, noch van een e-grond en dus ook niet van een i-grond.
13. Transitievergoeding, billijke vergoeding en cumulatievergoeding
Als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] hem de transitievergoeding van € 79.394,92 bruto toe te kennen. Er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, zodat [verweerder] aanspraak kan maken op de transitievergoeding en de opzegtermijn van 6 maanden in acht dient te worden genomen.
13. [verweerder] dient voorts schadeloos te worden gesteld voor het handelen van Lebara middels een billijke vergoeding. Er is inmiddels al geruime tijd verstreken na zijn onterechte schorsing en dit tijdsverloop, waarin [verweerder] op geen enkele manier bereikbaar was en is, is zeer schadelijk voor zijn goede naam en reputatie.
13. [verweerder] is kostwinner van zijn gezin, de schorsing is diffamerend voor [verweerder] en het is aannemelijk dat hij anderhalf of twee jaar nodig zal hebben voordat hij een nieuwe baan heeft. Zijn inkomen over één jaar bedraagt € 265.910,28 bruto en dus over twee jaar € 531.820,56 bruto. Een billijke vergoeding van dit bedrag is op zijn plaats.
13. Als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de i-grond - hoewel de gronden ook samen niet voldragen zijn - dan verzoekt [verweerder] hem de cumulatievergoeding van € 39.697,46 bruto toe te kennen.