14. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn het verzoek en het tegenverzoek dermate verweven dat deze gezamenlijk beoordeeld kunnen worden.
14. Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of DRP met het ontslag op staande voet de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] rechtsgeldig heeft doen eindigen, en daarmee om de vraag of sprake is (geweest) van een dringende reden. Indien dat het geval is, komt aan de orde de vraag of [verzoekster] een transitievergoeding toekomt.
14. Bij de beantwoording van de vraag of de aan een ontslag op staande voet ten grondslag gelegde redenen als dringend in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW hebben te gelden, moeten mede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden betrokken, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag voor hem zou hebben. Maar ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (vgl. HR 21 januari 2000, LJN AA4436, NJ 2000, 190). In dat verband overweegt de kantonrechter als volgt.
14. Dringende reden
Tussen partijen staat vast dat [verzoekster] in oktober 2016 een aantal goederen heeft meegenomen, zonder van plan te zijn deze te betalen. Evenmin is in geschil dat [verzoekster] ervan op de hoogte was, dat het meenemen van goederen - ook die goederen die anders zouden worden weggegooid - door DRP als diefstal wordt aan-gemerkt en dat bij diefstal ontslag op staande voet volgt. Dit is expliciet zo opgenomen in het bedrijfsreglement. [verzoekster] is in juni 2016 er nog op gewezen dat zij het bedrijfsreglement diende na te leven, terwijl anders DRP direct en onherroepelijk zou overgaan tot beëindiging van het dienstverband.
14. [verzoekster] heeft aangevoerd dat het slechts een pak optimel, dat over de datum was, en een beperkte hoeveelheid van de personeel-barbecue overgebleven zalmsalade betrof. Deze goederen zouden anders worden weggegooid. De andere goederen (een mandarijn en een banaan) heeft [verzoekster] wel betwist te hebben meegenomen, althans zij heeft gesteld dat zij deze dezelfde dag had afgerekend. Daarnaast heeft [verzoekster] gewezen op haar leeftijd, haar lange staat van dienst van DRP en de ernstige gevolgen, die ontslag op staande voet voor haar mee brengen.
14. DRP heeft gewezen op het strikte beleid dat zij dient te voeren, dat er juist is om het grijze gebied te vermijden. De exit-controle is op de juiste manier uitgevoerd, door een onafhankelijke organisatie. [verzoekster] was gewaarschuwd, zelfs meer dan eens. DRP kon daarmee niet anders meer, dan overgaan tot ontslag op staande voet.
14. Naar het oordeel van de kantonrechter is de onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking door DRP in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd geweest. DRP heeft onweersproken gesteld dat zij als detailhandelorganisatie met een sterk verhoogd diefstalrisico te maken heeft en dientengevolge, mede ter voorkoming van precedenten, genoodzaakt is met strikte procedureregels te werken.
14. Dit strikte beleid is geformuleerd in het bedrijfsreglement waarvan [verzoekster] heeft erkend dat zij daarmee bekend was. Bovendien zijn deze regels herhaaldelijk en zeer recent nog uitdrukkelijk onder de aandacht van [verzoekster] gebracht.
14. De persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] leiden niet tot een ander oordeel. Enerzijds heeft [verzoekster] onvoldoende onderbouwd dat zij zich geen inkomen of uitkering kan verwerven, en anderzijds wegen de belangen van DRP bij het voorkomen van iedere vorm van diefstal door haar eigen personeel, zwaarder. Dat de optimel ‘over de datum” was en de zalmsalade eerder ter consumptie (ter plekke) aan het personeel beschikbaar was gesteld, maakt dat niet anders. Ook die goederen worden in het bedrijfsreglement overduidelijk genoemd en daarvoor valt begrip op te brengen.
14. Het register
Ook de opname in het register acht de kantonrechter rechtvaardig. Dat het gaat om goederen met een beperkte waarde, betekent niet dat DRP geen belang heeft bij opname in dat register. Ware dat anders, dan zou bij een reeks van kleine vergrijpen, die wel voor werkgevers schadeposten opleveren, opname niet mogelijk zijn. Dat acht de kantonrechter niet gewenst.
14. Tegenverzoek
Nu het verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van de opzegging wordt afge-wezen, en er dus thans geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, zal het verzoek van DRP wegens gebrek aan belang worden afgewezen. Ten aanzien van de verreke-ning van de schadevergoeding uit hoofde van artikel 7:677 lid 2 en 3 BW met het laatste salaris van [verzoekster] is geen verzoek ingesteld, zodat de kantonrechter daarover geen beslissing neemt.
14. Nu de kantonrechter direct een eindbeschikking geeft, is er geen ruimte voor het treffen van voorlopige voorzieningen. Dit verzoek van [verzoekster] zal derhalve worden afgewezen.