RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/994001-15 (A) en 13/994002-15 (B)
Datum uitspraak: 26 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
gevestigd op het adres [adres] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 oktober 2018 en 26 februari 2019.
De rechtbank heeft op 18 oktober 2018 een tussenbeslissing gewezen (hierna: ‘de tussenbeslissing’). De tussenbeslissing is als bijlage II aan dit vonnis gehecht en de inhoud daarvan geldt onverkort. Na de tussenbeslissing zijn door [verdachte] en door het Openbaar Ministerie schriftelijke uitlatingen met producties in het geding gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.C. Visser en van wat door [persoon] , oud-algemeen directeur en vertegenwoordiger van [verdachte] , en door de raadsvrouw mr. M. Heemskerk - de Waard naar voren is gebracht.
Op 26 maart 2019 is de behandeling ter terechtzitting, die op 26 februari 2019 heeft plaatsgevonden, gesloten en vervolgens is direct uitspraak gedaan.
2 Tenlastelegging
Aan [verdachte] (hierna: [verdachte] ) is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan
- het op 30 juni 2013 te Amsterdam opzettelijk in het water van de Usselincxhaven brengen van een hoeveelheid gasolie, zonder vergunning en/of vrijstelling en/of terwijl artikel 6.3 Waterwet niet van toepassing was;
- het opzettelijk niet alle maatregelen treffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken door:
o a. er niet voor te zorgen dat opslagtank C115 nog geschikt was om haar primaire taak te vervullen
o b. er niet voor te zorgen dat de fundatie van de tank zodanig was dat geen ontoelaatbare spanningen en vervormingen in de tank konden optreden en/of
o c. er niet voor te zorgen dat voldoende inspecties, onderhoud en/of herstelreparaties aan de tank of tankterp zijn uitgevoerd.
Dit is subsidiair tenlastegelegd als het overschrijden van de in vergunningvoorschrift 1.2.1 opgenomen degradatielimieten.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd geldt.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage III vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
omstreeks 30 juni 2013 te Amsterdam, vanuit haar inrichting aan [adres] ,
een hoeveelheid gasolie, heeft gebracht in het water van de Usselincxhaven, in elk geval een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet, terwijl:
a. daartoe geen strekkende vergunning was verleend door de Minister van Verkeer en Waterstaat, dan wel het bestuur van Stichting Waternet, althans het betrokken waterschap, en
b. daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, en
c. artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was;
omstreeks 30 juni 2013 te Amsterdam, als degene die een inrichting aan [adres] dreef, die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoorde en waarop het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing was,
niet alle maatregelen heeft getroffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken, immers heeft zij:
a. er niet voor gezorgd dat opslagtank C115 nog geschikt was om haar primaire functie - het opslaan van een product - te kunnen vervullen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
23, 24, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
1a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten;
6.2 van de Waterwet;
8.40 van de Wet milieubeheer;
5 en 25 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 8.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 100.000,00 (honderdduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2019.